45 thans door ons verzocht wordt, werd genomen inzake de tariefberekening voor de levering van electriciteit aan eene combinatie van particulieren te Noordwijk, waarvan de voor waarden indertijd ook door den Raad van Leiden waren goedgekeurd. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. A. Bots, Voorzitter. J. Draaijer, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 58. Leiden, 7 Maart 1918. In verband met de reorganisatie van de keuring van visch, waartoe in Uwe Vergadering van 14 Februari j. 1. besloten werd, moet, zooals wij U reeds mededeelden, ook in de ver ordening, regelende de heffing van een keurloon van visch, eene kleine wijziging worden aangebracht. Ingevolge artikel 1 dier verordening wordt van hem, die visch ter keuring aanbiedt, eene belasting geheven onderden naam: keurloon van visch. Nu in den vervolge alle versche visch vóór den verkoop of de aflevering moet worden gekeurd, zullen uit den aard der zaak de cursief gedrukte woorden uit de heffingsverordening moeten vervallen. Overigens kan de verordening, derhalve ook het in artikel 2 opgenomen tarief voor het keuren, voorloopig ongewijzigd worden gehandhaafd. Wij geven IJ mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900 (Gem. Blad No. 6), regelende de heffing van een keurloon van visch, te Leiden. Eenig artikel. Artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: »Voor het keuren van visch wordt eene belasting geheven onder den naam: Keurloon van visch." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 59. Leiden, 8 Maart 1918. In Uwe Vergadering van 29 Maart van het vorige jaar gaf de Wethouder van Fabricage eenige inlichtingen omtrent het voorkomen van nekkramp in deze gemeente en deelde hij tevens mede, dat ons College ten einde verbreiding van deze ziekte zooveel mogelijk tegen te gaan, Dr. G. Kapsen- berg alhier had uitgenoodigd om zich in het bijzonder met de bestrijding van de nekkramp bezig te houden en even tueel de noodige voorstellen te doen tot het nemen van maat regelen, die daarmede verband hielden. In zijn ter visie liggend rapport betreffende het hem opge dragen nekkramponderzoek, somt de heer Kapsenberg sub VII de maatregelen op, die hij noodzakelijk acht, teneinde bij het opnieuw uitbreken van meerdere gevallen van nek kramp, beter dan tot nog toe toegerust te zijn om versprei ding tegen te gaan. Op den duur acht hij den bouw van eenvoudige, doch goed ingerichte barakken voor de verpleging van lijders aan nek kramp noodzakelijk, doch, aangezien hij het dringend noodig vindt, dat ten spoedigste voldoende gelegenheid aanwezig is, om de lijders aan nekkramp te verplegen, en noch de parti culiere ziekenhuizen noch het Academisch Ziekenhuis in de bestaande behoefte in voldoende mate kunnen voorzien, geeft hij in overweging als maatregel van tijdelijken aard de voor cholera-hospitaal bestemde barak in het Caecilia-Gasthuis zoo goed mogelijk daartoe in te richten. De door hem noodig geachte verbeteringen van die barak, waaronder begrepen het aanschafïen van nieuw verplegings- materiaal. worden in het rapport aangegeven en vereischen, volgens door den Directeur van Gemeentewerken verstrekte raming, eene uitgave van rond f 7000.' Aangezien deze raming echter ten minste 3U jaar geleden werd opgemaakt, kan vrij zeker worden aangenomen, dat de werkelijke kosten hooger zullen zijn. De Commissie voor het onderzoek naar de wenschelijkheid van de geheele reorganisatie van den Gemeentelijken Gezond heidsdienst, welke commissie door ons College werd ingesteld in verband met de in Uwe Vergadering van 21 December 1916 aangenomen motie van den heer Fabius, dringt er in haar schrijven van 6 dezer met klem op aan, om ten spoedigste bij U gelden aan te vragen voor het inrichten van het cholera-hospitaal tot verpleging van nekkramplijders, overeen komstig het voorstel van den heer Kapsenberg. Weliswaar zou de commissie er, evenals de Gezondheids commissie, de voorkeur aan geven afzonderlijke barakken op te richten, doch, afgezien van de daaraan verbonden hooge kosten, vreest zij, dat dergelijke barakken niet tijdig in ge reedheid kunnen komen, nog daargelaten de vraag, waar deze barakken geplaatst zouden kunnen worden. Bij het inrichten van het cholera-hospitaal tot meningitis- barak is dit natuurlijk niet meer direct ter beschikking voor het opnemen van eventueele lijders aan cholera, doch met het oog op het dreigend gevaar van nieuwe gevallen van nekkramp, acht de commissie tot standkoming van de door den heer Kapsenberg, voorgestelde voorzieningen, die in betrekkelijk korten tijd kunnen worden uitgevoerd, in zoo hooge mate wenschelijk, dat zij over dat bezwaar meent te moeten heenstappen. In de tweede plaats geeft de commissie naar aanleiding van het rapport van den heer Kapsenberg in overweging de hand te leggen op enkele eenvoudige huisjes, die blijvend bestemd zouden kunnen worden tot isolatie-inrichting voor smetstofdragers. Hieromtrent is het ons nog niet mogelijk U een bepaald voorstel te doen. Een onderzoek wordt echter ingesteld, of het mogelijk is op dergelijke huisjes de hand te leggen, dan wel of tot het maken van noodgebouwtjes moet worden overgegaan. Het inrichten van een gedeelte van het cholera-hospitaal voor de verpleging van nekkramplijders overeenkomstig het in het rapport van den heer Kapsenberg gedane voor stel, achten wij met de commissie urgent. Een langer uitstel zouden wij niet verantwoord achten. Wij geven U mitsdien in overweging door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een be drag van f 7000.beschikbaar te stellen, teneinde het cholera- hospitaal in het Caecilia-Gasthuis tijdelijk in te richten voor de verpleging van lijders aan nekkramp. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is thans nog f 177.400.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 60. Leiden, 8 Maart 1918. In Uwe Vergadering van 26 Juli 1917 (Ingek. Stukken No. 175) werd met wijziging van Uw besluit van 1 Maart t. v. besloten, ons College te machtigen, om uit 's Rijks kas een voorschot van ten hoogste 552.200 aan te vragen en te aanvaarden, teneinde de gemeente in staat te stellen een voorschot van gelijk bedrag te verleenen aan de woning bouwvereniging «Eensgezindheid" alhier ten behoeve van den aankoop van grond aan den Zijlsingel voor en den bouw van 118 woningen, waaronder 3 winkels, een en ander tegen een rente en aflossing in 75 gelijke annuïteiten, voor zooveel be trof een bedrag van ten hoogste f 91.700 bestemd voor den aankoop van den grond en den straataanleg c. a., en in 65 gelijke annuïteiten, voor zooveel betrof een bedrag van ten hoogste f 460.500 bestemd voor den woningbouw. Tevens besloot Uwe Vergadering, dat in de betaling van de ter zake aan het Rijk verschuldigde annuïteit een bijdrage zou worden gevraagd op den toen geldenden of nader van Rijkswege vast te stellen voet, terwijl aan ons College ten slotte machtiging werd verleend, om, in afwachting van de verkrij ging van bedoeld voorschot met bijdrage, aan de vereeniging reeds toestemming te verleenen tot uitvoering van hare plan nen en de daarmede gepaard gaande gunning der aanbe stede werken over te gaan. Het is ons aangenaam U thans te kunnen mededeelen, dat ons in de afgeloopen maand eindelijk de tijding bereikte, dat bij Koninklijk besluit van 9 Januari 1918 de gevraagde voor schotten met bijdrage waren verleend. Echter niet geheel overeenkomstig Uw besluit van 26 Juli 1917. In afwijking van dat besluit toch werd het voorschot van ten hoogste 460.500 voor den woningbouw niet verleend tegen een rente en aflossing in 65 gelijke annuïteiten, doch onder bepaling, dat het voorschot reeds in 55 jaren moest worden afgelost en dat gedurende dien tijd voor rente en aflossing eene annuïteit van 4.729 ten honderd, in plaats van 4.554 ten honderd van het verleende voorschot moest worden betaald. Tengevolge hiervan is de jaarlijks te betalen annuï teit 805.876 hooger. Hiertegenover staat echter, dat, terwijl in ons Ingekomen Stuk van 20 Juli 1917 no. 175 gerekend werd op eene Rijks bijdrage van f 8186.72* in de verschuldigde annuiteit, deze blijkens het Koninklijk besluit althans in de eerste jaren f 8554.41 of 367.68* meer zal bedragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 5