85
een klein grondbedrijf, als het Leidsche voorloopig wel zijn zal,
minder geschikt voorkomt. Alleen waar grond op zoo groote
schaal in erfpacht kan worden gegeven, dat aan de crediet-
behoefte der bouwers tevens voldaan kan worden door stich
ting van een gemeentelijke hypotheekbank, treden de na-
deelen iets meer op den achtergrond. De verordening op het
grondbedrijf is dan ook door ons ontworpen in de gedachte,
dat het grondbedrijf als regel de gronden weder in eigendom
zal overdragen. Mocht het tegenovergestelde systeem worden
aanvaard, dan zullen daarin enkele wijzigingen zijn aan te
brengen.
De Commissie voornoemd,
P. E. Briët, Voorzitter.
J. Botermans
A. Mulder
C. W. van der Pot Bz., Rapporteur.
Aan den Gemeenteraad.
BIJLAGE I.
ONTWERP-YERORDENING op het grondbedrijf.
Art. 1,
Onder den naam grondbedrijf worden de daartoe nader bij
raadsbesluit aan te wijzen onroerende eigendommen der
gemeente, welke niet in de naaste toekomst voor den publieken
dienst bestemd zijn, in een afzonderlijke administratie ver
een igd.
Art. 2.
De ontvangsten en uitgaven van dit bedrijf worden, afge
scheiden van die der gemeente, beheerd.
Art. 3.
In het beheer van dit bedrijf worden Burgemeester en
Wethouders bijgestaan door een Commissie van Bijstand,
waarvan de wethouder, in het bijzonder belast met de voor
bereiding der financieele zaken, voorzitter is en waarin
voorts één lid van de Commissie van Financiën en één lid
van de Commissie van Fabricage zitting hebben.
Art. 4.
De betalingen ten laste van het grondbedrijf en de ont
vangsten ten bate daarvan geschieden door den Gemeente-
Ontvanger.
De betalingen geschieden op bevelschrift van betaling, op
gemaakt overeenkomstig art. 114 der Gemeentewet.
Art. 5.
Elk der in het grondbedrijf gebrachte eigendommen krijgt
een afzonderlijk hoofd in de boeken van dat bedrijf, tenzij
Burgemeester en Wethouders, de Commissie van Bijstand ge
hoord, tot splitsing van een eigendom of tot bijeenvoeging van
meerdere eigendommen besluiten.
Art. 6.
De begrooting van het bedrijf wordt jaarlijks door den Raad
vastgesteld vóór de vaststelling van de gemeente-begrooting.
Art. 7.
De door den Gemeente-Ontvanger op te maken rekening
wordt met alle daarbij behoorende bescheiden jaarlijks tegelijk
met de gemeente-rekening den Raad aangeboden.
Tegelijk met de rekening van ontvangsten en uitgaven
leggen Burgemeester en Wethouders telken jare aan den Raad
over een balans en winst- en verliesrekening, voorzien van
de noodige toelichting.
De Raad stelt de rekening van inkomsten en uitgaven,
alsmede de balans en winst- en verliesrekening voor of tegelijk
met de gemeente-rekening voorloopig vast.
Art. 8.
De boekhouding van het grondbedrijf, geschiedt volgens door
Burgemeester en Wethouders na raadpleging van de Commissie
van Bijstand te geven voorschriften.
Art. 9.
De Gemeente-Ontvanger geeft aan Burgemeester en Wet
houders en aan de Commissie van Bijstand, zoo dikwijls zij
dit vorderen, inzage van boeken en kas van het grondbedrijf.
Tenminste éénmaal in de 3 maanden worden boeken en
kas opgenomen. Burgemeester en Wethouders kunnen die
opneming aan een lid van hun college of aan een daartoe
aangewezen ambtenaar opdragen.
Van de opneming der boeken en kas wordt overeenkomstig
het door Burgemeester en Wethouders aan te geven model
proces-verbaal opgemaakt, dat aan den Raad wordt mede
gedeeld.
Art. 10.
De inkomsten en uitgaven van het grondbedrijf worden
overeenkomstig het in art. 11 en 12 bepaalde gesplitst in ge
wone en buitengewone inkomsten en uitgaven.
Art. 11.
Tot de gewone inkomsten worden gerekend:
a. de opbrengst van verhuurde, verpachte of op andere
wijze rentegevend gemaakte eigendommen
b. de door de gemeente te betalen rente van in het
grondbedrijf aanwezige gelden;
c. de uitkeering uit het reserve-fonds, bedoeld in art. 15
dezer verordening.
Tot de gewone uitgaven worden gerekend:
a. de aan de gemeente te betalen rente over het door de
gemeente aan het grondbedrijf verstrekte onafgeloste kapitaal;
b. de onderhoudskosten der in het grondbedrijf gebrachte
eigendommen en der te hunnen behoeve uitgevoerde werken;
c. de op die eigendommen rustende grond- en andere lasten
d. de administratie-kosten.
Art. 12.
Tot de buitengewone inkomsten worden gerekend:
a. de opbrengst van verkochte eigendommen, behoorende
tot het grondbedrijf voor zoover betreft het gedeelte van die
opbrengst dat met den aankoop of inbreng, eventueel ver
meerderd met de ten behoeve van die eigendommen uitge
voerde werken, overeenstemt;
b. de in art. 18 bedoelde bedragen der boekwaarden, te
voldoen door de gemeente, wegens eigendommen, die door
haar ten behoeve van den openbaren dienst in gebruik ge
nomen worden, verminderd met de sedert den aankoop of
inbreng daarvoor betaalde rente.
Tot de buitengewone uitgaven worden gerekend:
a. de kosten van aankoop der gronden of de waarde waar
voor de gronden worden ingebracht;
b. de kosten der ten behoeve van die eigendommen door de
gemeente uitgevoerde en betaalde werken
c. de aan de gemeente te betalen aflossingen der leeningen
door de gemeente gesloten ter bestrijding der kosten van het
in eigendom verkrijgen der gronden en van de ten behoeve
van de in het grondbedrijf gebrachte eigendommen uitgevoerde
en betaalde werken.
Art. 13.
Indien een uitkeering, als bedoeld in art. 11 eerste lid sub c,
kan plaats vinden, wordt het bedrag daarvan telken jare bij
de vaststelling van de begrooting van het bedrijf door den
Raad bepaald.
Het totaal dezer uitkeeringen kan nimmer grooter worden
dan het totaal bedrag der rente, welke na de inwerkingtreding
dezer verordening van de door de gemeente aan het grond
bedrijf verstrekte, afgeloste kapitalen uit de gewone middelen
der gemeente is betaald.
Deze uitkeeringen vinden niet plaats, wanneer en zoolang
een tekort, als bedoeld in art. 15 tweede lid, niet aangevuld
is kunnen worden.
Art. 14.
Een voordeelig saldo op den gewonen dienst wordt aan de
gemeente uitgekeerd en onder hare gewone ontvangsten ver
antwoord.
Een nadeelig saldo op den gewonen dienst wordt uit de
gewone middelen der gemeente bestreden.
Art. 15.
Indien de opbrengst der in eenig jaar verkochte eigendom
men het sub. a. en b. van het tweede lid van art. 12 genoemde,