DONDERDAG 2 MEI 1918. Ill voor ons verdrietig, dat wij zooveel langer daarop moeten wachten. Ik geloof, dat de zaak werkelijk zoo is. In dat verband heb ik ook tegen den heer van der Lip gezegd, dat hier alleen op het gemeentebelang moest worden gelet, zonder daarmee te hebben willen zeggen, dat hij dit ook niet doen zou. Ik moet daarom erkennen, dat het voorstel van Curatoren en de Commissie van Toezicht mijne sympathie niet heeft. Wanneer hier binnenkort aanhangig mocht komen een herziening van de salarissen der leeraren van de Hoogere Burgerschool wat ik geloof, dat gebeuren zal, omdat op de staatsbegrooting een bedrag is uitgetrokken voor verhooging van de salarissen der leeraren aan de Rijks Hoogere Burger scholen, ingaande 1 Januari 1918 dan kunnen wij de zaak onder de oogen zien, maar indien wij nu weer trachten in de verordening op te nemen wat de Raad indertijd met 23 tegen 5 stemmen heeft verworpen dat was het geval met hetgeen in die adressen verzocht wordt dan kunnen wij wel altijd bezig blijven. En waar het geldt twee ambtenaren, die slechts naar aanleiding van de nieuwe algemeene traktementsregeling op het idee zijn gekomen deze wijziging te vragen en bij hun colleges van toezicht daarvoor sympathie hebben gevon den dat die colleges ook in het belang van het onderwijs vrijheid hebben gevonden hun adressen in te dienen, spreek ik niet tegen, maar de stoot kwam van die ambtenaren zei ven moet ik den Raad ten sterkste adviseeren het prae- advies van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren Jaeger, Boot, Knappert, Eerd- mans, Hoogenboom, van der Pot, van der Lip, Aalberse, Fabius, de Boer, van Romburgh, Sijtsma, Sasse, van der Eist en Zwiers. Vóór stemmen de heeren A. Mulder, Pera, van Hamel, Bots Timp, J. P. Mulder, Fokker, van Tol en Wilmer. (De heer Huurman had de vergadering inmiddels verlaten.) De Voorzitter. De beste oplossing zal zijn, dat Burge meester en Wethouders deze uitspraak als een motie beschou wen en in de eerstvolgende vergadering met een voorstel komen om in de salarisregeling van den Rector van het Gym nasium en den Directeur van de Hoogere Burgerschool wijzi ging te brengen. De heer Eerdmans. M. d. V. Het zal mij zeer aangenaam zijn, als Burgemeester en Wethouders dat willen doen. Ik heb zelf geen voorstel willen indienen, vertrouwende, dat dit wel van de zijde van het College van Burgemeester en Wet houders zou geschieden. De Voorzitter. Ik deel mede, dat deze vergadering heden avond zal worden voortgezet. De heeren zullen daarop wel hebben gerekend. Ik stel voor weder bijeen te komen te half negen. Wordt dienovereenkomstig besloten. XIX. Voorstel tot aankoop van het perceel Geeregracht No. 54 en tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 102). De Voorzitter schorst thans de openbare vergadering tot des avonds half negen en doet de deuren sluiten. Voortzetting van de geschorste zitting des avonds half negen. Behalve de leden, die in de middagvergadering afwezig waren, zijn thans ook afwezig de heeren van der Eist, Boot, Hoogenboom, Huurman, Timp, van Gruting, Fabius, van Romburgh en Sijtsma. Aangezien de Burgemeester nog niet ter vergadering aan wezig is, neemt de heer van Hamel het Voorzitterschap waar. De Voorzitter. De Burgemeester heeft mij getelefoneerd, dat hij hedenavond wat later zou komen. Aan de orde is thans de behandeling van punt XIX van de agenda. De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Zooals uit de ingekomen stukken blijkt, is er eene minderheid in het College van Burgemeester en Wethouders, die meent den Raad den aan koop van dit perceel te moeten ontraden. Daar ik tot de minderheid van het College van Burgemeester en Wethou ders behoor, zou ik met een enkel woord willen motiveeren, waarom zij tegen de aanneming van dit voorstel is. Het be treft hier dunkt mij eene uitgave van dit soort, waarvan een vorig maal waar toen rn. i. ten onrechte de heer Wil mer bftuogde, dat in dezen tijd de gemeente daaraan niet mag doen. Ik beschouw den aankoop van dit perceel met de bedoeling het te eeniger tijd te amoveeren, als een luxe uit gave en wil dit huisje afbreken om den toegang daar ter plaatse te verbreeden en omdat het weinig oogelijk is. Voor de verbreeding van den toegang Geeregracht en 4e Binne- vestgracht naar het Plantsoen acht ik het amoveeren van dit perceel niet noodig. De toegang daar ter plaatse is zelfs zeer breed, zeker 20 M. Zoo breed zelfs, d£tt men daar een gras perk heeft aangelegd, hetwelk men zou kunnen verwijderen om den toegang eens zoo breed te maken als deze thans is. Daarvoor is de aankoop van dit perceel derhalve niet noodig. Wat de onoogelijkheid betreft moet ik zeggen, dat ik het huisje wel niet mooi vind, maar zoo heel leelijk toch ook niet. Het is nog een overblijfsel van den toestand dien men vroeger overal op den vestingwal aantrof. Men schijnt dit huisje vergeten te hebben af te breken toen de andere door de fraaie huizen van het tegenwoordig Plantsoen zijn vervangen. Mijn bezwaar tegen dezen aankoop bestaat hierin, dat, waar men eenerzijds handenvol geld uitgeeft om nieuwe huizen te bouwen, er in afzienbaren tijd geen sprake van kan zijn een redelijk huis af te breken, alleen omdat het leelijk is, of omdat men den toegang daar ter plaatse wenscht te verbreeden. Er is zoo'n gebrek aan woningen, dat er geen sprake van kan zijn dit huis, dat aan redelijke eischen voldoet, af te breken Nu kan men zeggen: men kan het huis voorloopig laten, staan. Later kunnen wij het dan afbreken. Daar behoeft men zich niet mede te haasten. Wanneer men zich op dat standpunt stelt, kan men zoo'n groot bezwaar niet tegen het voorstel hebben, ware het niet dat de aankoop zoo onvoordeelig was als naar het mij voor komt, hier het geval is. Wanneer wij eene behoorlijke rente van onze koopsom terugkregen, zou ik er mij niet tegen ver zetten, maar dat is niet het geval. De aankoop zal met de kosten komen op ƒ1883.Daarvoor trekken wij aan huur ƒ1,90 per week dus bruto 5 Gedurende den tijd dat ik de eer had in de Huurcommissie zitting te hebben, heb ik wel zooveel geleerd, dat, wanneer men van zijn geld bruto geen 7% en in dezen tijd mag men gerust zeggen, geen 8 maakt, men slecht uitkomt. Wanneer wij dit perceel jaren moeten laten staan en slecht 5 rente bruto er van trekken, komen wij er niet mede uit. Verder vestig ik de aandacht er op, dat een deskundige als de heer Botermans heeft verklaard, dat de kap van het huis zeer slecht is, zoodat er niet onbelangrijke onkosten bij zullen komen. De rente zal dan nog minder worden. Het komt mij voor, dat wij niet verantwoord zijn, wanneer wij op het oogenblik een dergelijke uitgave gaan doen, die de gemeente te staan komt op een jaarlijksche tekort op de explotatie van dit huisje. En al is het nog geen 2000, ik acht het met het oog op de tegenwoordige financieele om standigheden wenschelijker het niet te doen. Men kan zeggen, dat wij betrekkelijk kort geleden een ander huisje, daarnaast gelegen, hebben aangekocht en wij nu in die lijn moeten doorgaan dit is het voornaamste argument, waarmede de meerderheid dit voorstel aanprijst maar ik vestig er de aandacht op, dat dit niet, zooals in het praeadvies wordt gezegd, 1 a jaar doch 2 jaar geleden is en, dat in die twee en een half jaar de woningnood er geheel anders voor is komen te staan en dat wij juist sedert dien in die ongun stige periode van materiaalprijzen zijn gekomen, welke in November 1915 nog niet bestond, terwijl wij bovendien toen een aankoop deden, waarvoor wij een vrij behoorlijke rente kregen. De aankoopsom was f 1305 en het perceel leverde een huur op van 1,90 per week of. 7%. Toen 7%, nu 5|%, dat maakt verschil. En als men zegt, dat wij dat huisje heb ben gekocht om het te amoveeren en dat wij in die richting moeten doorgaan, dan antwoord ik: er is niet zooveel haast bij, dat perceeltje kunnen wij voorloopig niet amoveeren en wij maken daarvoor althans een. behoorlijke rente. Willen wij er te zijner tijd af, omdat wij tot het inzicht komen, dat het niet op den weg van de gemeente ligt deze huisjes te amoveeren, dan zal het gemakkelijk gaan, maar dat is geen reden om een ander huisje voor een prijs, die 40 hooger is, te koopen. Daarom was de minderheid, waartoe ook de Burgemeester behoorde, tegen dit voorstel. De Voorzitter. De heer van der Pot heeft in zijn rede, waarin hij het standpunt van de minderheid in het Col lege met talent heeft verdedigdzich tegen dit voorstel verklaard, maar de meerderheid van het College heeft in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 15