DONDERDAG 14 FEBRUARI 1918.
61
Vóór stemmen de lieeren: Timp, Pera, Briët, van Gruting,
Aalberse, Fabius, Hoogenboom, van Tol, J. P. Mulder, Wilmer,
Sijtsma, Botermans en van Romburgh.
Het voorstel van den heer van der Eist wordt in stem
ming gebracht en verworpen met 20 tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: van Hamel, Bots, van der Lip,
Timp, Pera, Sasse, Briët, Aalberse, Fabius, Hoogenboom,Fokker,
Zwiers, Jaeger, J. P. Mulder, de Boer, Wilmer, Knappert,
Eerdmans, Botermans en van Romburgh.
Vóór stemmen de heeren: van der Pot, van Gruting, van
Tol, A. Mulder, Sijtsma, Reimeringer en van der Eist.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop
zonder hoofdelijke stemnmng aangenomen.
XilL Verordening op de beperking van de verlichting van
winkels.
(Zie Ing. St. No. 43.)
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
De artikelen 1 tot en met 7 alsmede de geheele verordening
worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen.
XIV. Voorstel tot uitgifte in erfpacht van een gedeelte van
het terrein der buitensocieteit, gelegen nabij den Rijnsburger-
brug, aan de sociëteit »Amicitia".
(Zie Ing. St. No. 27.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Boer. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen met
dit voorstel. Ik ben nog op hetzelfde standpunt gebleven, als
toen in Mei 1916 deze zaak in de Commissie van het Markt
wezen aan de orde kwam. Het rapport van den Directeur van
Gemeentewerken komt geheel in mijn schuitje terecht en zegt
dan ook dat in een voorloopig project (in 1913 opgemaakt) bij
de voltooiing der Veemarkt het oog is geslagen op Amicitia-
terrein.
Met andere woorden, dit project veronderstelde dat te eeniger
tijd, zij het ook in verre toekomst, ook het voorterrein weer
aan de gemeente wederkeert.
Het rapport is van groot belang, waarin men verder leest
dat «afgezien van deze toekomstige belangen van het Markt
wezen, rijst de vraag of het raadzaam is dat de gemeente
op één der meest waardevolle en gunstig gelegen punten der
stad terrein gaat vervreemden, dat later voor tal van doeleinden
uitnemend te stade kan komen."
Mijnheer de Voorzitter. Het Gemeentebelang brengt mede,
dat ik mij volkomen schaar aan de zijde van den Directeur der
Gemeentewerken en ik mij beslist met de meening van Burge
meester en Wethouders niet kan vereenigen; deze zaak is een
belang, dat niet te onderschatten is.
Laat ik dan zeggen dat ik het bestuur van Amicitia gaarne
ter wille zal zijn, omdat haar gebouw aldaar, door den tand
destijds heeft afgedaan en haar zeer gaarne een ander terrein zou
gunnen, een terrein waardig aan een monumentaal gebouw
en desnoods nog onder minder bezwarende voorwaarden als
in het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn genoemd.
Maar daarentegen zou ik een blij venden afstand van het
geheele terrein wenschen. De gemeente moet te zijner tijd
de volledige beschikking hernemen.
Mijnheer de Voorzitter. Dit terrein dan is werkelijk noodig
om te dienen als voorplein van de eigenlijke markt, ook als
aanvoerterrein. Zij vormt als 't ware een onmisbaar onder
deel van een behoorlijke markt. Bij den aanvoer van het vee
zullen dan de Oude Singel en de Turfmarkt voor een groot ge
deelte ontlast worden en het doorgaand verkeer op straat minder
hinderen. Ook het veeartsenijkundig toezicht zal dan in plaats
van aan de Nieuwe Beestenmarkt ook op het Amicitiaterrein haar
onderzoek kunnen instellen, dientengevolge een vluggere aan
voer, waardoor het verkeer in niet geringe mate wordt ver
holpen. De persoonlijke veiligheid wordt daardoor verhoogd.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik kan mij ook moeilijk
vereenigen met het voorstel, zooals het daar ligt. Ik schaar
mij voor een deel aan de zijde van den heer de Boer. Ik
vind ook, dat wij zoo weinig grond bezet hebben. Wij heb
ben in den laatsten tijd wel wat gekregen, maar dat ligt zoo
ver weg, dat ligt voor de stad zelf minder practisch.
Nu zouden wij hier een stuk van zeer groot belang voor
85 jaar gaan vastleggen.
Burgemeester en Wethouders zeggen: Het is zoo schitte
rend voor de vreemdelingen, het zal de stad tot een sieraad
zijn, als daar een mooi gebouw is. Dat noem ik tamelijk ge
zocht. Het is wel aardig, als wij in een stad komen qn er
staan mooie gebouwen, maar op een andere wijze is die
plaats ook wel aantrekkelijk te maken voor vreemdelingen.
Ik geloof dat wij, in verband met de gedachten, die voor
zitten met betrekking tot uitbreiding en verbetering van het
marktwezen, voor alles dit terrein moeten vasthouden. Blijkt
het later, dat wij het niet noodig hebben, wat naar mijn mee
ning niet denkbaar is, want wij zullen het wél noodig hebben,
ook voor een goed entree voor de markt, dan zouden wij het
toch altijd nog productief kunnen maken en desnoods zouden
wij het maar ik meen dat wij dat nooit moeten doen
voor een goeden prijs kunnen verkoopen. Ik geloof, dat wij
later weieens spijt, zouden kunnen hebben, als wij dezen grond
zoo dicht bij de markt, al gingen vastleggen, en voor het
doel, waarvoor wij hem later misschien noodig zullen hebben,
onbruikbaar gingen maken.
De Voorzitter Wenscht een van de heeren nog het woord?
De heer Fokker. Ja, Mijnheer de Voorzitter!
De Voorzitter. Zouden wij dan niet beter doen met de
vergadering te schorsen? Ik ben eenigszins een kenner van de
kaart en ik weet: als één van de heeren spreekt, komen er
meer. Per se moet vandaag nog punt 15 van de agenda
worden afgehandeld. Het is niet mijn schuld, dat het zoolang
duurt; ik kan bij het samenstellen van de agenda niet altijd
beoordeelen, wat de heeren belangrijk vinden. Als de heeren
het kort kunnen maken, zullen wij het misschien nog zonder
avondzitting kunnen stellen.
De heer Fokker. M. d. V. Er wordt van alle zijden ge
vraagd, of ik het kort wil maken: mijn bedoeling was niet
anders. Mijn bedoeling is alleen, Burgemeester en Wethou
ders te vragen, of in deze kwestie het advies is ingewonnen
van den gemeente-advocaat, wiens advies in andere belang
rijke zaken is gevraagd. Ik heb dat advies niet bij destukken
gevonden en ik vermoed ook niet, dat het ingewonnen is.
Mijn opinie is deze. Wanneer het advies van den stads
advocaat zou zijn geweest, conform de meening van Burge
meester en Wethouders, dat de gemeente volkomen recht
heeft op het terrein van Amicitia, wat ik ook meen, dan zou
ik het voorstel van Burgemeester en Wethouders onaan
nemelijk hebben geacht. Wanneer de gemeente heuéch zoo vast
in haar schoenen staat, dan behoeven wij deze concessie aan
Amicitia niet te doen.
Men zou alleen deze concessie kunnen doen, wanneer men
zei: «wij hebben wel is waar gelijk, maar de kans bestaat,
dat de rechter er anders over denkt en daarom is het beter
iets te krijgen dan niets."
Die overweging zou men kunnen laten gelden, maar waar
wij geen advies hebben ontvangen van de Commissie ik
spreek hier niet als lid van Amicitia
De heer Botermans. U komt ook zoo weinig in Amicitia.
De heer Fokker. Dat heeft hier niets mede te maken.
Mijnheer de Voorzitter. Ik wil dan ook verklaren, dat ik mij
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet kan
vereenigen.
De heer Botermans. M. d. V. Ik heb geen bezwaar tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het terrein is
op het oogenblik 4480 M2. en nu zullen wij 1600 M2. af gaan
staan Dit terrein kunnen wij voor marktterrein wel missen.
Dit terrein is 20 M. breed, maakt daarbij een haakschen hoek
evenwijdig aan de voorgeveliijn, zoodat het toegangsterrein
dan 40 M. breed zal worden.
Ik heb dan ook geen bezwaar met het voorstel van Burge
meester en Wethouders mede te gaan. Wij moeten er toe
medewerken, dat zoo spoedig mogelijk deze oude gebouwen
verdwijnen.
Er wordt evenwel in het Ingekomen Stuk gesproken van
voorgevel. Dat is niet goed. Men heeft met een gebouw te
doen, dat op zich zelf staat en aan alle zijden goed zicht
baar is.
Daarom moet er gesproken worden vangevels.
De Voorzitter. Laat mij met een enkel woord het stand
punt van Burgemeester en Wethouders mogen verdedigen.
Men kan natuurlijk van meening verschillen ten opzichte
van de quaestie of dit voorstel voor de gemeente al dan niet
voordeelig is. Ik voor mij acht dit voorstel alleszins in het
belang van de gemeente Men vindt dit zulk een waardevol
terrein. Dat is het, maar alleen, wanneer het sierlijk is beplant
of behoorlijk bebouwd. De idee van den heer de Boer om de
koeienmarkt hierheen te verplaatsen acht ik verkeerd. Ik zou
het betreuren. Het is op zulk een markt toch al zoo'n vieze
boel. Een veemarkt vind ik op zich zelf zoo onaardig niet
ik ben gaarne op het platte land maar door deze ver-