DONDERDAG 31 JANUARI 1918. 23 Het is nu eenmaal regel, dat op zekeren leeftijd gehuwd wordt, doch ik meen, dat er niets onbillijks in gelegen is, dat degenen, die niet huwen, persoonlijk wat meer van hun leven profiteeren, waar zij het voorrecht missen van een ge zin te hebben en den zegen daaraan verbonden. Mij dunkt, dit kan de gemeente als werkgeefster onverschillig laten. De Voorzitter. Ik meen, dat U dit punt beter kunt be spreken bij het amendement op den spaarplicht. De heer Fokker. Ik meende, dat het bij de algemeene be schouwingen behoorde. Immers op pag. 15 van het rapport der Commissie wordt ook over dit punt gesproken. Ik zal echter gaarne aan Uw wenk gevolg geven, daar het mij slechts te doen is om een goede behandeling van dit voorstel door den Raad. Burgemeester en Wethouders hebben voorge steld, als basis te nemen hun praeadvies, zijnde het geamen deerde voorstel van de Commissie ad hoe. De spaarplicht is oorspronkelijk vervallen, maar nu weer door de heeren Aalberse, Briët en Sijtsrna bij amendement voorgesteld; ik zal dit punt dus verder bij het amendement kunnen bespreken. Het rapport der Commissie ad hoe kan ik echter niet uit het debat weglaten, want als wij alleen spreken over het praead vies en over de amendementen van de Commissie ad hoe, weet ik niet, welke toelichting wij hebben tot de verorde ning, die op het oogenblik voor ons ligt. Die toelichting is voor mij gelegen in het rapport der Commissie ad hoc, even goed als voor Burgemeester en Wethouders, want deze zeggen in' hun praeadvies: «Breedvoerige beschouwingen meenen wij daarin niet te moeten houden. Het omvangrijke en zoo goed gedocumen teerde rapport der Commissie, waarvoor haar en haren secre taris zeer zeker woorden van groote waardeering toekomen, maakt dit ten eenen male overbodig." De Voorzitter. Ik geloof, dat het eene zuiver formeele quaestie is. Waar wij hebben overgenomen de verordening van de Commissie, daar refereeren wij ons aan het rapport dier Commissie, hetwelk dan dienen kan als Memorie van Toelichting. De heer Fokker. M. d. V. Ten slotte nog dit. Ik heb er geen bezwaar tegen om met de Commissie ad hoe ter bepaling van het loon op te nemen den factor: wat noodig is voor levens onderhoud. Als basis wordt dan door de Commissie aangenomen wat noodig is voor een gezin van 3 of 4 personen, hoewel er vele ambtenaren zijn, die niet zijn getrouwd. Over ongehuwden behoeft dus niet gesproken te worden. Wat nu betreft de factor: bekwaamheid.het volgende: De bekwaamheid is voor de bepaling van het loon eene belangrijke factor. De Commissie vindt dan ook in de diplo ma's een criterium voor een onpartijdig oordeel. Ik kan dan ook niet medegaan met watin een der adressen wordt ge vraagd, namelijk dat belóoning zal worden gegeven voor alle diploma's, die door Koninklijk goedgekeurde organisaties zijn verleend; voor elk diploma zou de adresseerende vereeniging willen, dat 100 per jaar werd toegestaan als, premie. Men kan vragen, maar ook overvragen, en dat gebeurt hier, Mijn heer de Voorzitter! Dit verzoek staat zeker dichter bij over vragen, dan bij vragen. Daarom zou ik met het verzoek zeker niet willen medegaan Iets anders zou het zijn, dat aan Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten te beslissen voor welk diploma eene extra belooning moet worden toegekend. Hoever men in deze gaan moet, kan de Raad niet beslissen, daarom acht ik het juist gezien dit over te laten aan Burge meester en Wethouders. De heer van der Lip. Jongens, jongens, jongens. De heer Fokker. De heer van der Lip zegtJongensjongens jongens! Men kan thans ook wat meer overlaten aan het college van Burgemeester en Wethouders in zijn tegenwoor dige samenstelling dan eenige jaren geleden het geval was. Ik geloof, dat, waar de Commissie ad hoc en in haar voetspoor Burgemeester en Wethouders van meening zijn, dat loons- bepaling in den vorm van stukloon bij de gemeenten weinig in gebruik is en om den aard van het werk ook moeilijk is toe te passen, dit nog geen reden mag zijn dezen vorm van loongeving geheel op zij te- zetten. Bij de gasfabriek is het noodzakelijk de gelegenheid te hebben om de werklieden eene premie toe te kennen voor bijzonderen arbeid waaraan voor de gemeente een groot geldelijk belang kan verbonden zijn. Het zou dus zeer verkeerd zijn met dit systeem geheel te breken. Het zal daarom het beste zijn aan de Commissie van Beheer over de Stedelijke Lichtfabrieken de vrijheid te geven van dit systeem gebruik te maken, indien zij dit in het belang van de fabriek en de gemeente wenschelijk acht. Mijnheer de Voorzitter. Het volgende wat ik te zeggen had, betrof den kindertoeslag en den spaarplicht, maar ik zal, aan Uw wenk gevolg geven en verder daarover zwijgen. De Commissie stelt zich op het standpuntdat het loon moet worden bepaald naar de functie. De Commissie zegt: »ln de voorgestelde rangen kunnen nu alle ambtenaren en beambten worden ondergebracht. De rang geeft het salaris aan. Het is niet noodig, dat een ambtenaar juist den titel draagt van den rang, die zijn salaris bepaalt. Gebruikelijke titels als controleur, boekhouder, inspecteur enz. kunnen blij ven bestaan. Men krijgt dus b.v. een kassier-boekhouder met den rang van administrateur le klasse, een inspecteur met den rang van technisch ambtenaar 2e klasse enz." Ik zou nu echter willen vragen, wat de bedoeling is. Is het de bedoeling dat iemanddie een bepaalde functie heeft een hoogeren rang krijgt en het daarbij behoorende hoogere traktement in verband met zijn meerdere capaciteit, maar of dan ook mogelijk is, dat men iemand een lager gesalarieerden rang geeft, in verband met zijn mindere capaciteit, dan de functie, die hij op het oogenblik vervult, met behoud natuur lijk van 'zijn tegenwoordig traktement. Dit laatste moet ook kunnenwant anders bestaat de moge lijkheid dat men door de nieuwe indeeling aan personen die op het oogenblik een bepaalden titel hebben, die overeen komt met een hooger salaris dan zij feitelijk mogen genieten in verband met hun praestatiën, meer zouden krijgen dan hun toekomt, terwijl het aan den anderen kant ook mogelijk zou zijn, dat personen, die onder een lageren titel dan over eenstemt met hun bekwaamheden zijn ingedeeldeenvoudig door dien titel te weinig traktement zouden krijgen. Voor de bepaling van het loon heeft men gemeend te moeten aannemen hetgeen op het oogenblik zou moeten worden betaald, wanneer wij in normale omstandigheden leefdenen hierbij kom ik op hetgeen de Commissie van financiën heeft opgemerkt over het rapport der Commissie ad hoe. Ik ben het met de Commissie van financiën eens, dat het zeer moeilijk is, om te zeggen, wat het loon op het oogenblik zou zijn wanneer niet de oorlog was gekomen. Dit is een theoretische beschouwing, waarover wij ons niet druk behoeven te maken. Wij behoeven ons slechts af te vragen, of de loonen, die hier zijn voorgesteld, afgezien van wat er bij moet in verband met de tegenwoordige tijdsomstandigheden, als behoorlijk kunnen worden beschouwd. Nu is het natuurlijk moeilijk ieder traktement op de juiste hoogte at te mikkenmaar ik geloof tochdat Burgemeester en Wethouders er tamelijk wel in geslaagd zijn, de kerk in het midden var» het dorp te houden, door aan den eenen kant de loonen niet te laag te stellen en aan den anderen kant niet te hooge eischen aan de gemeentekas te stellen. Een punt had ik gaarne veranderd gezienen wel de bijdrage voor het pensioen van de gemeente-ambtenaren. Door mijn voorstel heb ik getracht, daarin verbetering te brengen, maar ik heb dat niet op de goede wijze gedaan. Mijn bedoeling was, dat de ambtenaren voor hun eigen pensioen niet meer zouden bijdragenomtrent het weduwen- en weezenpensioen had ik geen voorstel gedaan. In de eerste plaats, omdat het er finan cieel verbazend in zou hangen en omdat men dan zou komen op het zeilde standpunt van de minderheid der Commissie. Immers mij is het onverschillig of een ambtenaar gehuwd is of niet, iets wat met bekwaamheid en arbeidsprestatie niets te maken heeft. De Commissie beeft zich dan ook niet bemoeid met de zorg voor weduwen en weezen, aangezien de ambtenaren daar zelf voor hebben te zorgen. Uit finan- cieele overwegingen toch kan men niet zoover gaan de zorg voor weduwen en weezen geheel te nemen voor rekening van de gemeente. Wat het pensioen der ambtenaren betreft, zou ik billijk achten en wenschen dat die kosten geheel voor rekening van de gemeente werden genomen door de 21/2 storting te doen vervallen. Het zal wel geen verwondering baren, als ik mij volkomen aansluit bij de meening van de Commissie, dat vrouwelijke en mannelijke ambtenaren gelijk behooren te worden gesala rieerd, omdat voor gelijk loon gelijken arbeid moet worden verricht. In dit opzicht zijn wij wel vooruitgegaanDit is ook het sterkste argument tegen het amendement van den heer Briët om kindertoeslag te geven, welk argument de heer Briët straks op schitterende wijze zal kunnen weer leggen. Een andere quaestie, waar men zoo spoedig met over uit gepraat is, is die der groepeering. Na all'es overwogen en onder zocht te hebben, was de eerste vraag voor de Commissie: hoe moeten de betrokken personen worden gegroepeerd. De Commissie, waarin drie juristen zaten, is zeer onpartijdig hierbij te werk gegaan, al heb ik groote bezwaren tegen hare indeeling. De juridische ambtenaren zijn er het slechtst afgekomen en ook in het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik noem bijvoorbeeld den referendaris. De Voorzitter. U heeft ten aanzien van den referendaris een amendement ingediend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 9