DONDERDAG 31 JANUARI 1917.
33
dien men zoowel bij de bedrijven als elders heeft, ging bij
de fabrieken in de laatste 2 jaar met niet meer dan 30.
vooruit, terwijl hij volgens het voorstel der Commissie met
62.50 vooruit zal gaan.
De ambtenaren echter, van wie het welslagen van het bedrijf
afhangt, gaan met groote sprongen achteruit. De gemiddelde
verhooging van jaarsalaris in 3 jaar is geweest vooreen ingenieur
ƒ500.— terwijl dit naar het voorstel der Commissie ƒ250
zou bedragen hebben; voor een hoofdinspecteur is gebleken
in hetzelfde tijdverloop noodig te zijn ƒ240.voorstel der
Commissie ƒ200.—; voor een hoofd machinist ƒ200.en werd
voorgesteld 100.
Gaan wij nu na de werklieden. Het weeksalaris van een
hoofdgasstoker is in 3 jaar gemiddeld vooruitgegaan met ƒ1.65.
dit zou nu geworden zijn .90, dat van een bankwerker
lste klasse, die in de laatste 8 a 10 jaar om de 3 jaar met
ƒ5.40 is vooruitgegaan zou volgens het voorstel der Commissie
slechts vooruitgaan met .90. Dit zijn aanmerkelijke ver
schillen, en nu zal toch niemand zeggen dat Commissarissen
maar loonen hebben gegeven alleen om het plezier te hebben
maar geld uit te geven, dat is natuurlijk geweest in het belang
van het bedrijf.
Wanneer men deze cijfers hoort, zal men begrijpen dat
Commissarissen ernstig bezwaar hadden, tegen deze dooi: de
Commissie ad hoe voorgestelde regeling, en daaraan zal alleen
zijn tegemoet te komen door het toekennen van vervroegde
periodieke verhoogingen. De maxima, zooals die in de verorde
ningzijn vastgelegd, zijn voldoende; tegen de maxima, misschien
iets eronder, kunnen wij de menschen krijgen en behouden,
maar die maxima worden niet spoedig genoeg bereikt, en
daarom moeten de periodieke verhoogingen versneld worden.
Er is in de verordening bepaald, dat de Raad of Burgemeester
en Wethouders een versnelde periodieke verhooging kunnen
toekennen en een benoeming kunnen doen op een salaris,
hooger dan het minimum, waarvan dan aan den Raad mede-
deeling moet worden gedaan. Er is echter blijkbaar niet aan
gedacht, dat ook Commissarissen en de directeuren benoemings
recht hebben en die zullen ook de versnelde periodieke
verhoogingen moeten kunnen toekennen. Moet nu echter bij
elke versnelde periodieke verhooging door Commissarissen aan
Burgemeester en Wethouders worden gevraagdof zij het
goed willen vinden?
De heer Sijtsma zegt hier: ja zeker, maar dan krijgen
Burgemeester en Wethouders per jaar ongeveer 500 verzoeken
van Commissarissen, of zij een versnelde periodieke verhooging
of een aanstelling op hooger dan het minimum goed zouden
willen vinden, en dan verwachten wij 500 maal per jaar
Burgemeester en Wethouder s liefst voltallig op de fabriek ten
einde een nauwkeurig onderzoek in te stellen, telkens voor
ieder voorstel van Commissarissen afzonderlijk.
De Voorzitter. Mag Uwe rede beschouwd worden tevens
als toelichting op Uw amendement, anders ben ik bang, dat
het morgenochtend wordt, eer wij met dit punt gereed zijn.
De heer Fokker. Het zou mij niet hinderen, wanneer ik
tot morgenochtend 6 uur spreken moest in het belang van
deze zaak en van de gemeente. De heeren behoeven slechts te
luisteren
De Voorzitter. De heeren zijn van de zaak zoo gaandeweg
wel eenigszins op de hoogte gekomen.
De heer Fokker. M. d. V. Het is toch goed het even te
herhalen. De Commissarissen zullen 500 maal per jaar bij
Burgemeester en Wethouders moeten komen met de vraag:
vrndt gij het goed dien werkman aan te stellen op een trak
tement zooveel centen per weekmisschien maar één cent
hooger dan het minimum, of met vragen om tusschentijdsche
verhooging.
Wij verwachten Burgemeester en Wethouders dan ook 500
maal per jaar op de fabriek om zich er van te overtuigen of
de aanvrage gerechtvaardigd is. Misschien zal men zeggen:
«Burgemeester en Wethouders zullen afgaan op het rapport
der Commissie." Wanneer men zoo'n groot vertrouwen in de
Commisarissen stelt, waarom laat men de geheele regeling
dan niet aan de Commisarissen over. Dit lijkt mij veel juister.
De Commisarissen dragen dan de verantwoordelijkheid en niet
Burgemeester en Wethouders, die verantwoordelijk worden
zoodra zij de zaak aan zich houden. Sedert een jaar of 3, 4
worden aan de gasfabriek hoogere loonen uitbetaald. Daarvan
hebben wij zeer goede resultaten ondervonden. De administratie
is nieuw opgezet, het bedrijf hervormd met een uitstekend
resultaat.
Nu moet mij van het hart, dat sedert de Commissie ad
hoe aan het werk is, de Directie heett geconstateerddat er
eene ontmoedigde stemming heerschte onder het personeel.
De beste en meest energieke krachten zien hun toekomst
niet meer door eigen arbeidslust en energie verzekerd, zij gaan
daar, waar zij beter bezoldiging krijgen. Ik ducht een gevaar
van het voorstel van de C mrnissie ad hoe voor de Gasfabriek.
Waar de fabriek een kostbaar bezit is en aanmerkelijke baten
voor de gemeente kan afwerpendaar moeten wij deze in
stelling met de meeste zorg omgeven en haar niet onder
werpen aan eene proefneming als waartoe het plan bestaat
n.l. de onveranderde invoering van het vooistel van Burge
meester en Wethouders, wat voor het personeel van de-fa
briek zeer onaangename gevolgen zal hebben. Daarom kan
het ook uit een financieel oogpunt slechte gevolgen hebben-
voor de gemeente, al is het misschien goedkooper dan de
loonregeling, die Commisarissen wenschten. Men kon beter de
uitgaven van loon en periodieke verhoogingen voor de gasfabriek
verhoogen, welk bedrag men dubbel terug ontvangt door de
opbrengst van het' gas en electriciteitdan dat men minder
aan loon uitgeeft en straks eene aanmerkelijk lagere opbrengst
of hooge exploitatiekosten of uitgaven voor onderhoud ziet
te voorschijn komen. De financieele zijde van dit vraagstuk
mag zeker nog wel even naar voren worden gebracht.
Intusschen, Mijnheer de Voorzitter, de Raad moet beslissen.
Ik zou meenen het belang der gemeente niet goed te hebben
gediend, indien ik heden niet krachtig voor de stedelijke
fabrieken en haar personeel was in de bres gesprongen.
De Voorzitter heeft zoo straks gezegd, dat het juist was,
dat Burgemeester en Wethouders niet hebben gevolgd het
voorstel der Commissie ad hoe om 3-jaarlijksche verhoogingen
te nemen, ten deele, omdat Commissarissen 1-jaarlijksche
verhoogingen wenschtenen nu wilde men door 2-jaarlijkscbe
verhoogingen voor te stellen beide partijen eenigszins tevreden
stellen. Ik geloof, dat daarmede töch aan de fabrieken een
slechte dienst is bewezen. Met dergelijke halfheid bestuurt
men geen bedrijf. De werklieden hebbentoen zij door
Commissarissen zijn gehoord, uitdrukkelijk te kennen gegeven,
dat zij de voorkeur gaven aan een uniforme regeling, waaronder
ook de werklieden aan de Fabrieken vielen, »mits met de hoogere
arbeidspraestaties bij de fabrieken door het plaatsen in hoogere
loonklassen bij werklieden) en het betalen van een toeslag voor
meer intensieven arbeid of van overuren voor praestaties boven
de gemiddelde dagtaak bij andere diensten bij ambtenareneen be
looning voor de meerdere arbeidspraestatie kon worden gevonden"
Aan dit »mits" nu, dat de werklieden aan de fabrieken
in verband met' hun zwaarder en moeilijker werk een hooger
loon ontvangenis bij deze regeling niet voldaanalthans niet
voldoende.
Ik geloof, dat als men aan de werklieden bij de fabrieken
de keuze liet, of zij wilden worden gepast in een raam, dat
nu eenmaal klaargemaakt is, en dan gelijk opgaan met de
andere werklieden, of dat zij een andere regeling wilden hebben,
los daarvan, maar beter voor hen, dan geloof ik, dat zij
eenstemmig zouden zeggen, dat zij liever een aparte loonregeling
hadden.
Ik hoop dat ik hiermee duidelijk mijn meening heb uiteen
gezet, dat de hier voorgestelde regeling voor de stedelijke
fabrieken schadelijk en onaannemelijk is en dat hetgeen ik
heb aangevoerd, aanleiding moge geven, dat door Burgemeester
en Wethouders nog eenige wijziging wordt aangebracht of
de toezegging gedaan, die ik trachtte het College te ontlokken.
De heer Sijtsma. M. d. V. Na hetgeen zoo straks door den
heer Aalberse is gesproken, zou ik geen reden hebben, thans
nog iets te zeggenmaar naar aanleiding van hetgeen de heer
Fokker in zijn qualiteit van Commissaris der stedelijke fabrieken
'heeft medegedeeld, moet ik nog iets opmerken.
Een van de redenen tot ontevredenheid onder de gemeente
werklieden was deze, dat voor de stedelijke fabrieken de loonen
altijd anders en meer willekeurig waren geregeld dan die van
andere ambtenaren en werklieden. Dat is een van de voorname
redenen, waarom men van die zijde herhaaldelijk aandrong
op een uniforme regeling. De directeuren en de werklieden
aan de fabrieken zijn door onze Commissie gehoord, maar wij
hebben van hen toen niet de bezwaren gehoord, die de heer
Fokker nu zoo breed heeft uitgemeten.
In deze regeling zijn de directeuren gekend en ik vermoed,
dat Commissarissen de directeuren ook wel eens geraadpleegd
zullen hebben; dat hoop ik, want als dat niet gebeurd is,
schat ik de1 lange rede van den heer Fokker nog minder hoog
-dan ik nu reeds doe. Ik geloof echter dat de heer Fokker,
hoeveel hij ook van deze zaken kan afweten, toch ook wel de
directeuren eens om inlichtingen moet vragen.
Wanneer hij zegt dat de loonen aan de lichtfabrieken beter
moeten zijn dan de nu voorgestelde, lijkt het mij toch vreemd,
dat, voordat deze regeling hier in behandeling kwam, aan de
gasfabriek'reeds loonsverhoogingen zijn toegekend, waai door
de loonen min of- meer op dezelfde hoogte kwamen als de nu
voorgestelde.
Voor dien tijd waren zij nog niet zoo hoog. En thans wil
men nog hooger gaan. Nu mag de heer Fokker zeggenwanneer
gij het aan de ambtenaren en werklieden gingt vragen dan