40
DONDERDAG 31
JANUARI 1918.
gemeente, dat zal iedereen toegeven. Sparen is daarentegen
slechts in het belang van den ambtenaar. Nu zegt de Com
missie ad hoe: spaarplicht dient om het maatschappelijk
evenwicht tusschen gehuwden en ongehuwden zooveel moge
lijk te handhaven, (p. 17 van het Rapport). Burgemeester en
Wethouders zijn het echter volkomen met de Commissie van
Financiën eens, dat de salarisregeling daarvoor niet heeft te
zorgen.
Het spreekt vanzelf, dat een ongehuwde zich ruimer kan
bewegen dan een gehuwde. Dit zal onder andere omstandig
heden ook het geval zijn. Wanneer twee menschen samen eene
zaak drijven, zal de eene vennoot, die ongehuwd is, zich
ruimer kunnen bewegen, dan de ander, die een groot gezin
heeft en precies hetzelfde inkomen heeft. In dit verband
zou ik willen vragenwaarom wordt het geld op 30 jarigen
leeftijd uitgekeerd? Wordt dan het evenwicht plotseling
hersteld? Wil men het evenwicht handhaven, dan moet men
ook gehuwden zonder kinderen laten sparen, want ook zij
ontvangen te veel loon. Het salaris toch is berekend voor
een gemiddeld gezin, dat wil zeggen een gezin met 3 a 4
kinderen.
Het is eigenaardig, dat de Commissie ad hoc ten opzichte
van den kindertoeslag heel anders redeneert. Daar heet het
(pag. 17): »In de maatschappij kent men eene dergelijke
loonregeling niet. Het gaat de gemeente niet aan hoeveel
kinderen iemand heeftHet verschil in salarieering wekt
onderlinge jaiouzie".
Welnu, al deze argumenten kunnen ook tegen den spaar
plicht aangevoerd worden. In het vrije bedrijf kent men ook
geen spaai plicht. Het gaat de gemeente ook niet aan, of
iemand gehuwd of ongehuwd is. Hetuitkeeren van verschillend
loon zal ook hier jaiouzie veroorzaken.
Het voornaamste bezwaar echter tegen het voorstel der
Commissie is door den heer Botermans genoemd, die terecht
gezegd heelt, dat de ambtenaren rekenen met hpt loon, dat
zij ontvangen. Wat men later krijgt uitgekeerd, wordt niet
medegerekend. Men rekent alleen met hetgeen men in handen
krijgt en daardoor loopen wij kans bij vacatures geen ge
schikte sollicitanten te zullen krijgen. Van iemand met een
salaris van f 650.— zal ingehouden worden f 81,25. Aan een
adjunct-commies met een salaris van f 1100.zal ƒ137.50
niet uitgekeerd worden. Dat is dus nog al van belang en is
het billijk? Zooeven toen wij het hadden over den kinder
toeslag is gewezen op allerlei omstandigheden, die zich in
eens menschen leven kunnen voordoen; ongehuwden kunnen
ook in omstandigheden vei keeren, waarin zij meer geld noodig
hebben dan men oppervlakkig wel zou meenen. Ja, zal men
zeggen, maar daarvoor' bestaat een correctief, want Burge
meester en Wethouders kunnen ontheffing verleenen. Zeker,
maar op deze wijze wordt op Burgemeester en Wethouders
een uiterst zware taak gelegd.
Een van tweeën zal geschieden, of Burgemeester en Wet
houders zullen het zoo nauw niet nemen en ontheffing ver
leenen aan ieder, die een met redenen omkleed verzoek in
dient, en dan wordt de heele spaarplicht illusoir, óf Burge
meester en Wethouders gaan iedere reden op een goud
schaaltje wegen en dat wil de Commissie, want zij spreekt
van »zeer bijzondere gevallen" en dan zullen zich veel ge
vallen voordoen, waarin Burgemeester en Wethouders het
verzoek zullen moeten afwijzen, hoewel zij het eigenlijk on
billijk vinden, dat het geheele salaris niet kan worden uitge
keerd. Tenslotte acht ik het eene voorname factor, dat al de
organisaties tegen spaarplicht zijn. Ik heb van dien kant van
spaarplicht niets goeds gehoord. Ook alle Commissies zijn er
tegen, alleen die van de Bank van Leening heeft gunstig
geadviseerd. Nu zegt de Commissie ad hoe: op hetoogenblik
is men er wel erg op tegen maar naderhand zal men er
verzot op zijn. De Commissie ad hoc is hieromtrent evenwel niet
zoo geheel gerust, want zij zegt: »men krijgt zijn geld niet
terug, wanneer men den gemeentedienst verlaat". Waarom
niet? Omdat een onverwacht ontslag-nemen daardoor zou
worden bevorderd.
Wanneer men er zoo verzot op was, zou men mijns inziens
er niet expres om heengaan. Ik zou aan de Commissie kunnen
vragen, of zij dan ook niet bang is voor ondoordachte
huwelijken? Het aanwakkeren van sparen acht ik uitstekend.
Wil rnen het amendement wijzigen in dien geest, dat Burge
meester en Wethouders de gelegenheid tot sparen openen,
dan zullen wij hiertegen niet het minste bezwaar hebben,
maar wij zijn gekant tegen spaar plicht.
Wij hebben tegenwoordig al genoeg »dwang" en «plicht".
Laat Leiden niet de eerste gemeente zijn, die er weer een
nieuwen plicht bijvoegt.
De heer Briët. M. d. V. Een enkel woord nog ter weer
legging van de argumenten van den heer van der Lip. Hij
zegt: »de gemeente heeft geen recht een gedeelte van het
loon in te houden." Bij pensioenstorting gebeurt dit toch
altijd De gemeente houdt dit bedrag van het loon af en dat
kan men in dit geval ook doen In alle gevallen van ver
plichte verzekering heeft men het recht een gedeelte van het
loon in te houden. Pensioneering wordt genoemd te zijn in
het belang der gemeente. Is dit met spaarplicht ook niet het
geval? Men zegt: »de gehuwden zonder kinderen moeten ook
tot sparen gedwongen worden." Dit is weer een voorbeeld van
de wijze van verweer van den heer van der Lip. Bij de
kwestie van kindertoeslag kwam hij ook aan met allerlei
excepties, die weinig doen tot de grootte van de zaak, waarom
het gaat. De groote belangen worden op deze wijze over het
hoofd gezien.
Het argument van den heer van der Lip gaat niet op en
raakt de zaak niet.
De bedoeling van spaarplicht is om te voorkomen, dat
menschen, die gaan trouwen, zullen komen in moeilijkheden
tengevolge van wat zij voor installatie noodig hebben. Ieder,
die het leven kent, weet zeer goed, dat het menigmaal ge
beurt, dat een ongehuwde arbeider, die een hoog loon ver
dient, tegen eene kleine vergoeding in de kost is bij zijne
ouders. Zulke menschen leven als heeren en besteden het
grootste gedeelte van hun inkomen. Wanneer zulken gaan
trouwen, beginnen zij zich in schulden te steken. Men moet
zich beperken, men wordt ontevreden met het gevolg, dat de
man zijn vrouw en kinderen in den steek laat en tracht weer
bij zijne ouders onder dak te komen, die hem gaarne willen
in huis nemen, omdat hij nog al wat in brengt. Dit komt herhaal
delijk voor. Met het oog hierop hebben wij gemeend, dat spaar
plicht wenschelijk is. Wat de hoogere ambtenaren betreft, zij
zullen geen bezwaar hebben tegen spaarplicht. Zij zullen er
blij om zijn. Ik ken vele personen, die zich dwingen tot
sparen door in eene levensverzekering te gaan. Iedere maand
wordt eene quitantie gepresenteerd, die zij moeten betalen.
Anders gevoelen zij zich te zwak om hun geld te bewaren.
Op deze wijze dwingt men zich tot sparen.
Dat Burgemeester en Wethouders bij aanvragen om ont
heffing zullen moeten beslissen, is inderdaad in sommige ge
vallen zeer moeilijk. Maar dit geldt ook ten aanzien van het
kleedingfonds van de politie en de brugwachters. Daar hebben
Burgemeester en. Wethouders te beoordeelen de aanvragen
om van het voorschot iets te mogen afnemen. Ik weet niet,
of de beslissing hierover Burgemeester en Wethouders zoo
heel zwaar valt. Op grond van de praktijk ben ik een zeer
sterk voorstander van spaarplicht. Ook in andere landen heeft
deze instelling een grooten omvang genomen.
De heer Botermans. M. d. V. Ik ben tegen dit voorstel,
omdat ik spaarplicht niet acht te zijn in het belang der ge
meente. Jonge krachten zullen zich hierom niet aanmelden
om werk. Het loon zal men te laag achten.
Iemand, die zijne positie goed begrijpt, zal zelf sparen. Er
zijn maatschappijen genoeg, waar men zich kan verzekeren.
Ik acht aanneming van spaarplicht niet in het belang van
de gemeente.
De heer Fokker. M. d. V. Wanneer spaarplicht zal worden
ingevoerd, dan zal het merkwaardige zich voordoen, dat de
gemeente met de eene hand aan de ongehuwden geven zal
duurtetoeslag, omdat zij niet rond kunnen komen met hun
traktement, terwijl zij aan den anderen kant een deel van het
loon inhoudt om te dwingen te sparen van het loon, waar
mede de ambtenaar volgens de gemeente zelf niet rond kan
komen.
Dit is inconsequent. Dit is mijns inziens een van de redenen
om zeker nu niet tot invoering van spaarplicht over te gaan.
De Voorzitter. Ik wil slechts opmerken, dat ik het niet
met alle argumenten van den heer van der Lip eens ben.
Ik gevoel meer voor het betoog van den heer Botermans, dat
dit stelsel practisch niet zal zijn in te voeren.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren Aalbersec.s. tot invoeging
van het door hen voorgestelde artikel 9 A wordt in stemming
gebracht en verworpen met 19 tegen 6 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Zwiers, J. P. Mulder, Eerd-
mans, Fokker, van Hamel, Bots, van der Lip, van der Pot,
Iloogenboom, Timp, van Gruting, Boot, van Tol, Botermans,
van der Eist, de Boer, Jaeger, Reimeringer en van Romburgh.
Vóór stemmen de heeren: Knappert, Sijtsma, Aalberse, Pera,
Briët en Wilmer.
Beraadslaging over art. 10, luidende:
»De wedde van personen, in dienst der gemeente (gemeente
lijke bedrijven en instellingen inbegrepen) over wier werktijd
de gemeente volledig kan beschikken, doch die slechts van
een tijdelijke aanstelling zijn voorzien, wordt bepaald door