18 DONDERDAG 31 JANUARI 1918. gestelde vertrouwen. Ofschoon ik mij niet ontveins, dat voor al in de tegenwoordige tijdsomstandigheden het behoorlijk vervullen van het wethouderschap vele moeilijkheden mede brengt, wil ik nochtans gaarne trachten daaraan mijn beste krachten te wijden, zoodat ik Uwe vraag bevestigend beant woord, Mijnheer de Voorzitter, en de benoeming gaarne aanneem. Teekenen van instemming.) II. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Natuurkunde aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 24.) Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen de heer dr. T. van Lohuyzen. De Voorzitter. Ik stel U voor deze benoeming te doen ingaan op 5 December 1917 en de jaarwedde van den heer van Lohuyzen te bepalen op f 130.— per jaar per wekelijksch lesuur. Wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor de genomen moeite. III. Voorstel tot openbaren verkoop van op de Stads- Timmerwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde voorwerpen en materialen. (Zie Ing. St. No. 28.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IV. Praeadvies op het verzoek van den eigenaar en de be woners van de onbewoonbaar verklaarde perceelen Vliegent- harthof Nis. 9/11 en 13/15, om verlenging van den termijn van ontruiming dier perceelen. (Zie Ing. St. No. 25.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. V. Vaststelling van het verslag aangaande de wijze, waarop het op de gemeentebegrooting voor 1916 voor Schoolkinder voeding toegestaan bedrag, is besteed. (Zie Ing. St. No. 29.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VI. Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen J. F. J. Pourquié, tot betaling van de kosten van het aan brengen van voorloopige voorzieningen tegen het instorten van zijn perceelen Michielstraat nis 6 en 8. (Zie Ing. St. No. 26.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VII. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen met Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland eene overeenkomst aan te gaan, waarbij de in 1884 tusschen de provincie en de gemeente gesloten overeenkomst in zake de doorvaart door Leiden's territoir wordt aangevuld met eene bepaling betreflende de bediening van de bruggen in de zoo genaamde provinciale vaart op Zondagen en daarmede gelijk te stellen dagen. (Zie Ing. St. No. 31.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb geen bezwaar tegen dit voorstel, dat bedoelt de gemeente los te maken van den band, waardoor de gemeente aan Gedeputeerde Staten bij contract is gebonden ten aanzien van den Zondag en de Christelijke Feestdagen. Ik heb er evenwel wel bezwaar tegen, dat wij door wijziging van het contract verplicht zullen zijn de bruggen op die dagen gesloten te houden en ons daardoor opnieuw binden, thans in omgekeerden zin. Burgemeester en Wethouders stellen voor, een verandering in het contract te brengen, en wel om te bepalen dat in overeenstemming met de bestaande regeling voor de bediening der provinciale bruggen op Zondagen en Christelijke Feestdagen de hier bedoelde bruggen gesloten blijven op de in het contract genoemde uren. Wanneer er nu stond «gesloten kunnen blijven" zou het voorstel mijn volkomen instemming hebben, daar dan de ge meente de algeheele vrijheid behoudt, ze al of niet gesloten te houden. Het kan toch wenschelijk zijn, dat hetzij in ver band met de zeilsport te Warmond of welk ander gemeente belang of omstandigheid ookdat de bruggen althans geopend kunnen worden. Kunnen Burgemeester en Wethouders niet bevorderendat «kunnen" wordt geplaatst tusschen «gesloten" en «blijven"? Ik zou dan geenerlei bezwaar tegen het voorstel hebben. De heer Hoogenboom. M. d. V. Dit voorstel van Burge meester en Wethouders komt voort uit de aanneming van het amendement van den heer Briët, dat werd ingediend bij de behandeling van de rechtspositie der ambtenaren en be ambten en waarbij werd besloten tot het geven van 26 vrije Zondagen. Er is bij de behandeling van dit amendement zeer duide lijk uitgekomen, dat dit amendement in het bijzonder moei lijkheden zou opleveren in verband met de bediening der bruggen. Ik heb tegen dat amendement gestemd en allen, die er vóór hebben gestemd, zien nu de consequentie daarvan in het voorstel, dat thans voor ons ligt. Burgemeester en Wethouders doen nu een radicale oplossing aan de hand door de bruggen op Zondag gesloten te houden, behalve van half 1 tot 4 uur. Ik moet mij ten eenen male tegen dit voorstel verklaren. Wij gaan den verkeerden weg op, wanneer wij de gemeente op Zondagen en erkende Christelijke feestdagen van het verkeer te water afsnijden. Dat het provinciale kanaal naar de Oostzijde van de stad zal worden omgelegd, gaf juist de gelegenheid dat aan de west zijde van de stad de gemeente Leiden des Zondags niet meer voor het verkeer te water afgesloten zou blijvenzoodat dus van dien kant de toegang Zondags zou vrijkomen, zooals die thans van alle andere zijden vrij is. Burgemeester en Wet houders doen nu weer den grendel op de deur, en sluiten niet alleen met de provinciale brug aan de westzijde der stad, die na de kanaalomlegging aan de gemeente zal komen maar ook met alle andere bruggen den toegang tot deze stad op Zondag ten eenen male af. Ik geloof niet, dat dit in het belang der gemeende is. De stoombootendie Zondags meermalen onze stad bezoeken, zullen zelfs de haven niet meer kunnen bereiken, want de Schrijversbrug, die zij daartoe eerst moeten passeerenzal dan ook gesloten zijn. Ik meen, dat, nu het amendement-Briët eenmaal is aan genomen, wij ook de consequentie daarvan moeten dragen, echter niet in den zin dat de bruggen Zondags niet worden ^bediend, maar door het beschikbaar stellen van meer geld voor hulp-personeel voor de bediening der bruggen op Zon dagen. De heer Briët. M. d. V. Het verbaast mij eenigszins, wat de heer Hoogenboom gezegd heeft. Burgemeester en Wethouders zijn al met dit voorstel gekomen, voordat ik mijn amendement had ingediend. Immers ik meen, dat in het praeadvies op de wijzigings-verordening Burgemeester en Wethouders het voor nemen te kennen gaven, om zich tot de Provinciale Staten te wenden. In de tweede plaats stelt de heer Hoogenboom de zaak overdreven voor. Leidenzegt hijwordt nu voor het verkeer te water geheel afgesloten, maar is Leiden Zondags al niet afgesloten, doordat de provincie deze regeling getroffen heeft? Doordat de Provincie deze regeling getroffen heeft, kunnen de schepen niet door de provinciale vaarten en derhalve Leiden niet bereiken. Nu acht ik het verstandig van Leiden zich bij deze provinciale regeling aan te sluiten. Leiden heeft er niets geen nadeel van. Voor het grootste gedeelten zijn de wateren om Leiden provinciale vaarten, terwijl het bovendien zeer wenschelijk is, dat, terwijl de brugwachters op Zondag bijna niets hebben te doen, er eene regeling wordt getroffen, waardoor de brugwachters voor het grootste gedeelte des Zondags vrij zullen kunnen zijn. De heer Hoogenboom. M. d. V. In het praeadvies van Burge meester en Wethouders op het amendement van den heer Briët bij de behandeling der rechtspositie der ambtenaren voorgesteld, is door Burgemeester en Wethouders gewezen op de invoering van eene regeling van den Zondagsdienst voor de bediening der bruggen als bij de Provincie was in gesteld. Bij de discussie heeft de Wethouder gezegd, dat, wanneer men deze regeling niet overnam, men dan zou vervallen in de kosten benoodigd voor de aanstelling van meer personeel ten einde des Zondags de bruggen behoorlijk te kunnen bedienen. In die meerdere kosten zag de Wet houder een groot struikelblok tegen de aanneming van dat amendement. Burgemeester en Wethouders stellen dan ook nu uit louter financieele overwegingen voor te besluiten tot invoering van den Zondagsdienst gelijk deze bij de Provincie in gebruik is. De financiën hebben dus bij Burgemeester en Wethouders den doorslag gegeven om deze zaak op deze wijze te regelen. Nu mag de heer Briët zeggen: de toegang tot Leiden is reeds nu Zondags afgesloten, omdat de provinciale bruggen dan gesloten zijn; dit is echter slechts het geval aan de westzijde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 4