MAANDAG 29 OCTOBER 1917. 271 Nu heb ik gezien, dat die inrichting langzamerhand wordt ge ëxploiteerd als een gewone winkel, zooals particulieren hunne zaken drijven. In dat opzicht ben ik het echter volkomen met den heer Wilmer eens, dat zoo iets niet ligt, op het terrein van de gemeente. Het argument, dat er winst mee kan worden behaald, is geen argument. Dan kan de gemeente morgen aan den dag wel een sigarenwinkel op gaan richten met het geld, door de belastingschuldigen opgebracht. Maar de ver gelijking met den sigarenwinkel gaat niet op wanneer men in aanmerking neemt de oorspronkelijke bedoeling, die heeft geleid tot de oprichting ervan. De bedoeling is geweest, en is alleen geweestpropaganda voor het gas- en electriciteits- verbruik. Daarvoor is echter niet noodig, dat men van die inrichting maakt een gewonen winkel. Men kan propaganda maken met het exposeeren van verschillende nieuwe artikelen, en dat is ook de bedoeling geweest. Vandaar de naam show room Nu zou ik den heer Fokker willen vragen: wat hebt U bedoeld, toen gij zooeven het voornemen mededeelde, om dat winkelbedrijf nog intensiever te doen geschieden? Is de be doeling de intensieve exploitatie van een gewoon particulier winkelbedrijf, dan zou ik mijne medeleden dringend in over weging willen geven daartegen met kracht op te komen. De heer Pera. M. d. V. Het oogenblik waarop de discus- siën over deze aangelegenheid plaats vinden acht ik heel ongeschikt, in zooverre, dat wij verkeeren in een oorlogs toestand met al de gevolgen daarvan. Ik geloof dat wij de stad Leiden geluk mogen wenschen met het bezit van dezen winkel. Ik herinner hierbij aan de -inkoopen die door dezen winkel zijn gedaan, toen de gelegenheid nog bestond zich van voorraden te voorzien en dat op voordeelige wijze. Want op dit gebied is de winkel eigenlijk een voorraadschuur geweest. Was hij er niet geweest, dan had Leiden daarvan groot nadeel geleden. De inkoopen van dien winkel is het gevolg van tweeërlei motief. In de eerste plaats is er altijd voor particulieren de verlangde waar, zoodat men kon bekomen, wat men noodig had, en in de tweede plaats is het gevolg er van geweest eene groote afname van stroom. Commissarissen konden hier veel beter groote voorraden inslaan, dan de particuliere winkeliers, die veel te veel afhankelijk waren van den omzet vah die instru menten, omdat Commissarissen gerugsteund werden door de voordeelen van een ruime exploitatie van de Lichtfabrieken. Ik zou dus bij de bespreking van deze aangelegenheid den tegenwoordigen toestand waarin wij zijn gekomen door de ellende van den oorlog, willen onderscheiden van de normale omstandigheden die wij zullen krijgen, wanneer straks de gewone toestanden weder zijn teruggekomen. Dan staan de particulieren niet meer voor groote bezwaren om de artikelen, die voor het stroomverbruik noodig zijn, aan te schaffen. Wanneer ik hoor van een strijkijzer van fti.dat die winkel levert, noem ik dat zeer voordeelig. Bij mij aan huis is kort geleden daarvoor betaald f 12.Neemt men het electrisch stroomgebruik voor het strijken in overweging, dan vraagt men allereerst: wat kost het? Eerst komen dan in aan merking de aanlegkosten, maar daarna den. prijs van het ijzer. Kan men nu een ijzer voor f 6.— krijgen, dan zal men daartoe overgaan, maar moet men 12.betalen, dan Ziet men daarvan misschien af. Het is Commissarissen voor namelijk te doen om eene toename van de stroomlevering te verkrijgen. Dat heeft ook invloed op de levering van gas. Ik geloof dus dat wij op het oogenblik niet anders kunnen zeggen dan dat Leiden van het bezit van dien winkel met den aankleve van dien in deze drie jaren veel heeft gepro fiteerd. In normale tijden zou ik het eens zijn met wat door de heeren Wilmer en Aalberse is gezegd. Ook ik ben van meening, dat men moet voorkomen, dat de winkel op de Hooigracht concurrentie aandoet aan de andere winkeliers. Wij moeten evenwel wachten tot de tijden weer normaal zullen zijn ge worden. Op het oogenblik mogen wij heel blij zijn, dat wij dien winkel bezitten. De heer van Romburgh. M. d. V. De heer Pera moet toch voorzichtig zijn met wat hij zegt. Hij beweert, dat de strijk ijzers aan de gasfabriek kosten f 6.terwijl men bij de particuliere winkeliers f 12.moet betalen. Dit gezegde zou den indruk wekken, dat öf de Gasfabriek beneden den prijs verkocht, öt de winkeliers tegen een woekerprijs leveren. Het gaat m. i. niet aan om te zeggen, dat de winkeliers zoo'n abnormaal hoogen prijs vragen; men moet eerst het verschil van den eenen leverancier met dat van den anderen leveran cier vergelijken. De heer Pera. M. d. V. Ik heb er bij gezegd daar heeft de heer van Romburgh niet op gelet dat de fabriek tijdig die toestellen heeft ingeslagen. Toen er nu veel aanvraag naar kwam, was het dikwijls voor de particuliere winkeliers moeilijk die artikelen te verkrijgen en als zij ze kregen, dan was het tegen hoogen prijs, zoodat zij ze ook duur moesten verkoopen. In den winkel op de Hooigracht had men er voor gezorgd die artikelen in voorraad te hebben. Er is dus geen sprake van, dat de winkeliers zulk een hooge winst zouden genomen hebben. Wat moest nu de fabriek doen? Moest zij nu ook den hoogen prijs van de particuliere win keliers gaan berekenen. Van een koopmansstandpunt was het heel goed gezien, dat men dit niet heeft gedaan, omdat het te doen was om het gebruik van electriciteit te be vorderen. De heer Zwiers. M. d. V. Ik moet even opkomen tegen hetgeen de heer Wilmer heeft gezegd. Hij heeft het bestaans recht onzer inrichting aan de Hooigracht bestreden, omdat, naar hij beweerde, de gemeente nooit anders dan monopo listische bedrijven ter hand mocht nemen. Waar hij er dit karakter aan moet ontzeggen, maar de inrichting dan ook als een gewonen winkel schildert, ontleent hij hieraan een motief om het geheele bestaansrecht aan te tasten. Het be toog van den heer Aalberse heeft deze redeneering van den heer Wilmer eigenlijk reeds weerlegd. De heer Aalberse heeft betoogd, dat wij hier niet te doen hebben met een gewonen winkel, dat de inrichting in de eerste plaats moet dienen als showroom om kennis te doen maken met de nieuwste toestellen en vindingen, om de invoering en het gebruik ervan te bevorderen, om daardoor de afzet van de producten der Lichtfabrieken te doen toenemen. Dat is geen monopolistisch bedrijf, maar zeer zeker raakt zij een levensbelang onzer fabrieken. Men moet niet vergeten, dat menig particulier winkelier er niet voor te vinden is, om zich steeds de nieuwste toestellen direct aan te schaften, dikwijls toestellen, die in aankoop duurder zijn, maar die leiden tot nieuwe toepassingen of tot besparing van stroom in het gebruik. Dit is juist het groote voordeel voor onze fabrieken, dat de gemeente een dergelijke inrichting bezit. Zij kan het doen, vooreerst omdat zij werkt met de koopkracht der gemeente, maar vooral ook, omdat zij beschikt over eerste krachten als deskundigen, omdat aan het hoofd ervan menschen staan van het vak als de Directeur, de Adjunct-directeur en de verdere ingenieurs der Lichtfabrieken, mannen van wetenschap en techniek, met vooruitzienden blik, die vooruit zien wat de toekomst zal noodig hebben en wat die vragen zal. Het belang der fabrieken eischt, dat men zich meester maakt van het nieuwste op electrisch gebied, dat men het tentoonstelt en ter markt brengt. Dat kan men niet overlaten aan het particuliere bedrijf, omdat er dikwijls te veel aan ontbreekt. Zoodra een winkelier komt met dezelfde kennis en dezelfde energie, mag de gemeente hem niet wegconcurreeren, maar moet zij de zaak overlaten aan het particuliere initiatief. Wat betreft het artikel strijkijzers, is het juist de fabriek geweest die dat artikel in Leiden eigenlijk heeft ingevoerd. Wanneer wij hierin bijvoorbeeld op het particuliere initiatief hadden moeten wachten, hadden wij misschien jaren lang nog kunnen rondkijken. Het is de gemeente niet te doen om op de ijzers te winnen, al is dat ook niet te versmaden -e- en ik meen dit de bedoeling was van den heer Fokker toen hij verklaarde, dat het Commissarissen niet om winst te doen was maar het is de gemeente te doen om de blijvende winst, die zit in de toename van de stroomlevering. En wanneer de winkel het karakter blijft houden van een show room, die de eerste en beste artikelen aan het publiek ver toont en ze invoert in de gemeente ten voordeele der uitbreiding van het electriciteitsbedrijf, beantwoordt hij aan het doel, ook al doet hij daarbij soms eenige concurrentie aan de particu lieren. Dat is nu eenmaal niet geheel te vermijden. Men kan geen show-room inrichten zonder anderen concurrentie aan te doen. Men moet echter trachten die concurrentie tot het strikt noodzakelijke te beperken, om den winkel te doen beantwoorden aan zijne roeping: bevordering van den omzet van gas en electriciteit. De heer Fokker. M. d. V. De heer Aalberse heeft mij een positief antwoord gevraagd en dat zal ik gaarne geven in de richting van hetgeen de heer Zwiers heeft gezegd. De Directie en Commissarissen zijn van plan een nieuwen beambte aan te stellen aan het hoofd van de show-room, die in het bezit is van eene algemeene ontwikkeling en handelsroutine en nog meer dan de tegenwoordige chef in staat zal zijn die artikelen bij het publiek ingang te doen vinden. Dat is de bedoeling geweest toen ik sprak van een nog meer intensieve exploitatie van die show-room. Dit antwoord meende ik den heer Aalberse nog schuldig te zijn. Waar van meer dan eene zijde met waardeering is ver meld, dat de Commissarissen zoo goed vooruit hebben gezien, zou ik dien lof onmiddellijk willen overzwaaien op den Directeur, wien alle lof in deze toekomt. Dat de Electriciteits- fabriek zoo'n groote vlucht neemt, danken wij aan den heer van Ammers. die op zoo uitnemende wijze het beheer voert,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 9