DONDERDAG 20 DECEMBER 1917. 317 meer en vindt het nu blijkbaar goed. Maar de menschen zijn moeielijk tevreden te stellen. Ik weet niet hoeveel stemmen er zich tegen zouden verheffen, wanneer wij daar de boomen gingen rooien. Willen de ingezetenen echter omtrent deze aangelegenheid met verzoeken komen, dan moeten zij dat intijds doen; nu is de gelegenheid voorbij. Daarom heb ik gezegd: laten wij heden over dat verzoek beslissen. Tegen bet volgend seizoen, wanneer wij weder een lijst van de te rooien boomen op gaan maken, kunnen de ingezetenen hun wenschen hieromtrent tijdig kenbaar maken. Dan kunnen wij daarmede bij het opmaken van de lijst rekening houden. Wij kunnen nu niet inciden teel het verzoek van adressanten gaan toestaan. Misschien hebben zij hier of daar gelezen, dat het Leidsch Dagblad bij deze aangelegenheid met een verzoek is gekomen en ge zegd: laten wij ook gauw een request op gaan stellen om de boomen om te laten hakken. Dat is geen goede wijze om hier de zaken te behandelen. Het komt mij heel verkeerd voor, dat Burgemeester en Wethouders over dat verzoek weder een breed praeadvies geven, waarop dan weder de heelezaak in Januari aan de orde zou komen. Wij krijgen nu het hak- seizoen en moeten ook nu maar deze aangelegenheid af handelen. De heer Eerdmans. M. d. V. Het is niet mijne bedoeling geweest, deze zaak nu door te zetten. Ik wilde deze gelegen heid aangrijpen om mijn wensch kenbaar te maken, omtrent de wijze waarop ik hoopte, dat in den loop van het volgend jaar deze quaestie zou worden behandeld. Mijnheer de Voorzitter. U'twijfelt er aan of het mooi zal zijn, wanneer men de singels met een rij boomen aan den buiten kant beplant laat. Dan wil ik wijzen op de Rijnkade in Arnhem, die ook aan een kant met boomen is beplant en nog andere stadsgedeelten aldaar, waar een dergelijke beplanting onge twijfeld een mooi aspect oplevert. Wanneer wij die methode op onze singels volgen, geloof ik ook dat wij goede resultaten zullen bereiken. Ik geef dus nog eens mijn denkbeeld bij het College van Burgemeester en Wethouders in overweging. Voorzitter. De heer Eerdmans verliest uit het oog, dat een breede kade langs een rivier, zooals de Rijnkade in Arnhem, in dit geval een verschil maakt met een landelijken weg. Op een rivierkade staat een rij boomen misschien niet kwaad, maar op een landelijken weg moet men mijns in ziens twee rijen boomen hebben. De heer Botermans. M. d. V. Ik zie in de lijst van boomen, wier rooiing Burgemeester en Wethouders voorstellen, twee lindeboomen voor de perceelen 84a en op den Witten Singel. Daar woont de heer de Blécourt. Aan zijn wensch wordt dus al tegëmoet gekomen. Ik kan mij aansluiten bij het praeadvies om niet over te gaan tot rooiing van »7" boomen op den Witten Singel, waar voor het Leidsch Dagblad heeft gerequestreerd. De rooiing van de boomen achter het Rembrandt-monument zou mij heelemaal gekheid lijken. De vraag was om zeven boomen te rooien. In Fabricage is echter voorgesteld om toch eenigszins aan het verzoek te gemoet te komen en drie boomen te rooien, het spijt mij zeer dat Burgemeester en Wethouders daar niet met mede gegaan zijn. Het nieuwe gebouw dat zich achter deze boomen bevindt mag door den een mooi en door den ander leelijk gevon den worden, toch is het mijn inziens wel waard om gezien te worden. De Voorzitter. Wanneer men eene wijziging wenscht aan te brengen in het voorstel van Burgemeester en Wet houders, dan zou ik den heeren. vriendelijk willen verzoeken schriftelijk een amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders in te dienen. Er is zooveel tijd mede ge moeid om tijdens de discussie een amendement op te stellen. Hierdoor wordt de behandeling van het voorstel zeer ver traagd. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil geen amendement indienen, integendeel. Ik wil slechts mijne tevredenheid er over te kennen geven, dat Burgemeester en Wethouders afwijzend willen be schikken over het request van het Leidsch Dagblad. Wanneer men zoo'n gebouw gaat plaatsen, moet men eerst uitzien, waar men het zal zetten. Men had niet moeten zeggen: laten wij het gebouw daar plaatsen, als dit eenmaal staat, moeten de boomen maar weg. Ik acht dit eene verkeerde zienswijze. Men had eerst moeten verzoeken de boomen weg te nemen om als men daaromtrent zekerheid had, dan pas het gebouw daar te plaatsen. Ik acht het standpunt van Burgemeester en Wethouders in dezen volkomen correct. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. XXVII. Voorstel tot het aangaan van een compromis met de provincie Noord-Holland, inzake de aan de gemeente Leiden uit te keeren schadevergoeding bij ontbinding van het contract tot levering van electrischen stroom aan de gemeente Aalsmeer. (Zie lng. St. No. 300.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXVIII. Praeadvies op het verzoek van de Duurtecommissie uit de Leidsche arbeidersbeweging om den prijs van het eten uit de Centrale Keuken niet hooger te stellen dan 10 cent per Liter en voorstel tot vaststelling van den prijs van het door die keuken te verstrekken eten en tot beschikbaar stelling van rabatkaarten en het daarvoor voorloopig ver- eischte crediet. (Zie lug. St. No. 305.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van uer Elst. M. d. V. Ik wil beginnen met hulde te brengen aan Burgemeester en Wethouders en speciaal aan den Wethouder van Fabricage voor de stichting, die aan de Pasteurstraat is tot stand gekomen. Ik wil evenwel naar aan leiding van den ingekomen brief van de Duurtecommissie eene opmerking maken. De Duurtecommissie heeft verklaard, dat er zooveel voor oordeel en misverstand moet worden overwonnen. Ik wil gaarne gelooven, dat er veel vooroordeel en misverstand heerscht, ik herinner U aan hetgeen de heer Sijtsma in de zitting van 15 November j. I. heeft medegedeeld. Ik heb die vergadering niet kunnen bijwonen en heb dan ook slechts het stenografisch verslag van die zitting gelezen. De heer Sijtsma heeft toen medegedeeld, dat hij in eene openbare vergadering over de Centrale Keuken tegen deze heeft hooreri waarschuwen, terwijl deze genoemd werd de »gemeentetrog". Ik weet niet, wie deze uitdrukking heeft gebezigd. Het kan me ook niet schelen, alleen wil ik zeggen, dat ik het schurkachtig vind eene dergelijke uitdrukking te gebruiken. De menschen komen daar met al hunne zorgen bij elkander om te worden ingelicht omtrent de maatregelen door de gemeente genomen. Waar door de Raad ernstige pogingen worden gedaan om verbetering in de volks voeding te brengen, daar wordt dan iets dergelijks gezegd, en worden de menschen opgehitst tegen de maatregelen door den Raad getroffen. Ik heb dit hier in het openbaar willen zeggen, omdat ik het eenvoudig schandelijk vind. Den heer J. P. Mulder. M. d. V. De heer van der Eist is mij voor geweest. Ook ik had gaarne een woord van hulde willen spreken. Ik wil dit alsnog doen. M. d. V. Wie speciaal in de tegenwoordige omstandigheden wat voor het algemeen belang doet, heeft het dikwijls hard te verantwoorden. Allerlei op-en aanmerkingen van menschen, die het altijd weer beter weten, krijgt men te hooren. Nu, ik meen dat de commissie voor de volksvoeding dat wel kan toestemmen. Critiek en dikwijls zeer onwelwillende critiek is haar niet bespaard gebleven. Ik bedoel daarmede dan speciaal dat gedeelte der commissie die het werk gedaan heeft. Want de commissie door U, Mijnheer de Voorzitter, in 't begin bijeen geroepen om te beraadslagen over het al of niet oprichten van een Centrale Keuken, bestond uit een groot aantal personen, waartoe ik ook behoorde. Doch het aantal personen dat daarna aan het werk ging en de plannen overwoog en uitvoering daaraan gaf, was betrekkelijk maar een klein gedeelte van die commissie waartoe ik niet behoorde. En nu is de bedoeling van hetgeen ik zeggen wil van deze plaats, hulde te brengen aan die kleine commissie en speciaal aan haren Voorzit ter, Vice Voorzitter, Secretaris en Penningmeester voor het geen ze in zoo korten tijd voor de gemeenschap heeft tot stand gebracht. Wie Dinsdag bij de opening tegenwoordig was, heeft zich daarvan kunnen overtuigen. En niet alleen hulde wil ik brengen voor hetgeen ze daargesteld heeft, maar ook dat ze niets heeft nagelaten om het eten van die Centrale Keuken te willen brengen onder het bereik van een ieder, zelfs van de minst gegoeden in deze gemeente. Met het advies van de Commissie uitgebracht aan Burgemeester ert Wethouders omtrent de prijzen van het eten ben ik zeer in genomen en ook daarvoor breng ik dank aan de commissie, dat ze zoo terdege heeft rekening willen houden met alle rangen van de bevolking en zoo gaat van zelf mijn dank, Mijnheer de Voorzitter, over aan het College van Burge meester en Wethouders, dat deze voorstellen thans aanbiedt aan den Raad. Wanneer deze worden aangenomen en dat hoop ik van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 11