188 de Volksvoeding weder bij den Gemeente-Ontvanger ver zilverd. Overigens stellen wij U voor de uitvoering, naar deze grondbeginselen, aan ons, in overleg met de Commissie voor de Volksvoeding en het plaatselijk Steuncomité, over te laten. Het crediet, dat wij voor dit doel behoeven, kan zeer bezwaar lijk worden geschat, daar het geheel alhangt van het ge bruik, dat van de Keuken door burgers met lage inkomens zal worden gemaakt. Overeenkomstig een raming, waarvan wij de waarde uit dien hoofde niet hoog zullen aanslaan, rekenen wij tot 1 Juli a.s. een bedrag van ƒ12.000 noodig te hebben. Wanneer wij U vragen dit te onzer beschikking te stellen, behouden wij ons ten volle voor om zoo noodig vóór 1 Juli reeds een verder crediet aan te vragen. Ons voorstel strekt derhalve om U in overweging te geven 1°. afwijzend te beschikken op nevensgaand adrés van de Duurlecommissie uit de Leidscbe Arbeidersbeweging; 2°. den normalen prijs van het door de Centrale Keuken te verstrekken eten te stellen op 14 cents per literportie; 3°. dien prijs voor gezinnen, waarvan het inkomen lager is dan 900, te stellen op 10 cents en wel door het beschik baar stellen van rabatkaarten met bons ter waarde van 0.04 voor de leden dezer gezinnen, voor zobver zij zich daartoe aanmelden; 4°. rabatkaarten met bons ter waarde van 0.09 en ƒ0.14 beschikbaar te stellen voor hen, die daarvoor na onder zoek, als bovenbedoeld, in aanmerking blijken te komen; 5°. voor het sub 3°. en 4°. vermelde doel een voorloopig crediet van 12000 tot onze beschikking te stellen, te voldoen uit den dienst 1918, en de verdere uitvoering dezer geheele zaak over te laten aan ons College, dat daarbij, waar noodig, overleg zal plegen met de Commissie voor de Volksvoeding en het plaatselijk Steuncomité; 6°. over te gaan tot vaststelling van bijgaanden begroo- tingsstaat. Op den post voor »Onvoorziene Uitgaven", dienst 1918, van welken post het crediet zal moeten worden afge schreven, is thans nog '199.800 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden. Leiden, 11 December 1917. Ter voldoening aan Uw schrijven van 30 November 1.1. No. 16/95 B. 294 en met terugzending van het daarbij ge voegd adres van de Duurte commissie uit de Leidsche Arbeiders beweging hebben wij de eer Uw College te berichten, dat de meerderheid onzer Commissie niet kan adviseeren om den prijs van het eten uit de Centrale Keuken voor iedereen, die van die instelling gebruik wil maken, te stellen op niet meer dan 10 cent per Liter. In tegenspraak met hetgeen in het adres is vermeld, welk adres dan ook verzonden is op een tijdstip, toen in dezen nog niets definitief was bepaald, hebben wij den kostenden prijs der portie, alleen voor zooveel de ingrediënten betreft, kunnen stellen op 14 cents. Waar buitendien alle exploitatie kosten voor rekening der gemeenschap komen, is onze Com missie, in haar meerderheid, van oordeel dat deze kostprijs betaald dient te worden door hen, wier inkomen ligt boven een zekere grens. Voor alle overigen zou dan door het ver strekken van rabatbons van 4 cent de gelegenheid opengesteld kunnen worden om het eten tegen 10 cent per portie te be trekken, terwijl overigens volstrekt on vermogenden met rabat bons van 9 en zelfs van 14 cent zouden kunnen worden ge holpen. Wij ontveinzen ons niet, dat langs dezen weg van de gemeente zeer belangrijke offers zullen worden gevraagd, doch dan kan ook de Centrale Keuken nut afwerpen voor alle klassen der bevolking, terwijl niet de beter gesitueerde ar beiders enz., een toeslag op de kosten van hun dagelijksch middagmaal ten laste van de publieke kas erlangen, waarvoor geen enkele reden bestaat. Ofschoon deze zaak zoozeer ingrijpt in de financiën der gemeente, dat wij aarzelen dienaangaande een voorstel te doen, meenen wij toch hieraan nog te moeten toevoegen, dat wij ons de verstrekking van de rabatbons van 4 cent aldus gedacht hadden, dat deze kunnen worden uitgereikt aan ieder, wiens gezin een inkomen heeft lager dan ƒ900 en die zich daartoe aanmeldt. De overige bons zullen eventueel - slechts uitgereikt kunnen worden aan hen, wier persoonlijke omstandigheden blijken daartoe aanleiding te geven. De Commissie voor de Volksvoeding P. E. Briët, lo. Voorzitter. C. W. van oer Pot Bzn., Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Leiden, 27 November 1917. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft beleefdelijk te kennen de Duurte-commissie uit de Leidsche Arbeidersbeweging; dat na'ar de commissie vernomen heeft, het in de bedoeling ligt van het Bestuur van de Centrale Keuken om de prijzen van het voedsel te brengen op minstens 15 cent per liter; dat de Duurte-commissie gaarne bereid is om naar. ver mogen mede te werken tot het slagen van de Centrale Keuken, mits duidelijk blijke, dat met de oprichting van de Centrale Keuken een ernstige poging wordt gedaan om de bevolking te bewaren voor ondervoeding; dat van deze poging alleen dan eenig resultaat is te ver wachten, indien de prijzen van het te verstrekken voedsel aldus worden gesteld, dat de groote massa ze kan betalen-; dat de Duurte-commissie ook een, ernstige belemmering ziet voor het slagen van de Centrale Keuken, indien bij wijze van gunst alleen aan een deel der arbeidersklasse het eten goedkooper wordt verschaft door middel van bij het Steun comité te verkrijgen rabatbons; dat de Duurte-commissie van oordeel is, dat voor het eenig- zins populair maken van de Keuken zooveel vooroordeel en misverstand moeten worden overwonnen, dat voor de spijzen niet alleen prijzen moeten gevraagd worden, die algemeen vallen binnen het bereik der arbeidersklasse, doch dat boven dien zelfs de schijn moet vermeden worden, dat alleen bij wijze van gunst de spijzen voor lagere prijzen kunnen worden verkregen Redenen, waarom de Duurte-commissie in het belang van de Centraie Keuken met aandrang Uw college verzoekt, Uw invloed te willen aanwenden, dat de prijs van het eten uit de Centrale Keuken te verstrekken, niet hooger wordt gesteld dan op 10 cent per Liter. 't Welk doende enz. De Duurte-commissie, D. A. van Eck, Voorzitter. J. J. v. Stralen, Secretaris. No. 306. Leiden, 14 December 1917. In ons praeadvies op het verzoek van een comité van een 11-tal vereenigingen van ambtenaren en werklieden in dienst dezer gemeente, om ter vervanging van den bestaanden duurte- toeslag een tijdelijke loonsverhooging toe te staan volgens eene in het desbetreffend adres nader aangegeven regeling, (zie Ingek. Stukken No. 161 van 1917), deelden wij IJ mede, dat zoodra de bij de Raadscommissie tot onderzoek der salarissen in voorbereiding zijnde definitieve loonsherziening zou zijn tot stand gekomen, kon worden overwogen, of het toekennen van een toeslag door de omstandigheden nog geboden zou zijn en zoo ja, welke die toeslag dan zou moeten zijn. Nu deze loonsherziening tengevolge van het eerst kort ge leden verschijnen van het rapport der commissie ad hoe nog niet door Uwe Vergadering is vastgesteld, en aan de ambte naren, beambten en werklieden, die daartoe den wensch te kennen gaven, ingevolge Uwe machtiging slechts een voor schot op de te verwachten loonsverhooging kon worden uit gekeerd, komt het ons het meest aanbevelenswaard voor den thans geldenden duurtetoeslag, welke krachtens Uw be sluit van 21 December 1916 slechts tot uiterlijk 1 Januari a.s. mag worden uitgekeerd, voorloopig nog tot uiterlijk 1 April a.s. te bestendigen en bij de berekening van den toeslag als basis aan te nemen de thans nog geldende loonen. De nieuwe loon regeling toch kan, al is het de bedoeling haar tot 1 October 1917 terugwerkende kracht te verleenen, zoolang zij Uwe sanctie nog niet heeft verworven, bezwaarlijk als maatstaf gelden. Zoo spoedig mogelijk na de vaststelling in Uwe Ver gadering en de indeeling der verschillende ambtenaren, be ambten en werklieden door ons College, zal evenwel mét be trekking tot den duurtetoeslag wederom eene beslissing van Uwe Vergadering worden uitgelokt. Reeds nu willen wij echter verklaren, dat na de tot standkoming van de nieuwe loon regeling o. i. van een tijdelijke loonsverhooging of wat daar mede overeenkomt geen sprake kan zijn, aangezien bij aan neming van de voorstellen der commissie ad hoe de loonen geacht moeten worden op peil te zijn gebracht. Slechts het toekennen van een toeslag aarr hen, voor wie dit met het oog op de dure tijden noodig wordt geacht, kan dan o. i. nog in overweging genomen worden. Wij stellen U derhalve thans voor de bij Uw besluit van 21 December 1916 uiterlijk tot 1 Januari 1918 bestendigde regelingen betreffende de uitkeering van een toeslag aan ambtenaren, beambten en werklieden der gemeente Leiden,' vastgesteld bij Raadsbesluiten van 18 Mei 1916 en 27 Juli 1916 (lngek. Stukken Nis. 110 en 165) andermaal tot wederopzeggens, doch uiterlijk tot 1 April 1918 te bestendigen, onder bepaling dat voor de berekening van den toeslag de thans nog geldende loonen als basis zullen worden genomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 8