8
DONDERDAG 17 JANUARI 1918.
armenzorg staan voor eischendie zij onmogelijk kunnen in
willigen en zal de niet-bevrediging van die verlangens zeer
veel ontevredenheid verwekken. Daarom meen ik, dat men
zich zeer zal moeten beperken bij het verleenen van onderstand
aan de verschillende categorieën van de personen hier bedoeld,
speciaal de losse arbeiders en de kooplieden.
Nu wil ik nog een woord zeggen over het feit, dat er weder
een crisiscomité is opgericht. Het comité bestaat uit 6 leden.
Eén ervan is Voorzitter. Verder treft men daaronder aan een
vertegenwoordiger van den Leidschen Bestuurdersbondvan
den Roomsch-Katholieken Vakbond en de P. A. S., dat wil
zeggen van het Plaatselijk Arbeids-Secretariaat.
Mijnheer de Voorzitter. Het leit, dat er weder een Crisis
comité is moeten worden samengesteld voor de abnormale om
standigheden, bewijstdat ik niet ten onrechte in October j.l.
heb bepleit eene behoorlijke organisatie op dit gebied, die in
staat zal zijn om in den nood op eene behoorlijke wijze te
voorzien. Ik heb daarop herhaaldelijk gewezen en het blijkt
nu, dat ik wel eenigszins gelijk had. Burgemeester en Wet
houders hebben dat blijkbaar niet ingezien, maar nu komen
zij toch met een voorstel om ƒ10.000.aan die commissie
te geven.
Het wil mij voorkomendat in deze sociale aangelegenheid
de leiding vanwege het College van Rurgemeester en Wethouders
geheel ontbreekt. Burgemeester en Wethouders meenen, dat
wanneer de Raad ƒ10.000.voor deze sociale zorg voteert,
zij verder van de Zaak af zijn. Er wordt door Burgemeester
en Wethouders geen conti óle uitgeoefend op de gestie van
dat comité. Het is een comité, dat geheel afgescheiden is van
het Steuncomité. Het is gevormd op initiatief van het Steun
comité. Er worden groote bedragen uitgegeven door personen
die noch aan Burgemeester en Wethouders, noch aan den
Gemeenteraad verantwoording voor hunne daden verschul
digd zijn.
Mijnheer de Voorzitter. Het spijt mij, dat hier niet is ge
handeld zooals in andere plaatsen het geval is geweest, waar
aan een van de Wethouders de leiding van dergelijke zaken
is opgedragen, om aan algemeene sociale zorg min of meer
leiding te geven. Het wil mij voorkomen, dat dit hier ook
noodig is, zoodat de Raad iemand zal hebben, die in zekeren
zin voor den gang van de zaken verantwoordelijk is.
De heer Pera.-,M. d. V. Het lacht mij wel toe, dat er op
dit gebied wat gedaan zal worden om aan de personen, die
door de bezwarende omstandigheden, ook tengevolge van den
oorlogstoestand, en in zorg zijn gekomen, steun te verleenen.
Maar in zooverre ben ik het met den heer Briët eens, dat
het ook mij niet duidelijk is, op welke wijze hier met den
noodigen tact zal worden gehandeld en de noodzakelijke
controle zal worden uitgeoefend.
Toen ik van het ingekomen stuk kennis nam, dacht ik aan
het geval, dat zich onlangs bij een afdeeling van het Steun
comité heeft voorgedaan. Er presenteerde zich een meisje,
dat werkloos was geworden en in den laatsten tijd verdiend
had ƒ9.per week. Bij navraag bleek, dat zij vroeger met
haar gewone werk verdiende ƒ4.50 per week. Wanneer er dus
geen rekening wordt gehouden met hetgeen de belanghebben
den in normale omstandigheden verdienden en men gaat maar
af op de extra-verdiensten gedurenden den laatsten tijd, is
het de vraag waar de uitgaven in deze zullen eindigen. Ik
geloof dat het comité zal worden overstelpt met aanvragen
van allerlei aard, veroorzaakt door niet zelden gezochte om
standigheden. Voor mij is dus de hoofdzaak, hoe hier zal worden
gewerkt. De vraag is: werkt dat Crisiscomité geheel en al
op eigen verantwoordelijkheid? Dat kan goed gaan, maar
dat hangt dan ook geheel af van de personen, die er inzitten;
of zij namelijk hun taak nauwgezet en met oordeel vervullen.
De een is een beetje vrijgeviger dan de ander. Over het
algemeen is het hier zaak, dat men de uitgaven, die te doen
zijri, beperkt tot de meest noodzakelijke.
Wanneer er vanwege de wijkcomité's bij het Steuncomité
een verzoek om onderstand komt, dan gaat iemand dat geval
onderzoeken. Het wijkcomité geeft dan advies, terwijl het
hoofdcomité oordeelt en beslist. Het hoofdcomité heeft hier
dus in elk geval nog een zekere controle. En volgens mijne
ervaring moet die controle ook alleszins gerespecteerd worden.
Het wijkcomité is een commissie van advies, die wel belast is
uitgebreide werkzaamheden, maar het heft blijft toch in
handen van het hoofdcomité, tot wie de verschillende wijk
comité's zich hebben te wenden. Ik zie de wenschelijkheid
in van een Crisiscomité ter voorziening in den nood, maar
dat er eenige controle in deze is, acht ik noodzakelijk. De
wijze, waarop de zaak zal worden opgezet en waarop zal
worden gewerkt, legt voor mij dus alle gewicht in de schaal,
of ik vóór dan wel tegen dit verzoek zal stemmen. Ik herhaal
nog eens, dat ik er veel voor voel, dat op dit gebied iets
wordt verricht, maar wanneer die aangelegenheid niet zoo
wordt opgezet, dat er zal zijn een controle op de gestie van
dat comité, dan missen wij naar mijne meening de noodige
zekerheid, dat de gelden op eene doelmatige wijze zullen
worden besteed. Ik zal dus gaarne van den Voorzitter nog
eenige nadere inlichtingen ontvangen.
De heer Botermans. M. d. V. Ik kan tot mijn genoegen
de beide vorige sprekers op dit punt volkomen geruststellen.
Het is mij bekend ik werk namelijk nog al eens op dit
gebied dat het Crisiscomité overleg pleegt met onzen
Voorzitter. Het Crisiscomité doet niets zonder overleg te plegen
met onzen Voorzitter. Dit Crisiscomité is dus verantwoording
verschuldigd aan het hoofdcomité, aan het Steuncomité. De
ondervinding heeft mij nu geleerd, dat de zaken in het Crisis
comité heel goed worden behandeld. Het geld wordt niet zoo
maar weggegooid, doch er wordt wel degelijk nauwgezet
onderzocht, of het geld goed besteed is. Mijn ervaring is, dat
er op het oogenblik vreeselijke armoede wordt geleden. Dat
is niet alleen een gevolg van den oorlogstoestand, maar ook
van de dure tijden waarin wij op het oogenblik verkeer.en.
Het komt mij voor, dat wij als leden van den Gemeenteraad
wel_ degelijk verplicht zijn om in dien nood leniging te
brengen.
De Voorzitter. Ik wil met een kort woord toelichten,
waarom Burgemeester en Wethouders gemeend hebben bij
den Raad met deze subsidieaanvrage te moeten komen. Er
schijnt op het punt van armenzorg tusschen ons College en
den heer Briët een misverstand te bestaan. Ik dacht echter
uit den in October gehouden redevoering van den heer Briët
te hebben kunnen concludeeren, dat hij wenschte eene meer
georganiseerde armenzorg. Nu meen ik juist in mijn Nieuw-
jaarswensch aan de Raadsleden te hebben gezegd, dat ik met
genoegen kon constateeren, dat wij, naar ik hoop, die georga
niseerde armenzorg zouden krijgen. Ik zou haast mogen zeggen,
dat dit een gevolg is van het initiatief van den heer Briët.
Ik dacht, dat de heer Briët in October had gesproken over
personen, die in normale omstandigheden wel zouden kunnen
rondkomen, maar in deze bijzondere tijden het zwaar te ver
antwoorden hadden, personen dus, die eigenlijk niet vallen
onder de rubriek van menschen, waarover de armenzorg zich
gewoonlijk ontfermt. Dat zijn dus, naar mijne meening, menschen,
die wat meer socialen steun noodig hadden, die bijvoorbeeld niet
in aanmerking komen voor steun uit de werkloozen verzekering, of
een te gering bedrag van die verzekering ontvangen. Ik meende
dat nu aan den wensch van den heer Briët voldaan was en
had dan ook een woord van lof van zijn kant verwacht. Maar
misschien heerscht er tusschen ons een misverstand. Ik meende
echter, dat de heer Briët juist het oog had op deze personen,
omdat wij hier te doen hebben met ingezetenen, die ge
woonlijk niet onder armenzorg vallen, maar die in deze
benarde tijden geld te kort komen. Naar het mij voorkwam,
was dit een aangelegenheid; die bijvoorbeeld parallel loopt
met de werkloozenverzekering. Van dezen steun profiteeren
dus in deze omstandigheden personen, die aangesloten zijn
bij een werkloozenkas, maar eene te geringe uitkeering
krijgen en tevens ongeorganiseerden, die om allerlei redenen
vorst of seizoenslapte in deze dure tijden geheel of gedeel
telijk zonder werk zijn of op andere wijze steun noodig hebben.
En nu wordt er volgens een vast systeem, behoudens eenige
wijzigingen naar het voorbeeld van Amsterdam, ondersteuning
verleend. Het tarief heeft ter visie gelegen. Daaruit kunnen
de heeren dus zien, hoe er gehandeld zal worden.
Deze heele aangelegenheid staat onder controle zooals
de heer Botermans ook al heeft gezegd van het Steuncomité.
Dit comité is wel degelijk in alles verantwoording schuldig
aan het Steuncomité en ten slotte natuurlijk ook aan den Raad,
omdat deze de bijdrage moet goedkeuren. De Raad kan dus,
wanneer zij meer bijzonderheden wenscht te vernemen, na
eenigen tijd, wanneer het comité een poosje werkzaam is ge
weest, via het College van het Dagelijksch Bestuur inlich
tingen vragen. Ik zie dus niet in, waarom de leiding hier
weder uit moet gaan van een lid van het College van
Burgemeester en Wethouders. Wij kunnen ons niet altijd voor
alles beschikbaar stellen. Mijns inziens is hier ter zake vol
doende controle. Ik heb zelf medegewerkt aan de totstand
koming van dit comitétoen het Steuncomité eene vergadering
hield, ben ik zelf bij exceptie in persoon de besprekingen
komen aanhooren. Ik heb dus zelf medegeholpen om de zaak
in elkaar te zetten, evengoed als ik den stoot heb gegeven
aan een andere zaak, waarover ik binnenkort iets hoop te
kunnen meedeelen, ik bedoel de zgn. arbeidersreserve. Die
quaestie werkt ook ongeveer in denzelfden geest. Het gaat
daarbij ook niet allemaal met nauwkeurig persoonlijk onder
zoek. De bedoeling van de arbeidersreserve is, dat wanneer
een fabriek wordt stopgezet, de arbeiders een wachtgeld krijgen,
dat wordt bijeengebracht door de fabrikanten zelve en door
het Nationaal Steuncomité en de Gemeente. Dat is ook weder
een gevolg van dezen crisistijd. Ik dacht dat dit allemaal
viel buiten het scherpe persoonlijke onderzoek van een
armenzorg, zooals dit in gewone tijden en ook nu nog,