192
Ondergeteekenden hebben bij de samenstelling van dit
ontwerp enkele elders werkende verordeningen geraadpleegd
en daaruit, hier en daar eenigszins naar den vorm gewijzigd,
overgenomen, wat hun geschikt voorkwam.
De artikelen behoeven h. i. weinig toelichting.
Ondergeteekenden hebben er voor gezorgd, dat de door de
wet aan het hoofd toegekende bevoegdheden worden geëer
biedigd. Vandaar de eigenlijk overbodige bepaling in art. 9,
dat de besluiten der vergadering slechts als adviezen zijn te1
beschouwen.
Ook hebben zij er voor gewaakt, dat de schoolvergadering
niet ontaarde in een dispuutkollege over onderwerpen, die
met de belangen der school slechts verwijderd verband hou
den, of die als van te persoonlijken aard, ontstemming kun
nen wekken bij het aan de school verbonden personeel ol de
schoolautoriteiten. Vandaar, dat zij zich niet hebben ver-
eenigd met art. 2 der Haagsche Verordening, bepalende dat
»in de schoolvergaderingen alle aangelegenheden der school
»of het daar gegeven onderwijs betreffende, besproken"
worden. De bevoegdheden toch der vergadering zijn beperkt
tot de in art. 8 omschreven onderwerpen, zooals die vrijwel
overal elders werden aangetroffen. Het sub i genoemde, von
den zij in de verordeningen van Deventer en Vlissingen. Al
zullen Burgemeester en Wethouders en de Schoolcommissie
in de praktijk weinig behoefte gevoelen aan de adviezen der
schoolvergaderingen, omdat zij langs andere wegen de ge-
wenschte inlichtingen kunnen verkrijgen: de waarde der
schoolvergaderingen en de belangstelling der leden kunnen
er slechts door worden verhoogd, indien deze autoriteiten
omtrent aangelegenheden, waarvan hoofd en overig per
soneel geheel ter zake kundig kunnen worden geacht, het
advies van deze inwinnen en daardoor toonen dit op prijs
te stellen.
Ten slotte de vraag: waarom.dit ontwerp met toelichting
en niet een motie, waarbij de Raad Burgemeester en Wet
houders uitnoodigt de door hem gewenschte regeling te ont
werpen en in te dienen?
Het antwoord luidt: omdat sommige hunner medeleden
allicht in beginsel geen bezwaar hebben tegen gereglemen
teerde schoolvergaderingen, doch vooraf wenschen te weten,
hoever de voorstellers wel willen gaan. Zouden deze bij de
uitwerking en de toepassing van het beginsel te ver willen
gaan, de bij de wet aan Burgemeester en Wethoudersmn aan
het hoofd toegekende bevoegdheden niet behoorlijk willen
ontzien, dan zouden die leden waarschijnlijk huiverig blijken,
den eersten stap te doen. Uit het hier voorgestelde kunnen
hunne medeleden zien, dat er geen reden is te vreezen voor
een te groote macht der schoolvergaderingen of het onder
mijnen van het gezag van Burgemeester en Wethouders of
van het hoofd der school.
De Raad kan zich nu met volledige kennis van zaken uit
spreken.
De voorstellers zijn overtuigd en dat heeft hen tot het
indienen van dit voorstel geleid dat evenals elders ook in
onze gemeente de gereglementeerde schoolvergaderingen de
belangstelling in alles, wat de school en het onderwijs betreft
zoowel bij het hoofd als bij het overig personeel kan en zal
verlevendigen: bij het hoofd, omdat dit meer dan nu zich
rekenschap zal geven van wat er leeft in de hoofden en
harten van het personeel zijner school bij het personeel,
omdat dit in het hoofd zal leeren zien niet dengene, die »van
bovenaf" alles regelt, maar als den door de wet aangewezen
leider van het onderwijs, dien zij in de vervulling zijner taak
behooren bij te staan en daartoe hunne onmisbare medewerking,
waardevol door de eiken dag opgedane praktische ervaring,
niet mogen onthouden. De gelegenheid, om op gezette tijden
eikaars bedoelingen nader te leeren kennen en vrijuit van
gedachten te wisselen over de belangen der school, zal van
zelf leiden tot eene harmonische samenwerking die aan
het openbaar lager onderwijs in onze gemeente slechts ten
goede kan komen.
Aan den Gemeenteraad.
A. VAN DER ElST.
K. SlJTSMA.