51
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan
W. Bink voornoemd vergunning te verleenen om liet op ge
noemd terrein op te richten gebouw van hout te doen maken.
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De Ondergeteekende verzoekt bij deze vergunning tot het
maken van een houten gebouw op steenen voet en gedekt
met pannen op het terrein aan het Rijn en Schiekanaal Sectie
M '2923 te Leiden volgens bij gaande teekening.
Het gebouw zal gebruikt worden tot het zouten van groenten.
Hoogachtend,
W. Bink.
N°. 75. Leiden, 4 April 1918.
Blijkens nevensgaand adres wenscht C. Segaar Wz.. in
verband met den aanleg van electrisch licht het vóór zijn
perceel Witte Rozenstraat No. 14 gelegen strookje grond ter
oppervlakte van 49a M2., op de situatie in bruin aange
duid en deel uitmakende van het kadastrale perceel Sectie
M No. 2309, aan de gemeente over te dragen.
Aangezien de geheele voor het perceel gelegen strook
gronds ter overname wordt aangeboden, bestaat hiertegen
noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons College
bezwaar, mits de kosten van bestrating enz. ten bedrage van
2.per M2. voor rekening van adressant komen en de
overname ook overigens zonder eenige kosten voor de gemeente
plaats heeft.
Een bedrag van 99.— is met het oog op de overname
bereids door Segaar ter nadere verrekening in de gemeente
kas gestort.
Wij geven U mitsdien thans in overweging de op de
situatie in bruin aangeduide strook gronds vóór het perceel
Witte Rozenstraat No. 14, ter oppervlakte van 49^ M2.
en deel uitmakende van het kadastrale perceel Sectie M
No. 2309 zonder eenige kosten voor de gemeente in eigen
dom eq. onderhoud bij de gemeente over te nemen, mits de
kosten van het in orde maken van den grond ten bedrage
van 2.— per M2. door adressant aan de gemeente worden
betaald.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 13 December 1917.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
In verband met de aansluiting van mijn perceel aan het
Electrische Kabelnet, verzoekt ondergeteekende Uw College
beleefd het in de Witte Rozenstraat 14 voor mijn perceel
No. '2309 en aan mij behoorend strookje grond aan de ge
meente Leiden te moogen overdragen
Maar zal gaarne vooraf vernemen op welken voorwaarden
deze overdracht zal kunnen geschieden
Met de meesten Hoogachting
C. Segaar Wz.
N°. 76. Leiden, 4 April 1918.
In Uwe Vergadering van 14 December 1916 werd een
bedrag van f2200beschikbaar gesteld voor de verandering
van het hulpkantoor der Gemeentelijke Bank van Leening
aan de Lammermarkt.
In ons desbetreffend praeadvies (Ingek. Stukken No. 263)
deelden wij reeds mede, dat een voorstel tot wijziging van het
Reglement van de Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden,
met het oog op de door de Bank te betalen hoogere huur ter
compensatie van de verschuldigde rente en aflossing der
verbouwingskosten en het gemis aan huur der bij het kantoor
getrokken bovenwoning, te zijner_tijd bij Uwe Vergadering
aanhangig zou worden gemaakt.
Blijkens eene thans van den Directeur van Gemeentewerken
ontvangen opgave hebben de verbouwingskosten 2093.83
bedragen.
Aangezien de verbouwing, welke omstreeks 1 Januari 1917
een aanvang nam en einde Juni d. a. v. eindigde, tevens ge
paard ging met in beslagneming van de door de gemeente
apart verhuurde bovenwoning ad ƒ2.50 per week, moeten de
bouwkosten nog met een half jaar verlies aan huur ten bedrage
van ƒ65.verhoogd worden, zoodat zij in totaal ƒ2158.83
of in rondo som ƒ2150.— beloopen.
Bij de vaststelling der hoogere huur kan dezelfde wijze van
berekening worden gevolgd, die is toegepast bij de bepaling
van de huursom van het tot hulpkantoor verbouwde en inge
richte perceel Ileerengracht No. 15.
De hoogere huur bedraagt dan vanaf het tijdstip van in
gebruik neming van het verbouwde perceel, in casu 1 Juli
1917, 6% van ƒ2150.129.plus de huur van de
bedoelde bovenwoning ad 130.—259.of in ronde som
ƒ260.— 'sjaars.
Onder mededeeling, dat Commissarissen der Gemeentelijke
Bank van Leening zich met eene verhooging van de jaarlijksche
huur met ƒ260.kunnen vereenigen, geven wij U mits
dien in overweging tot vaststelling van de navolgende ver
ordening te besluiten
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 1 Juni 1911 (Gem.Blad No- 17), houdende Regle
ment van de Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden,
gewijzigd bij verordening van 24 Juli 1913 (Gem.
Blad No. 24).
Artikel 1.
In art. 14, 4e lid van bovengenoemde verordening wordt in
plaats van 515" gelezen: «ƒ775".
Art. 2.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Juli 1917.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 77. Leiden, 4 April 1918.
Zooals U bekend is, werd bij raadsbesluit van 15 November
j.l. aan den heer H. Oberman met ingang van 1 Januari
1918 eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van leeraar
in de Nederlandsche en Hoogduitsche talen aan de Gemeen
telijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
Aangezien het niet mogelijk bleek tijdig in de vacature te
voorzien, werd besloten de lessen gedurendedé vacature
tijdelijk aan eenige daarvoor in aanmerking komende leer
krachten op te dragen tegen eene bezoldiging van 75.
'sjaars per wekelijksch lesuur, naar analogie van de in artikel
6 der verordening voor de Kweekschool ten opzichte van de
leeraren in het algemeen aangegeven wedde.
Zoo werden o. a. aan Mej. M. A. A. de Koning 4 uren
Nederlandsch in klasse III der afdeeling A. tijdelijk opge
dragen, benevens 2 uren Nederlandsch en 2 uren Letter
kunde aan den cursus tot opleiding voor de hoofdakte (af
deeling B).
In verband met een verzoek van Mej. de Koning, om van
het geven der vier lesuren aan de afdeeling B ontheven te
worden, hebben wij getracht een ander bevoegd persoon met
het geven dier lessen tijdelijk te belasten.
Blijkens mededeeling van den Directeur der Kweekschool
was alleen de heer B. M. Noach. leeraar in het Nederlandsch
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens bereid de bedoelde
lessen tijdelijk waar te nemen, mits hem hiervoor een bezol
diging van 2.50 per werkelijk gegeven lesuur werd toege
kend. Het aantal lesuren per jaar op 40 stellende, zou dit
dus neerkomen op eene belooning van ƒ100 per lesuur.
Ofschoon ons College gaarne gezien zou hebben, dat het
mogelijk geweest was de bezoldiging ook voor'deze lessen op
f 75.'s jaars per wekelijksch lesuur te bepalen, meenden
wij toch, teneinde in het belang der cursisten de lessen te
doen doorgaan en de Rijkssubsidie niet in gevaar te brengen,
over onze bezwaren in deze te moeten heenstappen en dit te
eer, omdat de verordening de bezoldiging bij tijdelijke op
dracht niet regelt en het bedrag van ƒ75.'sjaars per
wekelijksch lesuur enkel bepaald werd naar analogie van de
wedde van de leeraren in het algemeen.
Nu echter de bezoldiging niet in de verordening geregeld
is en ook geen analogische toepassing van de verordening
kan plaats hebben, achten wij, hoe gering het verschil ook
moge zijn, een besluit van Uwe Vergadering in zake de
vaststelling der wedde noodig.
Wij geven U mitsdien in overweging goed te keuren, dat
aan den heer B. M. Noach voor de tijdelijke waarneming
der 4 lesuren in Nederlandsche Taal en Letterkunde aan de
afdeeling B der Kweekschool (cursus tot opleiding voor de
1