GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
89
OGEKOHE^ STUKKEN.
N°. 113. Leiden, 29 April 1918.
Reeds sedert geruimen tijd hebben bij ons College plannen
bestaan, om hier ter stede te komen tot invoering van een
Burgerlijk Armbestuur. Talrijke dringende bezigheden maak
ten het echter tot voor kort onmogelijk, deze zaak grondig
ter hand te nemen.
Daar evenwel de tegenwoordige toestand, waarbij de geheele
Burgerlijke Armenzorg uitsluitend berust in handen van ons
College, dat daarbij grootendeels moet afgaan op de adviezen
van een ambtenaar, die hoewel met grooten ijver en tact
dit deel van zijn werkkring vervullende, ook talrijke andere
bezigheden heeft te verrichten, onhoudbaar is geworden, en
het organiseeren van een Burgerlijk Armbestuur hier ter
stede een omvangrijke voorstudie vereischt, hebben wij ge
meend, niet langer te mogen dralen, om althans voorloopig
datgene te doen, wat in het belang van de armen dezer
Gemeente zoo dringend noodzakelijk is.
Temeer dringt deze noodzakelijkheid, omdat verschillende
personen, die onder normale omstandigheden geen onder
steuning noodig zouden hebben en die thans ook voor onder
steuning van de zijde van het Steun-Comité blijkens zijn ter
visie liggend schrijven niet langer in aanmerking kunnen
komen, door de abnormale prijsstijgingen wel eenigen bijslag
bij hun inkomen behoeven.
Zal een onmiddellijke voorziening kunnen worden getroffen,
dan is het gewenscht, dat aan ons College machtiging worde
verleend tot instelling van een commissie voor armenzorg
en tot aanstelling van het daarvoor benoodigde personeel
over te gaan en dat ons vrijheid van beweging worde gela
ten voor de regeling van een en ander.
Het zij ons vergund er U op te wijzen, dat het hier een
noodmaatregel geldt, welke geen uitstel gedoogt, doch die
bestemd is te vervallen, zoodra de definitieve organisatie haar
beslag zal hebben gekregen. Wenschelijk is het tevens een
termijn te stellen, waarbinnen een ontwerp daarvoor bij U
zal moeten zijn ingediend; voorgesteld wordt daarom, dat
het ontwerp U vóór 1 Januari 1920 moet hebben bereikt.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
1°. ons College te machtigen, om, in afwachting van de
invoering van eene definitieve organisatie van het Burgerlijk
Armbestuur, over te gaan tot instelling van een commissie
voor armenzorg en tot aanstelling van het, voor de uitvoe
ring harer werkzaamheden, benoodigd tijdelijk personeel;
2*. ons College de bevoegdheid te verleenen, de organi
satie en den werkkring van deze commissie en van het
daarvoor benoodigde tijdelijk personeel neer te leggen in een
reglement, dat aan den Gemeenteraad zal worden mede
gedeeld
3°. ons College uit te noodigen vóór 1 Januari 1920 een
voorstel betreffende een definitieve regeling dezer materie bij
U in te dienen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 114. Leiden, 2 Mei 1918.
Tegen de voordrachten van Burgemeester en Wethouders:
a. tot herziening van de tabel van afschrijvingen voor de
Gasfabriek (Ingek. St. No. 95),
b. tot aankoop van het perceel Geeregracht No. 54 (Ingek.
St. No. 102), met begrootingsregeling, dienst 1918,
c. tot aankoop van de perceelen aan de 2e Huigdwars
straat Sectie B Nis 1963 t/m 1972, met begrootingsregeling,
dienst 1918,
d. tot wijziging der begrooting, dienst 1918, ten behoeve
van den straataanleg van de Bouwvereeniging Eensgezind
heid'' (Ingek. St. No. 1-06),
heeft de Commissie van Financiën geen bedenking.
Zij stelt U derhalve voor overeenkomstig deze voordrachten
te besluiten.
Indien, verder, de Raad besluit, conform de navolgende
voordrachten van Burgemeester en Wethouders:
e. tot toekenning van een extra subsidie van ƒ4200.aan
de Vereeniging »Schoolkindervoeding" (Ingek. St. No. 97),
f. tot het aanbrengen van eenige veranderingen in het
politiebureau en, in verband daarmede, tot den aankoop van
meubilair, toestellen en instrumenten (Ingek. St. No. 101),
g. tot het aanbrengen van eene electrische sein verlichting
aan eenige bruggen (Ingek. St. No. 109),
ontmoeten de daarbij behoorende begrootingsregelingen bij
de Commissie geen bezwaar en geeft de Commissie U in
overweging deze vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 115. Leiden, 10 Mei'1918.
Ter voldoening aan de bepaling van artikel 17 der Wet
op het Hooger Onderwijs hebben wij de eer, onder bijvoeging
van het desbetreffend advies van den Heer Inspecteur der
Gymnasia, Uw College de navolgende aanbevelingslijst van
benoembaren te doen toekomen ter vervulling van de betrek
king van leeraar in de oude talen aan het Gymnasium alhier,
zulks ter vervanging van wijlen den heer Dr. J. C. P. Smits.
De verschillende sollicitatiestukken zal Uw College hierbij
aantreffen.
Na kennis genomen te hebben van het advies van den
Heer Inspecteur der Gymnasia, zijn wij na ernstig onderzoek
en overweging, eenstemmig tot de overtuiging gekomen, dat
van/alle sollicitanten de Heer Dr. D. E. Bosselaar te Schiedam
in de eerste plaats verdient door ons aanbevolen te worden.
Aanbeveling:
1°. Dr. D. E. BOSSELAAR, Leeraar Gymnasium te Schiedam.
2°. Dr. J. W. VAN ROOYEN, Leeraar Gymnasium te Zutphen.
Curatoren van het Gymnasium te Leiden:
S. G. de Vries, Voorzitter.
M. B. Vos, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 116. Leiden, 11 Mei 1918.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat
bij Koninklijk Besluit van 6 April j.l., No. 46, tot leden van
het in deze gemeente te vestigen Hoofdstembureau voor de
verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal zijn benoemd de heeren:
Mr. P. J. M. AALBERSE,
Mr. A. S. DE BLÉCOURT,
AUG. L. REIMERINGER en
J. HIRSCHIG,
terwijl tot plaatsvervangende leden van dat Hoofdstembureau
werden benoemd de heeren:
Mr. A. C. VISSER VAN 1JZENDÓORN,
A. COUVEE en
W. C. HEME RIK.
Tot leden en plaatsvervangende leden van het mede in deze ge
meente te vestigen Hoofdstembureau voor de verkiezing van leden
van de Provinciale Staten van Zuid-Holland werden bij besluit
van Gedeputeerde Staten van 29 April j.l. dezelfde heeren
benoemd.
Deze benoemingen gelden, krachtens het bepaalde in het
voorlaatste lid van art. 33 der Kieswet, voor den tijd van
4 jaren.
Ten opzichte van de verkiezing van leden van den Gemeente
raad geschiedt de benoeming van de Hoofdstembureaux van de
drie kieskringen der gemeente door Uwe Vergadering En
aangezien de Gedeputeerde Staten van meening blijken te
zijn dat deze benoemingen, wat de Provinciale verkiezingen
betreft, reeds nu behooren te geschieden, meenen wij dat die
ook thans behooren plaats te hebben ten aanzien van de
Raadsverkiezingen.
Onder mededeeling dat ook deze benoemingen geschieden
voor den tijd van vier jaren en dat de Burgemeester, inge
volge art. 33, 5e lid, der Kieswet het Voorzitterschap bekleedt
in het Hoofdstembureau van den len Kieskring, welk bureau
tevens als Centraal-stembureau optreedt, geven wij U in
overweging tot de benoeming der leden van de Hoofdstembu
reaux over te gaan.
De benoeming van de leden der gewone stembureaux kan,
evenals tot nu toe geschiedde, voor iedere verkiezing afzon
derlijk plaats hebben.
Ter vergemakkelijking van Uwen taak bieden wij U de
navolgende aanbeveling aan.
Kieskring I.
Hoofdstembureau, tevens Centraal-stembureau (Raadhuis).
Leden: 1<>. Mr. P. J. M. AALBERSE.
2°. Mr. A. S. DE BLÉCOURT.
3°. AUG. L. REIMERINGER.
4°. J. HIRSCHIG.