178 vakschool eene subsidie voor het jaar 1918 van de gemeente te mogen ontvangen ten bedrage van 2850, zijnde 30 van het geraamde totaal der uitgaven voor dat jaar. Ofschoon ons College niet onsympathiek stond tegenover de plannen tot oprichting eener vakschool voor meisjes hier ter stede en gaarne erkent, dat het vakonderwijs voor meisjes hier 'ter stede voor uitbreiding vatbaar is, rees toch bij ons dadelijk bij de indiening van het verzoek de vraag, waarom de vereeniging nu juist thans, in deze abnormale tijdsom standigheden, hare plannen tot uitvoering gebracht wenschte te zien en waarom zij daarmede niet heeft gewacht tot weder meer normale tijden waren ingetreden. Zeer zeker achten wij het doel, dat met de nieuwe vak school wordt beoogd, van groot nut en gelooven wij, dat naast het van gemeentewege gegeven onderwijs aan de Her halingsschool in het Leidsche Volkshuis en de door de Zita- vereeniging opgerichte vakschool voor meisjes uit den werk mansstand, de nieuwe school, die blijkens de toelichting van het verzoekschrift en het overgelegde reglement ten doel heeft, om aan meisjes, die de lagere school hebben door- loopen, onderwijs te geven ter verkrijging van diploma's voor hulp in de huishouding, dienstbode, linnennaaien, costuum- naaien en kinderjuffrouw en aan de meisjes, die M.U. L. O. hebben genoten, ter verkrijging van diploma's als huishoud kundige en als leerares in huishoud vakken en naald vakken, alleszins reden van bestaan heeft. Doch, zoo vragen wij nog maals, waarom moest juist nu in deze benarde tijdsomstan digheden, in tijden, waarin reeds zooveel wordt gevergd van de gemeentelijke schatkist, de school worden opgericht en een verzoek tot subsidieëring worden ingediend? Waar onze gemeente tot nog toe van een school, als de adresseerende vereeniging heeft opgericht, verstoken is geweest, zou het gemis daaraan nog wel eenigen tijd hebben kunnen voortduren. Dit neemt intusschen niet weg, dat de meerderheid van ons College, hoe aangenaam het haar ook zou geweest zijn, indien de oprichting nog »een jaartje" was uitgesteld, geen vrijheid kan vinden, nu de school eenmaal is geopend, te adviseeren subsidie te weigeren. Het gevolg hiervan toch zou zijn, dat de vereeniging zeer zou worden gedupeerd, aangezien zij dan ook hoogstwaarschijnlijk de Rijks- en Provinciale subsidiën zou moeten missen. Rijk en Provincie plegen n.l. aan het toekennen van subsidie hunnerzijds de voorwaarde te verbinden, dat ook de gemeente, alwaar de school gevestigd is, subsidie verleent. Deze teleurstelling wil de meerderheid van ons Gollegeaan de vereeniging besparen, te meer, vermits het hier een min of meer productieve uitgave geldt en de vestiging van families in Leiden door de aanwezigheid der school ongetwijfeld kan worden bevorderd. Leiden heeft op onderwijsgebied een goeden naam en het verdient daarom naar het oordeel der meerder heid aanbeveling het onderwijs ook op huishoudkundig gebied op peil te brengen. De minderheid van ons College ziet het nut van het onder wijs, dat op de nieuwe school gegeven wordt, geenszins over het hoofd en is dan ook gaarne bereid later hare medewerking tot het toekennen van subsidie te verleenen. Thans acht zij dit evenwel niet verantwoord. De vereeniging is tot de oprichting der vakschool voor meisjes, die naar het oordeel der minderheid volstrekt niet zoo urgent is, dat daartoe zelfs in de tegenwoordige tijds omstandigheden moest worden besloten, overgegaan zonder daarin het gemeentebestuur te kennen en zonder daarover vooraf zijn gevoelen in te winnen en te vragen, of bij even- tueele oprichting op subsidie van gemeentewege zou kunnen worden gerekend. In het bijzonder in den tegenwoordigen crisistijd zou dit op den weg van de dames, die de vereeniging stichtten, gelegen hebben. Het feit, dat de school maar op goed geluk is opgericht, blijkbaar in de verwachting, dat de gemeente, indien zij maar eenmaal voor een fait accompli stond, wel over de brug zou komen, geeft de minderheid geen aanleiding U te adviseeren in de tegenwoordige tijdsomstandigheden de subsidie toch maar te verleenen. Dit zou ook geheel in strijd zijn met het in de Memorie van Antwoord op het Sectieverslag over de begrooting voor het jaar 1918 ingenomen standpunt. Toen toch gaven Burgemeester en Wethouders hunne instemming te kennen met den in de afdeelingen door meerdere leden uitgeoefenden drang tot beperking bij het verleenen van subsidies. Thans nog een enkel woord over de hoegrootheid der sub sidie, die aan de vereeniging zal dienen te worden toegekend, indien door Uwe Vergadering het standpunt der meerderheid wordt gedeeld. In het adres wordt een bedrag van 2850 gevraagd, terwijl blijkens de overgelegde begrooting op eene Rijkssubsidie van ƒ3800 en eene Provinciale subsidie van ƒ950 wordt gerekend. De Rijkssubsidie is uitgetrokken op 50 van de uitgaven, na aftrek der particuliere bijdragen en der schoolgelden, d. i. de maximum-bijdrage, welke het Rijk pleegt te geven. De Provinciale bijdrage is echter te laag geraamd. Aan huis houdscholen voor meisjes kan volgens de door de staten der provincie Zuid-Holland vastgestelde algemeene regelen, waar naar provinciale subsidiën in de kosten der exploitatie van vakscholen worden verleend, eene provinciale subsidie van ten hoogste 20 van het totaal der uitgaven voor het onder wijzend personeel worden toegekend, i. c. 20% van 5900. of 1180.En aangezien er nu geen enkele reden is, waarom de provinciale subsidie minder dan het maximum zou bedra gen, zal de vereeniging hare aanvrage bij de provincie moe ten verhoogen en kan de van gemeentewege te geven subsidie derhalve met ƒ130.worden verminderd en mitsdien op ƒ2620.bepaald worden. Nog een andere opmerking met betrekking tot het bedrag der subsidie. In de begrooting zijn geen bijdragen van de buitengemeenten uitgetrokken, ofschoon ook hare ingezetenen, zooals van zelf spreekt, van de school zullen profiteeren. Naar ons echter van wege het bestuur is medegedeeld, is het zijne bedoeling eerst een volgend jaar bij die gemeenten om subsidie aan te kloppen, omdat deze, wanneer het Rijk, de Provincie en onze gemeente zijn voorgegaan en de school op gang is, eerder geneigd zullen zijn eene bijdrage te geven. Wij kunnen ons bij deze zienswijze neerleggen, doch wen- schen hierbij op te merken, dat het bestuur dan ook een volgend jaar zal dienen te zorgen, dat deze bijdragen en zoo noodig nog meerdere particuliere bijdragen worden ontvangen, aangezien ons College eenstemmig van meening is, dat, bij eventueele toekenning van eene subsidie van 2620.voor het jaar 1918, er geen sprake van kan zijn om voor 1919 en volgende jaren eene verhoogde subsidie te geven, ook al mochten de uitgaven zijn gestegen. Die eventueele hoogere uitgaven zal de vereeniging moeten bestrijden uit bijdragen van de omliggende gemeenten en zoo noodig op andere wijze. Aan de subsidieverleening dienen verder de gebruikelijke voorwaarden te worden verbonden. De belangrijkste der voor waarden is, dat Rijk en Provincie te zamen eene subsidie van ƒ3800.- -f 1180.—4980.- geven. Op grond van het bovenstaande geven wij U als College in overweging aan de vereeniging «Vakschool voor Meisjes voor Leiden en Omstreken" ten behoeve van hare vakschool voor meisjes over het jaar 1918 en volgende jaren tot weder- opzeggens eene subsidie van gemeentewege toe te kennen ten bedrage van 2620.onder de navolgende voorwaarden 1°. dat door het Rijk en de Provincie tezamen jaarlijks eene subsidie van ten minste 4980.wordt gegeven 2°. dat de school op gelijken voet toegankelijk is voor meisjes van alle gezindten 3°. dat ieder jaar vóór 1 Juni een afschrift van de reke ning benevens een verslag over het afgeloopen jaar en een concept-begrooting van het eerstvolgend dienstjaar worden overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekenden, J. OvervoordeGordon, voorzitster en A. v. Reedt Dortland—Sillevis, secretares der vereeniging «Vakschool voor Meisjes voor Leiden en Omstreken", gevestigd te Leiden richten tot Uwen Raad het eerbiedig verzoek voor het jaar 1918 aan die vereeniging een subsidie te willen toe kennen, groot 2850, zijnde 30 van het beraamde totaal der uitgaven voor dat jaar. Zij voegen hierbij een exemplaar van de Statuten van ge noemde Vereeniging, benevens een Reglement, een Leerplan met Rooster en een Begrooting voor het jaar 1918. 't Welk doende enz. J. Overvoorde—Gordon, Voorzitster. A. v. Reedt DortlandSillevis, Secretares. Leiden, 13 April 1917. N°. 278. Leiden, 21 November 1917. In Uwe Vergadering van 6 April 1916 werd overeenkomstig ons voorstel, opgenomen onder no. 73 der Ingekomen Stukken, besloten aan de Zita-vereeniging, afdeeling Leiden van de Roomsch-Katholieke Internationale Vereeuiging tot Bescherming van Meisjes ten behoeve van hare vakschool voor meisjes uit den werkmansstand over het jaar 1917 en volgende jaren tot wederopzeggens eene subsidie van gemeentewege toe te kennen ten bedrage van ƒ300, o. a. onder voorwaarde, dat door het Rijk en de Provincie tezamen jaarlijks eene subsidie van ten minste 1000 werd gegeven. Over het jaar 1917 is de gemeentelijke subsidie niet uit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2