DONDERDAG 17 JANUARI 1918. 7 De Voorzitter. De personen, die het Leidsch Dagblad lezen, alleen voor de publicaties, zullen toch zeker niet vallen onder de categorie, aan wie eens per week een crisiscourant cadeau moet worden gedaan. De heer Fokker. Ze vragen het ook niet cadeau! De Voorzitter. Daarvoor zou ik het dan toch ook zeker niet willen uitgeven. De heer Fokker heeft zich nog beklaagd over de beknopt heid van ons praeadvies. Daarop wil ik antwoorden, dat het advies van de Levensmiddelen-commissie ons zoo goed voor kwam, dat Burgemeester en Wethouders het niet noodig oor deelden er nog meer argumenten bij te zoeken. Wij krijgen zooveel vragen en adressen, dat, wanneer wij op al die ver zoeken goed doorwrochte praeadviezen hadden te geven, het eigenlijke bestuur van deze gemeente daaronder zou lijden. Daar voel ik weinig voor. Wanneer men zich matigt in zijn vragen, krijgt men ook meer doorwerkte antwoorden. Dat spreekt vanzelf. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. (De heer Fabius komt ter vergadering.) XIV. Praeadvies op het verzoek van de Duurte-commissie uit de Leidsche Arbeidersbeweging in zake dé verstrekking van goedkoope melk aan kinderen van 1—6 jaren. (Zie Ing. St. No. 7.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XV. Voorstel tot vaststelling van een nieuw tarief voor den vuilophaaldienst in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 19.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVI. Voorstel: a. tot vaststelling van de verordening tot wijziging van de verordening van 3 December 1896 (Gem. Blad No. 15), houdende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het Krankzinnigengesticht »Endegeest" en de afdeeling voor jeugdige idioten »Voorgeest" te Oegstgeest, nabij Leiden; b. tot tijdelijke verhooging der verpleeggelden in het Krankzinnigengesticht »Èndegeest" en de afdeeling voor jeugdige idioten »Voorgeest". (Zie Ing. St. No. 11.) De Voorzitter. Eerst is aan de orde punt a. Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De artikelen I tot en met III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. IV, luidende: Deze verordening treedt in werking op 1 April 1918. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou willen vragen, waarom deze verordening niet met 1 Februari in werking kan treden? Ik begrijp, dat er dan eene kleine wijziging moet worden gebracht. Maar men behoeft het geheele eerste kwartaal toch niet voorbij te laten gaan. Men kan toch het hoogere tarief laten gelden over het gedeelte van het kwartaal, dat na Februari is verloopen. Wanneer mijn denkbeeld echter technisch on mogelijk is, zal ik mij gaarne bij het voorstel nederleggen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan den heer Fokker mededeelen, dat het technisch niet onmogelijk zou zijn om deze verordening met 1 Februari in werking te laten treden, maar het is niet wenschelijk. Waarom hebben wij den ter mijn van inwerkingtreding hier wat ruim genomen? Ver schillende personen en Gemeentebesturen, die er belang bij hebben, moeten tijdig worden gewaarschuwd, dat de ver pleeggelden verhoogd zijn; hun moet tijd gelaten worden om te overwegen, of het soms raadzaam is een ander gesticht op te zoeken. Vandaar dat wij den datum van inwerking treding hebben bepaald op 1 April. De heer Fokker. Ik dank den heer van der Lip voor zijne inlichting. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel IV en daarop de geheele verordening worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Punt b wordt vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XVII. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te mach tigen met Curatoren der Rijks-Universiteit eene overeenkomst aan te gaan in zake de verpleging van zieke stads armen in het Academisch Ziekenhuis. (Zie Ing. St. No. 9.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVIII. Voorstel tot het verleenen van eene bijdrage aan het Steuncomité Leiden, Oorlogstoestand 1914, in verband met de ondersteuning van personen, die wegens vorst of seizoen- slapte ondersteuning noodig mochten hebben. (Zie Ing. St. No. 20.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Briët. M. d. V. Ik heb met belangstelling de voordracht van Burgemeester en Wethouders gelezen. Ik ge loof ook, dat het inderdaad noodig is orn dezen steun te verleenen. Voorgesteld wordt om f 10.000.te geven aan het Steun comité. Ik meen echter uit het ingekomen stuk te lezen, dat zich op initiatief van het Steuncomité te Leiden dit Crisiscomité heeft gevormd. Mijn eerste vraag is nu, of dat Crisiscomité een zelfstandig comité is, of dat het geheel staat onder verantwoordelijkheid van het Leidsche Steuncomité? Dan wordt er in het ingekomen stuk gezegd, dat die steun zal dienen ten behoeve van personen, die wegens vorst of seizoenslapte in dezen winter, in deze buitengewone tijdsom standigheden ondersteuning noodig mochten hebben. Ik lees in de regeling, die door het Crisiscomité is vastgesteld: »De voor waarden waarop uitkeeringen plaats vinden aan losse werklieden, kooplieden en zij, die door vorst of seizoenslapte tijdelijk zonder inkomsten zijn." Er worden in deze regeling dus niet alleen begrepen personen, die door vorst of seizoenslapte onder steuning noodig hebben, maar ook losse werklieden en koop lieden. Ik zou dus in de tweede plaats willen vragen, of het de bedoeling is dat dit bedrag voor dat laatste doel wordt besteed, omdat dit niet in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders met zoovele woorden wordt kenbaar gemaakt. Indien dat zoo is, zou ik een enkel bezwaar willen doen hooren, niet tegen het gevraagde bedrag, maar omtrent de wijze, waarop de zaak wordt ingericht. Betrekkelijk afgescheiden van de gewone ondersteuning van het Leidsch Steuncomité zal door het Crisiscomité op ruime schaal steun worden ver leend, gedeeltelijk als armenzorg en voor een deel onder steuning aan degenen, die door den oorlogstoestand in hun verdiensten zijn getroffen. Die onderstand zullen nu enkele menschen moeten verleenen, die nooit iets te maken hebben gehad met armefizorg en wanneer wij weten, wat in de laatste jaren vooral, geschreven is over de methodes, die bij het uitoefenen van armenzorg in acht te nemen zijn, dan rijst bij mij de vraag, of die heeren van dat comité, hoe verdienstelijk zij overigens ook mogen zijn, die hier met die zorg zijn belast, wel voldoende rekening zullen houden met de methodes, die bij eene behoorlijke armenzorg in acht dienen te worden genomen en of men er wel voor zal waken, dat het verantwoordelijkheidsgevoel van de ondersteunde personen niet zal worden verslapt, dat zij niet zullen krijgen een goed leven zonder te werken. Zooals ik in de opgaven, die in de Leeskamer ter visie liggen, heb gezien, zullen er vrij hooge bedragen ter ondersteuning kunnen worden verstrekt, zonder dat er overigens behalve naar het inkomen in een gezin eenig onderzoek naar den aard van het gezin en naar de wijze waarop het geld wordt besteed, zal worden ingesteld. Ik kan mij althans niet voorstellen, dat eene commissie, bestaande uit 6 leden, zich daarvan goed zal kunnen verge wissen. Er zullen hoogè bedragen worden gegeven en zelfs ook aan personen, die misschien in den vlak daaraan voorafgaan- den tijd zeer hooge loonen hebben verdiend. Er zijn wel losse werklieden, die met werk aan aardappelen en steen kolen hooge loonen f 30.a f 40.hebben verdiend, daarvan niets hebben overgespaard en zich maar direct voor steun aanmelden. Wanneer die menschen nu direct zoo goed worden ondersteund als het ter visie liggende tarief aangeeft, dan zal dat zeker hun verantwoordelijkheidsgevoel niet ver sterken. Er is nog een bezwaar. Wanneer er volgens dit tarief op een zoo royale wijze steun wordt verleend, zullen in den lateren tijd, wanneer er geen Steuncomité meer is, wanneer er in dergelijke gevallen misschien minder vrijgevig zal worden gesteund, de instellingen van weldadigheid en gemeentelijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 7