20 DONDERDAG 31 JANUARI 1918. van het dringend beroep van den heer van der Lip op mij om mijn amendement in te trekken, omdat, wanneer mijn amendement wordt verworpen, de schijn wordt gewekt, dat men de verplichting, de bruggen gesloten te moeten houden, zou erkennen. Wanneer de heer van der Lip zoo zeker is van zijne zaak, dat er geen enkele verplichting dienaangaande op ons rust, dan behoeft hij zich ook niet ongerust te makendat uit de verwerping van mijn amendement, een wapen tegen de ge meente zal worden gesmeed en men zal zeggen: »De Raad vond dat niet noodig". Of staat de gemeente ook naar zijn mee ning zwak? Dan is het dringend noodzakelijk, dat het amen dement wordt aangenomen, want dan wordt daardoor de positie van de gemeente versterkt. De heer van der Lip vraagt mij genoegen te nemen met de verzekering van Burgemeester en Wethouders, dat het wel in orde is. Het spijt mij, dat ik dat niet doen kan, daar de woorden de bedoeling niet weergeven en de gemeente bij eventueele moeilijkheden in zijn verzekering van heden geen argument heeft. Er staat dat die bruggen op de genoemde uren «gesloten blijven". Wanneer het nu straks met het oog op de watersport of door welke omstandigheid ook, noodzakelijk wordtdie bruggen te openenen, hebben Gedeputeerde Staten die dan misschien de Zondagsrust zullen willen handhaven desnoods tegen het gemeentebelang in, zooals de Raad dit eventueel later zal begrijpen, een wapen tegen de gemeente, dat wij niet hebben, als er staat: «gesloten kunnen blijven". Wanneer dit inderdaad de bedoeling is van het gemeentebe stuur, moet het ook met die woorden in het contract staan. De heer Aalberse. M. d. V. Ik wil slechts een enkele opmerking maken. Ik geloof, dat uit hetgeen door den Wet houder is aangevoerd wel gebleken is, de absolute overbodigheid van het door den heer Fokker voorgestelde amendement. Nu kan men zeggen: het is technisch toch mooier,wanneer „kunnen" erin staat, maar zoo onschuldig is het niet. Het gevolg zal zijn, dat wij zullen moeten wachten tot de zomer vergadering van de Staten, eer de zaak voortgang kan hebben. Ten pleziere van het amendement-Fokker zullen dan alle brugwachters maandenlang Zondagsdienst hebben voor niets. Ik heb gemeend, den Raad daarop even te moeten wijzen. De heer Fokker. M. d. V. Ik protesteer tegen de wijze, waarop de heer Aalberse tracht hier in deze vergadering en daarbuiten stemming tegen mij te maken. Hij stelt het voor, of ik ten pleziere van mijn amendement de brugwachters Zondagdienst wil laten doentot overeenstemming met Gede puteerde Staten verkregen is. Maar wanneer dit zou moeten gebeuren, dan zou dit zijn niet ter eere van mij maar ter eere van hendie deze clausule verkeerd geredigeerd hebben zoodat zij niet is overeenkomstig de bedoeling van het gemeen tebestuur. Ik heb hier slechts getracht de zaak in orde te maken zooals zij bedoeld is. Dat was mijn recht en mijn plicht. De heer van der Pot. M. d. Y. Wanneer ook ik nog even het woord vraag over deze zaak, dan is het niet, omdat ik meen daarover nog veel nieuws te kunnen zeggen, maar omdat ik bang ben, dat deze zaak wordt opgeblazen tot een conflict tusschen degenen, die meer voelen voor Zondagsrust en hen die meenen, dat ook op Zondag tot op zekere hoogte aan de eischen van het verkeer en de behoefte aan ver maak moet worden tegemoet gekomen. De fout van den heer Fokker is deze, dat hij één bepaling van het contract uit het verband licht. De bedoeling van het geheele contract is, dat de gemeente het verkeer niet zal belemmeren ten nadeele van de provinciale vaart. De provincie treedt hier op als vertegenwoordiger van de verkeersbelangen, niet de gemeente. De thans beoogde wijziging ontslaat de gemeente in zoover van haar verplichtingen, dat de mogelijkheid wordt geschapen om de provinciale Zondagsregeling in te voeren. Daarmee wordt aan de gemeente Leiden natuurlijk slechts een be voegdheid gegeven. Nooit zal de provincie nog verder willen gaan als de gemeente, omdat dit in lijnrechten strijd is met de positie van de provincie in het contract. Wanneer men nu slechts één artikel leest, is dit misschien niet dadelijk duidelijk; de bedoeling spreekt echter duidelijk uit het ge heele contract, en ik kan mij dus niet begrijpen, welke moeilijkheden het voor de gemeente kan opleveren, wanneer de hier voorgestelde redactie wordt aangenomen, ook al had zij iets precieser de bedoeling kunnen weergeven. De Voorzitter. Alvorens tot stemming over te gaan wil ik gaarne nog een enkel woord zeggen. Het heeft misschien den indruk gewekt, alsof alleen de heer Fokker op de gedachte van invoeging van het woord «kunnen" was gekomen. Burgemeester en Wethouders hebben dit echter evenzeer ingezien, maar juist omdat wij wilden, dat de bepaling spoedig zou werken, zijn wij er niet bij Gedeputeerde Staten op terug gekomen, want dan zou de zaak zeker weer een half jaar langer geduurd hebben. Wellicht zal deze bepaling over \1/a jaar geheel overbodig zijn geworden en zal men niet meer aan eene provinciale regeling zijn gebonden. Om eene minder nauwkeurige redactie, die geen moeilijkheden kan opleveren, zou men de invoering van deze regeling een half jaar gaan uitstellen, terwijl deze wellicht over i1/^ jaar komt te vervallen. Dit zou niet ver standig zijn zooveel tijd te gaan opofferen voor eene zoo weinig beteekenende redactiewijziging. Het gaat hier niet om een proces, maar om de uitlegging van een contract tus schen de provincie en de gemeente. Gedeputeerde Staten hebben, als ik het wel heb, de stukken heb ik op het oogenblik niet ter beschikking ge zegd, dat het de bedoeling van deze contractswijziging is aan de gemeente de bevoegdheid te geven de bruggen op Zondag gesloten te houden. Toen is deze bepaling aldus geformuleerd. Moeilijkheden zullen uit deze redactie dërhal ve niet voortvloeien. De heer Eerdmans. M. d. V. U zegt, dat de stukken op het oogenblik niet aanwezig zijn, waaruit blijken kan, dat het de bedoeling van Gedeputeerde Staten is geweest aan de gemeente de bevoegdheid te geven de bruggen te sluiten. Ik acht het toch zeer gewenscht dit precies te weten, alvorens wij een besluit nemen. De Voorzitter. Ik heb gezegd, dat ik geloof, dat dit er in staat. De heer Eerdmans. M. d. Y. Zou het dan niet verstandiger wezen het nemen van eene beslissing uit te stellen, tot dat wij het zeker weten. De Voorzitter. Laat ik dan zeggen«ik ben er van overtuigd, dat het zoo in de stukken staat." Zelfs al stond het niet zoo precies in de stukken, dan zou ik dit nog geen bezwaar achten. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Fokker wordt in stemming gebracht en verworpen met 20 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Knappert, Sasse, J. P. Mulder, Sijtsma, van Hamel, Bots, van der Lip, Aalberse, Pera, van der Pot, Timp, Boot, Briët, Huurman, van Tol, van der Eist, de Boer, A. Mulder, Reimeringer en Wilmer. Vóór stemmen de heeren: Zwiers, Eerdmans, Fokker, Hoogenboom, Fabius, van Gruting, Botermans, Jaeger en van Romburgh. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 25 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren Knappert, Zwiers, Sasse, J. P. Mulder, Sijtsma, van Hamei, Bots, van der Lip, Aalberse, Pera, van der Pot, Fabius, Timp, van Gruting, Boot, Briët, Huurman, van Tol, van der Eist, de Boer, A. Mulder, Jaeger, Reimeringer, van Romburgh en Wilmer. Tegen stemmen - de heeren: Eerdmans, Fokker, Hoogen boom en Botermans. De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot punt VIII, deel ik mede, dat door den heer A. Mulder de volgende motie is voorgesteld, luidende: «Ondergeteekende stelt voor de punten VIII, IX, X en XI van de agenda te behandelen na punt XIV." De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De motie van den heer A. Mulder wordt in stemming ge bracht en aangenomen met 26 tegen 1 stem. Vóór stemmen de heeren: Knappert, Zwiers, Sasse, J. P. Mulder, Eerdmans, Sijtsma, van Hamel, Bots, van der Lip, Aalberse, Pera, van der Pot, Hoogpnboom, Timp, van Gruting, Boot, Briët, Huurman, van Tol, van der Eist, de Boer, A. Mulder, Jaeger, Reimeringer, van Romburgh en Wilmer. Tegen stemt de heer Fokker. (De heeren Botermans en Fabius waren tijdens de stemming over deze motie niet in de vergadering aanwezig). De Voorzitter. Aan de orde is dus thans punt XII. XII. Praeadvies op het verzoek van het Steuncomité Leiden Oorlogstoestand 1914 om eene subsidie ten bedrage van 10 van de uitkeeringen, die ingevolge eene door de Leidsche Vereeniging van Industrieelen vastgestelde wachtgeld-rege ling voor mannelijke en vrouwelijke werklieden eventueel zullen plaats hebben. (Zie Ing. St. No. 34.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 6