42
DONDERDAG 31
JANUARI 1918.
U heeft gezegd over het in rechten vervolgen. De personeele
toelage is mijns inziens een deel van het salaris.
De Voorzitter. Maar dat salaris mag men niet gaan ver
minderen.
De heer Briët. Voor de pensioensstorting telt de toelage
toch wel degelijk als salaris mede.
De Voorzitter. Omdat dit speciaal in de pensioensver
ordening werd gezegd en thans ook geldt in de wet.
De heer Briët. Elk publiekrechtelijk lichaam heeft toch
het recht het salaris te verminderen of te verhoogen. In een
arrest van den Hoogen Raad van '58 (Weekblad van het
Recht No. 2000) het eenige wat over deze aangelegenheid
bestaat wordt gezegd dat de gemeente in haar publiek
rechtelijke kwaliteit de bevoegdheid heeft de jaarwedden te
vermeerderen, te verminderen of geheel in te trekken, zonder
dat dit laatste valt onder bereik van het burgerlijk recht.
'De Voorzitter. Dit is eene algemeene regeling.
Ik kan mij begrijpen dat de gemeente het recht heeft het
salaris te verhoogen oC te verlagen. Hier gaat het evenwel
om de personeele toelage, om redenen buiten het salaris om
gegeven.
De heer Briët. M. d. V. Wanneer bij de salarisherziening
het nieuwe traktement hooger wordt gesteld dan het vroegere
salaris en de personeele toelage te zarnen, dan geloof ik niet,
dat hiertegen het minste bezwaar is.
Er is mijns inziens een groot bezwaar gelegen in het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Ik zie er geen enkel bezwaar in. Ik heb
de personen nagegaan aan wie eene personeele toelage zou
moeten worden gegeven.
De heer Aalberse. M. d. V. Na alles wat ik heb gehoord
geloof ik, dat de Commissie verstandig zal doen haar amen
dement in te trekken. Het is voldoende, dat op deze zaak
de aandacht is gevestigd geworden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikel 14 wordt daarna ongewijzigd zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter. Thans komen in behandeling de verschil
lende staten. In de eerste plaats staat A.
Burgemeester en Wethouders hebben alsnog in dezen staat
een paar wijzigingen aangebracht door nl in groep 1 te laten
vervallen de woorden «hulpstraatmaker (niet vakwerk)', in
groep 2 achter hulpstraatmaker te laten vervallen het woord
«vakwerk", alsmede de woorden «straatmaker (niet vakwerk)"
en in groep 4 achter straatmaker te laten vervallen het woord
«vakwerk".
De heer Aalberse. M. d. V. Ik wil er even op wijzen en
daarmede den heer Fokker geruststellen, dat wij wel degelijk
met de lichtfabrieken rekening hebhen gehouden, dat eenige
personen aan de lichtfabrieken verbonden niet op deze lijst
zijn geplaatst, omdat het onmogelijk bleek voor hen op dit
öogenblik eene salarisregeling vast te stellen. Het salaris van
die enkele personen wordt door Burgemeester en Wethouders
vastgesteld.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik wil er op wijzen, dat bij de
aanneming van deze staten verondersteld mag worden, dat
de duurtetoeslagen gehandhaafd blijven. JCr is door de Com
missie ad hoe eene loonregeling vastgesteld voor normale
tijden. Burgemeester en' Wethouders willen de loonen met
60 cent verhoogen. Een duurtetoeslag van 60 cent per week
mag evenwel niet geacht worden een eenigszins tegemoet
komende duurtetoeslag te zijn. Ik wil dan ook mijne stem
slechts aan dit voorstel geven, wanneer de duurtetoeslag ge
handhaafd blijft.
De Voorzitter. U is geheel bevoegd Uwe stem aan staat
A te geven, uit welke inwendige roerselen U dat wilt doen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou eene positieve vraag
willen doen ten einde mijne stem over dezen staat te kunnen
uitbrengen, zij het dan niet uit «inwendige roerselen."
Zijn Burgemeester en Wethouders voornemens, wanneer deze
verordening zal zijn aangenomen, de kwestie van het geven
van een duurtetoeslag weder ter hand te nemen? Blijft deze
gehandhaafd of wordt deze ingetrokken na aanneming van
deze verordening?
De Voorzitter. Ik heb niets anders te doen dan U te ver
wijzen naar het praeadvies van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslaging wordt gesloten.
De gewijzigde staat A wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over staat B.
De heer Wilmer. M. d. V. In verband ook met staat C
zou ik Burgemeester en Wethouders willen vragen, of zij
ook overwegen een duurtetoeslag voor te stellen ten aanzien
van het kleedgeld van de ambtenaren en werklieden, die
hiervoor in aanmerking komen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders kunnen hier
omtrent nog niets zeggen. Te zijuer tijd zullen zij dit over
wegen. Het is zeer de vraag, of het noodig zal zijn. Toen
hier aan kleedgeld f 85.— werd gegeven, gaf men in Arnhem
f 65.Men heeft van dat kleedgeld een aardigen spaarpot
gemaakt. Blijkt eene verhooging noodig, dan zullen Burge
meester en Wethouders met een voorstel komen. Ik acht het
evenwel verkeerd bij de behandeling van deze verordening
te komen met allerlei vragen, die met deze verordening niets
te maken hebben. Men kan bij de rondvraag die vragen
stellen.
De heer Fokker. M. d. V. Ter ondersteuning van de vraag
van den heer Wilmer wil ik opmerken, dat niet alleen de
verordening wordt behandeld maar ook de adressen, die zijn
ingekomen. Herhaaldelijk heb ik U hooren voorstellen een
adres te behandelen bij punt zooveel van de agenda.
De Voorzitter. Zeer zeker. Voor zoover de adressen toe
passelijk zijn.
De heer Fokker. M. d. V. Ik acht het onderhavige adres
wel degelijk toepasselijk en de vraag van den heer Wilmer
zoo vreemd niet. Het gaat niet aan, dat de Raadsleden telkens
met een kluitje in het riet worden gezonden. Mij is dit ook
al een paar keer overkomen en ik pas daarvoor.
De beraadslaging wordt gesloten.
Staat B wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over staat C.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen nog
eenige wijzigingen in staat C voor. Ons is namelijk gebleken,
dat ar in dezen staat eene onbillijkheid voorkomt.
Volgens staat A krijgen de werklieden en volgens staat B
de politie 4 verhoogingen. Het lijkt ons billijk, dat de brug
wachters le en 2e klasse, die ongeveer tot dezelfde categorie
behooren, evenveel verhoogingen krijgen. In verband hiermede
moet dan de maximum-wedde der brugwachters 2e klasse
worden gebracht op ƒ15.50 en die der brugwachters le klasse
op 18.— per week.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik kan mij met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders volkomen vereenigen. Ik
wil slechts opmerken, dat Burgemeester en Wethouders toch
weer een ouden toestand hebben gehandhaafd. De brug
wachters aan de Blauwpoortsbrug en de Turfmarktsbrug zullen
eene extra belooning ontvangen. Ik zou willen voorstellen
deze dan x>ok toe te kennen aan de brugwachters van de
Marebrug. De dienst is daar het zwaarst. Vrijdags wordt
de brug meer dan 100 maal geopend, terwijl de Blauwpoorts
brug electrisch geopend wordt.
De Voorzitter. De kwestie is eenigszins anders dan door U
wordt verondersteld. De brugwachters van de Blauwpoortsbrug
krijgen deze belooning voor het onderhoud van de machinerieën,
wat niet tot hun werk behoort. Zij doen derhalve werk, dat
anders door een deskundige zou moeten gedaan worden. Dë
wachters van de brug aan de Turfmarkt krijgen die belooning
ook, omdat zij met de wachters van de Blauwpoortsbrug
rouleeren bij afwezigheid of ziekte. Deze extra belooning heeft
derhalve niets te maken met de drukte bij de bruggen. Het
is dus eene belooning voor werk, dat geheel buiten hun werk
als brugwachter valt. Daarom hebben wij gemeend deze be
looning te moeten handhaven.
De beraadslaging wordt gesloten.
De gewijzigde staat C wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over staat D.
e