112
DONDERDAG 2 MEI 1918.
stukken als haar meening te kennen gegeven, dat het, waar
wij twee en een half jaar geleden terecht heeft de heer
van der Pot gezegd, dat het niet anderhalf, maar twee en
een half jaar geleden is in publieke veiling het aangren
zend perceeltje hebben, gewenscht was in die richting voort
te gaan. De heeren, die op de hoogte zijn van den toestand
op die plek daar, zullen wel inzien, dat wij in de richting,
welke wij twee jaren geleden hebben ingeslagen, moeten
doorgaan en dat het verkeerde financieele politiek zou zijn
zich door die paar honderd gulden, welke dit huisje duurder
zou zijn, te laten afschrikken van het voortwerken in die
richting. De heer van der Pot heeft met groote bezorgdheid
voor de financiën van de gemeente het standpunt van de
minderheid verdedigd, maar het komt de meerderheid vooren
ik hoop, dat de meerderheid van den Raad die meening zal
deelen dat wij hier niet alleen moeten letten op de finan
ciën, maar ook het oog moeten richten op de toekomst. En
als wij dat doen, ligt het zeker in die richting om de ge
legenheid te openen daar, waar vroeger de Oranjemolen
stond en welk terrein wordt onderbroken door dat tijdelijk
plantsoen en door de Jan van Houtkade, het plantsoen
uit te breiden, opdat men van het plantsoen langs een Hin
ken weg naar de stad kan komen. De heer van der Pot
heeft gezegd, dat de toegang niet zoo nauw is, n 1. 40 M.,
maar het hangt er geheel van af hoe die toegang is. Het is
een heel leelijke plek. Men kan er anders over denken, maar
de meerderheid van het College komt het voor, dat er geen
reden is stil te blijven staan en dat wij, nu wij dat huisje
voor een matigen prijs kunnen krijgen, die gelegenheid niet
mogen laten voorbijgaan. Wij gaan dat huisje thans niet
afbreken; wij hebben het in de hand dat te doen, zoodra
wij dat willen. Vóór dien tijd behoeven wij ons niet bezorgd
te maken, dat door het afbreken van die woning voor een
paar menschen de woningnood, ook maar een klein beetje,
zou toenemen. Maar ik herhaal: het huisje wordt pas afge
broken, wanneer de Raad meent, dat de tijd daarvoor ge
komen is.
Wanneer men het pand later zou willen hebben, zou men
het niet dan tegen een hoogen prijs kunnen koopen. Waar
men het perceel thans voor 1800 zou kunnen koopen, daar
geloof ik, dat de Raad verstandig zal doen op het voorstel
van Burgemeester en Wethouders in te gaan.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil verklaren, dat ik mede
zal gaan met de minderheid van Burgemeester en Wethou
ders en dat ik niet voor het voorstel van Burgemeester en
Wethouders zal stemmen.
Ik zou bijna woord voor woord kunnen onderschrijven,
wat door den heer van der Pot is gezegd. IJwe verdediging
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft mij
ook niet van gedachte kunnen veranderen. Wanneer wij niet
van plan zijn, dat perceel dadelijk af te breken, behoeven
wij het ook nog niet terstond aan te koopen, omdat de
prijs,, thans gevraagd, niet van dien aard is, dat wij bang
moeten zijn het over eenige jaren voor dien zelfden prijs
niet meer te kunnen koopen, te meer waar het vorige per
ceel groot 126 M2. gekocht is voor f 1350, terwijl voor dit
groot 100 M2. f 1800 wordt gevraagd. U Mijnheer de Voor
zitter zou het zoo heel erg niet vinden, wanneer dit perceel
werd afgebroken. De woningnood zou er evenwel door wor
den vere7'gerd. Huizen te gaan bouwen voor f 4300 en er
een af te breken van f 1800 is m.i. het paard achter den
wagen spannen en ruïneus voor de gemeentefinanciën. Laten
wij de huizen behouden, die er zijn en laat voorloopig de
eigenaar voor eigen rekening dat pand verhuren. Het argu
ment, dat men de huizenrij in het Plantsoen daar ter plaatse
zou willen doortrekken, slaat het argument, dat dit huisje
zou moeten worden afgebroken, omdat de toegang tot het
Plantsoen daar ter plaatse niet breed genoeg is, dood! In
de middagzitting van heden is nog betoogd dat men de
finanicëele omstandigheden der gemeente in het oog moet
houden. Dit is een argument, dat terecht ieder oogenblik
naar voren wordt gebracht. En nu zouden wij, n'en déplaise
de gemeentefinanciën een huis gaan koopen, dat veel te
duur is? Tot mijn leedwezen zal ik mijn stem aan dat voor
stel niet kunnen geven.
De heer Eerdmans. M. d. V. Nu er uit den Raad eene
stem is vernomen tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, heb ik het woord gevraagd om een stem te
doen hooren vóór het voorstel van de meerderheid van
Burgemeester en Wethouders.
Er is in dat College wel eens gesproken van continuiteit.
Waar thans eenmaal een huis daar ter plaatse is aangekocht,
zal ieder, die dat terrein heeft gezien, de wenschelijkheid er
van gevoelen om ook het andere perceel in gemeente-eigen
dom te verkrijgen. Die huizen toch zijn oud en op den duur
kan de huidige toestand niet bestendigd blijven. Ik acht het
een wijs beleid om nu de gelegenheid zich voordoet, dit
huis aan te koopen. Door de afbraak van den molen is de
toestand daar ter plaatse zeer veranderd, waarom het ge
wenscht is in de toekomst daar de vrije hand te hebben.
Hieruit volgt, dat, waar de eerste stap op dien weg is gezet,
men hierop voort moet gaan. Wij behoeven het huis thans
niet af te breken. Wanneer wij het huis later zouden willen
koopen, zouden wij wel eens op groote moeilijkheden kunnen
afstuiten. Afgezien van alle mogelijke plannen wat betreft
den toegang tot de Geeregracht, acht ik het gewenscht mede
te gaan met het voorstel van de meerderheid van. Burge
meester en Wethouders.
Ik ben dan ook voornemens mijn stem vóór dat voorstel
uit te brengen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou mijn beginsel ontrouw
worden, wanneer ik vóór den aankoop van dit huisje stemde.
Bij een vorige gelegenheid daarop heeft de heer Fokker
wellicht gedoeld heb ik, toen er sprake was van liet
aankoopen van een perceel achter het Archiefgebouw, dat
ook bestreden en op dezelfde gronden als waarop de heer
Fokker dit voorstel heeft bestreden, in de eerste plaats, omdat
het huisje te duur is en in de tweede plaats, omdat wij het
niet bepaald noodig hebben. Wij hooren telkens weer van
de benarde financiëele omstandigheden dezer gemeente en
om nu royaal te doen en huisjes te koopen, acht ik niet in
het belang van de gemeente. Ik vind het ook niet noodig,
want de heer Eerdmans kan wel zeggen, dat wij dit huisje
moeten koopen en verhuren om het bij tijd en wijle te
gebruiken, maar, als wij in dezen duren tijd slechts een
huis kunnen koopen, dat naar de marktwaarde te duur is,
behoeven wij niet bevreesd te zijn, dat wij het later, als wij
het moeten gebruiken, nog duurder zullen moeten betalen,
want de eigenaren van die huisjes zullen wel eieren voor hun
geld kiezen en hun eigendommen wel van de hand doen,
zoodra zij daarvoor een redelijken prijs kunnen krijgen.
Er komt nog bij, dat wij dit huisje toch niet zullen
afbreken, zoolang er zulk een schaarschte aan huizen bestaat.
Alles samengenomen, zullen wij naar ik meen geen ver
standige financieele politiek voeren door dit huisje aan te
koopen. Als wij het bepaald noodig hadden, zou ik er voor
zijn het te doen, maar de verbetering, welke de heer Eerd
mans en anderen zich denken, krijgen wij toch niet en een
groote ontsiering vind ik het huisje nog niet eens.
Ik zal stemmen tegen dit voorstel en ik moet mijn mede
leden aanraden ook niet met dit voorstel mede te gaan.
De heer Wilmer. M. d. V. Straks is er door den heer van
der Pot aan herinnerd, dat ik tegen den aankoop van het
gebouw achter het Archief was, omdat dat een te groote
royaliteit zou zijn. Ik zou ook tegen dit voorstel zijn, indien
ik dezen aankoop ook als zoodanig beschouwde, maar ik kan
mij wel vereenigen met hetgeen Prof. Eerdmans heeft gezegd.
Zou het nu niet, waar wij eenmaal een stap in die richting
hebben gedaan, consequent zijn nog een stap verder te gaan.
Zou het juist geen royaliteit zijn een uitgave van een paar
jaren geleden doelloos te maken? Door dit huis niet te koo
pen maken wij die uitgave doelloos en in zekeren zin vruch
teloos. Om die uitgave vruchtbaar te doen zijn, moeten wij ons
ook deze uitgave getroosten. Indien het 't eerste pand was,
dat daar gekocht was, zou ik mij daartegen verzetten om dezelfde
reden als waarom ik mij verzet heb tegen deri aankoop van het
gebouw achter het Archief. Maar nu zullen wij moeten doorgaan,
willen wij de gemeente niet het aan een vroegeren aankoop
verbonden voordeel onthouden, in de eenmaal ingeslagen
richting. Misschien weet de heer van der Pot mij duidelijk
te maken, dat ik ongelijk heb, maar vooralsnog meen ik, dat
wij op dit voorstel moeten ingaan, op stralfe anders de gemeente
door onze inconsequente houding nadeel te berokkenen.
De heer Zwiers. M. d. V. Het is mij nog niet duidelijk waar
voor de gemeente dit huisje noodig heeft en ik ga mede met
den heer van der Pot, die bezwaar heeft om in dezen duren tijd
dergelijke uitgaven te doen. Het huisje breken wij toch niet
af, zoodat wij ons doel niet bereiken. Hetgeen de heer Wilmer
zegt, versterkt mij nog in mijn meening, en ik begrijp niet,
dat deze met het voorstel medegaat. Hij verklaart, dat wij
met het aankoopen van het eerste huisje op een verkeerden
zijn gegaan, maar nu wij eenmaal op dien weg zijn, moeten
wij maar doorloopen. Neen, zou ik zeggen, beter ten halve
gekeerd dan ten heele gedwaald en laten wij er mede ophou
den den verkeerden weg te volgen. Volgens zijn eigen rede
neering moest de heer Wilmer tegen dit voorstel zijn. Op
zichzelf vind ik dit voorstel niet verkeerd, want op den duur
moeten wij komen tot amoveering van die perceelen, maar
voor het oogenblik acht ik den gevraagden prijs te hoog, ter
wijl het doel, waarvoor wij het pand willen koopen in de
eerste jaren niet kan worden bereikt. Ik ben van meening,
dat wij later dit huis voor minder geld zullen kunnen
koopen.