DONDERDAG 20 DECEMBER 1917. 311 XVII. Begrooting, dienst 1918, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. No. 295.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVIII. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst '1917, ter voorziening in de behoefte aan kasgeld. (Zie Ing. St. No. 291.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIX. Voorstel tot het verleenen van eene gratificatie aan de onderwijzers-plaatsvervangend hoofd der scholen 3e klasse No. 1 en 3e klasse No. 2 J. Verwey de Winter en J. J. van Bostelen, wegens bewezen buitengewone diensten. (Zie Ing. St. No. 301.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XX. Voorstel a. tot beschikbaarstelling van gelden voor den aanleg van eene electrische leiding in het perceel Breestraat No. 94; b. in zake de verhuring van dat perceel aan de dames Bayer en Goddijn. (Zie Ing. St. No. 297.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXI. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1917, in verband met de meerdere kosten van uitbreiding der Buitengewone School voor Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. No. 303.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXII. Verordening tot wijziging der verordening van 23 Mei 1912 (Gem. blad No. 8) op het Rijden. (Zie Ing. St. No. 290.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Fokker. M. d. V. Ik begrijp niet waarom men omtrent deze wijziging van de verordening op het Rijden de Gezond heidscommissie heeft gehoord. Naar het mij voorkomt heeft die Commissie met een dergelijke wijziging in de verordening niets te maken. De Voorzitter. Volgens de wet moet de Gezondheids commissie gehoord worden, wanneer in eene verordening een bepaling voorkomt, die betrekking heeft op de openbare gezondheid. Komt er in een zoodanige Verordening eene wijziging, die niets te maken heeft met den werkkring van de Gezondheids commissie, dan moet zij daarover toch gehoord worden. Dit mag een overbodigheid in de wet zijn, maar zij eischt het nu eenmaal. De heer Fokker. Ik dank U voor Uw antwoord! De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen I, II en III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. XXIII. Praeadvies op het verzoek van den Nederlandschen Bond voor werkverschaffing om eene commissie in het leven te roepen tot het instellen van een onderzoek aangaande werkverschaffing bij werkloosheid tijdens of na den oorlog. (Zie Ing. St. No. 304). De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik voel veel voor het instellen van een dergelijke commissie. Er is echter een Vereeniging, die ik er ook gaarne bij betrokken zou willen zien. Wanneer ik mij niet vergis, is. in den laatsten tijd opgericht eene ver eeniging van industrieelen of groote werkgevers, en nu lijkt mij die vereeniging vooral aangewezen om deel uit te maken van die commissie. Kunnen Burgemeester en Wethouders die ver eeniging nog niet voegen bij de overige door hen opgesomde vereenigingen De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben in deze geen limitatieve opsomming willen geven. Wij wenschen alleen aan te geven, wie onder meer onzerzijds zullen worden uitge- noodigd. Zonder twijfel zullen wij gaarne gebruik maken van Uw raadgeving om ook de door U bedoelde vereeniging voor dit doel uit te noodigen. De heer Pera. M. d. V. Ik zou hieromtrent een vraag willen doen. Wat is de bedoeling? Zullen Burgemeester en Wethouders een bepaald persoon uit eenige vereeniging uitnoodigen om in die commissie zitting te nemen, of zullen zij de vereenigingen verzoeken om iemand uit hun midden daarvoor aan te wijzen Aan dat laatste zou ik zeker de voorkeur geven. De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan den heer Pera antwoorden dat het de bedoeling van Burgemeester en Wet houders is deze vereenigingen en besturen uit te noodigen om zelf een lid aan te wijzen, dat in deze commissie zitting zal nemen. De heer Pera. Ik dank den geachten Wethouder zeer voor zijn antwoord. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. XXIV. Voorstel om goed te keuren dat, in afwijking van het bepaalde in art. 29 der Concessievoorwaarden, de twee rittenkaarten op de stadstram tijdelijk tot wederopzeggens worden afgeschaft. (Zie Ing. St. No. 298). De beraadslaging wordt geopend. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het lijkt wel heel eenvoudig, dat de retourbiljetten worden afgeschaft en men slechts enkele rittenkaarten zal kunnen krijgen tegen cent, maar in den grond der zaak is het zoo, dat de hoo- gere exploitatiekosten van de aandeelhouders worden overge bracht op de inwoners der gemeente. Wanneer men te doen had met een noodlijdenden ondernemer, dan zou ik over mijne bezwaren misschien nog kunnen heenstappen om het belang der zaak, dat de hoogere kosten door de burgerij zouden worden omgeslagen. Wij hebben hier evenwel te doen met eene maatschappij, waarvan de aandeelen in handen zijn van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij. Met deze maat- schappij behoeven wij geen medelijden te hebben. Ik zie dan ook in het geheel geen reden, waarom de kosten afgewenteld zouden moeten worden op de ingezetenen van Leiden. Wanneer het ge- gebruik maken van de tram een luxe was, zou ik er niets van gezegd hebben, maar 's morgens en 's avonds wordt door velen van de tram gebruik gemaakt om naar en van hun werk te gaan. Mijn tweeden bezwaar geldt het praeadvies van Burgemees ter en Wethouders, dat zoo is gesteld, dat, wanneer ik het goed lees, alle macht door ons uit handen wordt gegeven. Burgemeester en Wethouders schrijven het volgende: geven wij U, onder verwijzing naar het schrijven der Directie, in overweging goed te keuren, dat in afwijking van het be paalde in art 29 der concessie de twee rittenkaarten tijdelijk tot wederopzeggens worden afgeschaft. Dus wanneer de maat schappij het goed zal vinden de twee rittenkaarten weer in te voeren zal het gebeuren; er had moeten staan tot weder opzeggens door Burgemeester en Wethouders. Ik vermoed dan ook, dat dit wel de bedoeling zal zijn. Het staat er even wel niet. Burgemeester en Wethouders of de Raad moeten het recht hebben te 'bepalen, wanneer de oude concessie voorwaarden weer in werking zullen treden. Tegen deze redactie moet ik dus ook bezwaar maken, afge zien van de strekking en het voorstel zelf. De heer Sijtsma. M. d. V. Na hetgeen de heer Fokker heeft gezegd, zou ik wel kunnen zwijgen, omdat ik ongeveer hetzelfde had willen zeggen. In de stukken heb ik gelezen, dat aan de aandeelhouders geen dividend zal worden uitgekeerd, zoodat men er niet bang voor behoeft te zijn, dat de Maatschappij te veel winst zal maken. En het is werkelijk een groot bedrag, dat de Maatschappij meer zal hebben te betalen, ƒ120000 aan electrischen stroom. Men moet evenwel niet vergeten, dat ook het publiek onder den oorlogstoestand lijdt. Wanneer een openbaar lichaam meer kosten heeft, dan is het gemakkelijk deze door het publiek te laten betalen, door het verhoogen der tarieven. Dat evenwel de burgerij meer zal moeten betalen om eene particuliere onderneming voor tijdelijk verlies te behoeden, daar heb ik wel wat bezwaar tegen. De burgerij moet toch al zooveel duurder betalen. Iedereen vei haalt het tegenwoordig op de verbruikers, die tenslotte het slachtoffer worden. Bovendien gaat het hier om eene verhooging van 50%, welke in de praktijk vrij wel neerkomt op eene van 100%, want menigeen, die een enkele reis neemt, betaalt daarvoor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 5