GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
177
IirCiEKOHEIl STIKKEN.
No. 273. Leiden, 12 November 1917.
De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten,
dat zij geene bedenkingen heeft tegen den door Burgemeester
en Wethouders aangeboden begrootingsstaat, dienst 1917,
waarbij het tekort op de exploitatie der tuintjes, aangelegd
ter bevordering van de teelt van voedingsgewassen, in de
begrooting van dat jaar wordt geregeld.
Zij geeft U mitsdien in overweging tot vaststelling van
dien staat te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 274. Leiden, den 17en November 1917.
De Plaatselijke Schoolcommissie heeft de eer U te berichten,
dat met den 31 en December a.s. aan de beurt van aftreding zijn
haar leden Mevr. Wed. C. A. Siegenbeek van (leukelom
Lamme, Mevr. A. Cosijn—Sanders en de heeren G. Mizee en
H. J. J. M. Damen. Ter vervulling dezer vacaturen biedt zij
U, overeenkomstig art. 2 der Verordening van den 24en Maart
1910 (Gemeenteblad No. 9) de volgende aanbevelingen aan:
a. 1. Mevr. Wed. C. A. SIEGENBEEK VAN
HËUKELGM-LA M M E,
2. Mevr. E. DE SITTER—SUERMONDT.
b. 1. Mevr. A. COSIJN-SANDERS,
2. Mevr. M. KLUJJVER-HONIG.
c. 1. G. MIZEE,
2. A. COUVEE, P.Jz.
d. 1. H. J. J. M. DAMEN,
2. C. J. VAN TOL,
terwijl zij voor de vervulling der vacature, ontstaan door het
ontslag van den heer H. C. van der Heyde, de volgende
aanbeveling aanbiedt:
1. W. C. HEMERIK (Haarlemmerstraat 186),
2. J. ZITMAN (Hooge Rijndijk 54).
De Plaatselijke Schoolcommissie,
11. G. v. d. S. Bakhuyzen, voorzitter,
,N. Brouwer, waarn. secretaris.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
N°. 275. Leiden, 20 November 1917.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te
geven gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van den
heer S. de Braak, om ontslag uit zijne betrekking van onder
wijzer aan de Openbare Jongensschool 2e klasse alhier en hem
dat ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 Decem
ber 1917.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekende heeft de eer zich tot U te wenden met
beleefd verzoek,
hem eervol ontslag te verleenen als onderwijzer a/d M. U. L. O.
Jongensschool 2e klasse te Leiden;
dit ontslag wel te willen doen ingaan 1 December 1917,
teneinde hem in de gelegenheid te stellen op dien datum in
functie te treden als Leeraar H. B. S. te Winschoten.
Hoogachtend,
Uw dw d
Leiden, 14 November, 1917. S. de Braak.
N°. 276. Leiden, 20 November 1917.
In Uwe Vergadering van 12 Juli 1917 werd overeenkomstig
ons voorstel besloten tot den aankoop van de perceelen teel-
land, huis en schuur onder de gemeente Oegstgeest, kad.
bekend onder Sectie E. nis 2196 en 2225 met recht van weg
over het laantje langs Pomona van en naar den Leidschen
Straatweg voor de som van ƒ18.500.
Na goedkeuring van dit besluit door Gedeputeerde Staten
werden de stukken in handen van notaris Mr. H. M. A. Coe-
bergh, alhier, gesteld, ten einde het passeeren 'der akte voor
te bereiden.
Bij die voorbereiding bleek, dat wel ten behoeve van het
perceel n°. 2196 een recht van uitpad was gevestigd over het
laantje naar den straatweg, doch dat een dergelijk recht niet
bestond ten behoeve van het perceel n°. 2225 voorzooveel
betrof een gedeelte van het laantje, deel uitmakende van het
kadastrale perceel n°. 2195 en toebehoorende aan Mej. Th.
van Eek te Oegstgeest.
Nadat de eigenaar der aangekochte perceelen, de heer Rin
geling, met een en ander was in kennis gesteld, deelde hij ons
mede, dat hij bereid was het gedeelte van het laantje (n°.
2195 ged.), hetgeen gebleken was niet belast te zijn met het
recht van weg ten behoeve van het aangekochte perceel n°.
2225, van de eigenaresse te koopen, doch dat deze daartoe
alleen wilde overgaan, indien haar een gedeelte van het door
de gemeente gekochte perceel n°. 2196, op de kaart in donker
rood aangeduid, werd afgestaan. Op die wijze zou dan, na
aanbrenging van eene kleine wijziging in het raadsbesluit, de
eigendomsoverdracht kunnen plaats hebben. Een en ander
werd ons in een schrijven van notaris Coebergh bevestigd.
Aangezien de gemeente bij het tot standkomen van deze
transactie een gedeelte van den door haar gekochten grond,
volgens opgave van den Directeur der Gemeentewerken groot
20 M2 en ter waarde van 50 2.50 per M2), zou moeten
atstaan, waartegenover zij, hoewel een recht van uitweg was
bedongen, slechts een vrijwel waardeloos strookje van het
meergenoemde laantje zou verkrijgen, berichtten wij den
notaris, dat wij alleen dan bereid waren Uwe Vergadering
voor te stellen het bedoelde gedeelte van n°. 2196 niet onder
den aankoop van beide perceelen van den heer Ringeling te
doen begrijpen, indien:
a. de koopprijs ad 18.500 met f 50.werd verminderd;
b. het gedeelte van het perceel n°. 2195, voorzoover dit
perceel een deel van het laantje uitmaakte zonder betaling
van koopsom aan de gemeente werd overgedragen, waartegen
over de gemeente dan van haar kant geen bezwaar zou maken
tegen het vestigen ven een recht van uitweg ten behoeve
van het niet aan haar komende gedeelte van n°. 2195 en ten
laste van het over te nemen gedeelte van datzelfde perceel.
De "estigi.ng van dit servituut had ten doel de eigenaresse
van de vóór n°. 2195 gelegen woning (u°. 1814) haar achter
uitgang te doen behouden.
In antwoord hierop ontvingen wij een schrijven van notaris
Coebergh, waarin deze ons mededeelde, dat de heer Ringeling
niet genegen was het gedeeltje van het laantje, hetgeen hij
door ruiling van Mej. van Eek zou verkrijgen, zonder betaling
van koopsom aan de gemeente Leiden over te dragen. Wel
wilde hij na van het gedeelte laan eigenaar geworden te
zijn, het recht van uitweg aan de gemeente verleenen, doch
dan zou de gemeente toch, naar ons bleek, het in rood ge
kleurde strookje zonder vermindering van koopprijs van de
door haar gekochte perceelen moeten afstaan.
Uwe Vergadering zal begrijpen, dat wij in een en ander
niet konden treden, weshalve wij den notaris verzochten den
heer Ringeling hiermede in kennis te stellen en hem nogmaals
mede te deelen, dat de overdracht van de perceelen zou
moeten plaats hebben öf geheel overeenkomstig het raadsbe
sluit of overeenkomstig het hem nader gedane voorstel, dit
laatste natuurlijk behoudens Uwe goedkeuring.
Zooals uit de ter visie liggende missives van notaris Coebergh
en den heer Ringeling van 7 en 5 dezer blijkt, is laatstge
noemde niet in staat de beide door de gemeente gekochte
perceelen zonder meer overeenkomstig het raadsbesluit te
leveren en is hij ook niet bereid op ons nader voorstel in te
gaan.
In deze omstandigheden meenen wij U derhalve te moeten
voorstellen Uw besluit van 12 Juli 1917 tot aankoop van de
perceelen teelland, huis en schuur onder de gemeente Oegst
geest, kad. bekend onder Sectie E nis 2196 en 2225, groot
1 H.A. 35 A. 50 c.A., met recht van weg over het laantje
langs Pomona van en naar den Leidschen straatweg voor
18,500 en tot vaststelling van den desbetrelïenden begroo
tingsstaat in te trekken. Met ons voornemen hiertoe is de
heer Ringeling door bemiddeling van notaris Coebergh in
kennis gesteld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 277. Leiden, 20 November 1917.
In nevensgaand adres verzoekt het bestuur van de veree-
niging «Vakschool voor Meisjes voor Leiden en Omstreken",
om ten behoeve van de door die vereeniging op te richten
I