268
MAANDAG 29 OCTOBER 1917.
slechts 4 treinen loopen in plaats van 6. Burgemeester en
Wethouders hebben op mijn vraag geen antwoord gegeven.
Zij hebben gezegd, dat in de gegeven omstandigheden geen
aanleiding is om de toezegde subsidie niet ten volle te blijven
uitkeeren. De subsidie is evenwel gegeven voor 6 treinen en
nu loopen er slechts 4. Nu is het mijne bedoeling niet te
gaan chicaneeren, maar ik zou slechts willen weten, of dit
antwoord van Burgemeester en Wethouders rechtens hun
standpunt weergeeft. Het zou toch kunnen zijn, dat straks
de Maatschappij onder andere omstandigheden goed zal vinden
inplaats van 6, 5 treinen te laten rijden. Dan zou men er
zich op kunnen beroepen, dat Burgemeester en Wethouders
thans stilzwijgend hierin hebben berust al was het ook in
strijd met de concessie. Daarom zou ik slechts willen weten,
of de gemeente rechtens verplicht is tot uitbetaling van de
geheele subsidie.
De heer Botermans. M. d. V. Ik geloof, dat hier overmacht
in het spel is. Het is in het nadeel van de Maatschappij,
dat zij slechts vier treinen kan laten rijden inplaats van 6,
Ik vind de vraag van den heer Fokker dan ook niet gegrond.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben het met den heer
Botermans eens dat de vraag van den heer Fokker »niet
gegrond" is. Zooals wij hebben medegedeeld is het op het
oogenblik de militaire autoriteit, die de dienstregeling der
treinen vaststelt. De Maatschappij kan er derhalve niet veel
aan doen, dat er slechts 4 treinen loopen in plaats van 6.
Uit oris antwoord blijkt echter, dat Burgemeester en Wet
houders er zich niet in hebben verdiept of hier sprake is
van overmacht of niet, en dus de vraag of de Gemeente, al
loopen er een paar treinen minder, verplicht zou kunnen
worden toch de subsidie uit te keeren, geheel in het midden
gelaten hebben. Wij hebben niets anders gezegd dan dit:
dat het ons in de gegeven omstandigheden billijk voorkomt
om de subsidie te blijven betalen. Ik meen dan ook dat het
antwoord van Burgemeester en Wethouders zeer voorzichtig
is ingekleed.
De heer Fokker. Juist de vaagheid van het antwoord van
Burgemeester en Wéthouders heeft mij die vraag doen stel
len. Wanneer Burgemeester en Wethouders hadden gezegd:
wij vinden er in de gegeven omstandigheden, zonder dat wij
geacht worden eenig recht tegenover de Maatschappij prijs
te geven, aanleiding toe om de subsidie te blijven uitkeeren,
zou ik gezwegen hebben. Nu de heer van der Lip heeft
gezegd, dat Burgemeester en Wethouders in deze volstrekt
geen standpunt rechtens hebben willen innemen, maar uit
een zekere goedhartigheid de subsidie willen handhaven, kan
ik tevreden zijn.
Slechts deze vraag, of het nu de tijd is voor zulk een
royaliteit.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr. 204 wordt daarop zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen.
De volgnrs 205 tot en met 209, 210 (verhoogd met f 120.
voor een nieuw cocoskleed in het kantoor vari de Hoofabank
van Leening), 211 tot en met 217, 218 (verminderd met
f 147.in verband met het vervallen van het pensioen ad
f 242.66 van W. Verstraaten en het toekennen van een
gratificatie ad f 95.aan de Wed. den Tonkelaar), 219,
220, 221 (verhoogd met f 100.— wegens verhooging van
het voorschot van den Marktmeester), 222 tot en met 228
worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over volgnr. 229, luidende: vKosten der Com
missie bedoeld in art. 2 der verordening betreffende het toe
laten van kinderen tot lichtbeeldenvertooningen f 100.
De Voorzitter. Deze post moet worden verhoogd met
f 25.wegens verhooging van de toelage van de Bioscoop
commissie, en wordt dus f 125.
De heer Fokker. M. d. V. Tot mijn bevreemding heb ik
in het antwoord van Burgemeester en Wethouders gelezen
dat de Bioscoop-commissie van plan is om in het vervolg de
ter afwisseling van de bioscoopnummers gezongen liedjes te
gaan keuren. Ik meen dat er in de betrekkelijke verordening
omtrent het keuren van liedjes niets te vinden is. Op welken
grond gaat die commissie hier liedjes keuren
De heer van der Elst. M. d. V. Ik wil hier iets zeggen,
dat feitelijk buiten de orde is. De Burgemeester kan voor
waarden verbinden aan het geven van vertooningen. Wanneer
de Burgemeester nu in overleg wil treden met de Commissie
van toezicht op de bioscopen, dan kan de Burgemeester het
zingen van sommige liedjes verbieden, wanneer de Commissie
adviseert, het zingen van die liedjes niet toe te staan. De
Burgemeester stelt de voorwaarden, dus de Commissie heeft
officieel hier niets mede te maken. Dit is de verklaring van
deze quaestie.
De heer Fokker. M. d. V. Uit het antwoord van den heer
van der Eist ben ik niets wijzer geworden. Ik heb gevraagd
op welk artikel der verordening beroept de Commissie zich,
dat zij het recht zou hebben tot het keuren van liedjes. Ik
begrijp, Mijnheer de Voorzitter, dat U voornemens is in de
voorwaarden voor vergunning eene bepaling op te nemen
betreffende het zingen van liedjes. Ik begrijp niet goed, wat
de Commissie hiermede te maken heeft. Wilt U mij dat
nader verklaren
De Voorzitter. Ik zou die verklaring reeds gegeven hebben
wanneeer niet ten tweeden male door U het woord was ge
vraagd. Het is toch de gewoonte, dat ik eerst vraag of nog
iemand het woord verlangt, alvorens ik zelf het woord neem
om te antwoorden op hetgeen is gezegd. U zegt, dat de Com
missie van Toezicht alleen zou zijn voor de voorstellingen,
maar niet voor de liedjes, waar staat dat? Er staat in de
Verordening niets over eenige commissie, doch slechts, dat
de Burgemeester het recht heeft de films voor kindervoor
stellingen goed te keuren, die anders verboden zouden zijn.
Van eene Commissie wordt nergens gesproken. Met het oog
op de jurisprudentie van den Hoogen Raad is de bepaling
betreffende de Commissie geheel uit de verordening geschrapt
en is regeling thans alleen aan den Burgemeester opge
dragen. Toen de Commissie officieel werd afgeschaft, heb ik
gezegd, dat ik er prijs op stelde, dat deze Commissie zou
blijven als eene Commissie van advies voor den Burge
meester. Die Commissie kan nu over verschillende dingen
advies geven. Ik kan die Commissie dus evengoed gebruiken
voor het keuren van films, waarvan in de Verordening sprake
is als voor het keuren van liedjes, welk onderwerp niet in
de Verordening voorkomt. Ik geloof, dat U den heer van
der Eist heeft misverstaan; hij heeft gevraagd, of waar het
tegenwoordig de gewoonte is tusschen de bedrijven in liedjes
te laten zingen, het nu niet mogelijk zou zijn dat de Com
missie ook die liedjes keurde, welke keuring dan alleen
bestaat in een advies aan den Burgemeester. Het is natuur
lijk geen strafbaar feit in den zin van de Bioscoopverorde
ning. Het verbod van het zingen van bepaalde liedjes wordt
in de vergunningsvoorwaarden opgenomen. Het zich daaraan
niet houden staat gelijk met het geven van een openbare
vermakelijkheid zonder vergunning. Dit is de bedoeling ge
weest van den heer van der Eist. Ik heb er in het geheel
geen bezwaar in, waar de Commissie gaarne liedjes wil keuren,
dat zij dit doet. Ik acht het dan ook zeer nuttig, dat dit door
mij aan de Commissie wordt opgedragen. Waarom zou de Com
missie ook op dit terrein mij niet van dienst kunnen zijn
met haar advies?
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr. 229 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 230 (verhoogd met f 2700 wegens kosten der
Huurcommissie), en 231 tot en met 234 worden zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 235 wordt voorloopig aangehouden.
De volgnrs 236 toten met 239 worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Thans komen in behandelingde Inkomsten.
De volgnrs. 1 tot en met 20 worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 21, luidende:
Schoolgeldenf 82265.—
De Voorzitter. Deze post moet worden verhoogd met
f '1858.wegens hoogere opbrengst van schoolgelden, en
wordt dus f 84123.
De heer Sijtsma. M. d. V. In de afdeelirigen is gevraagd,
hoe Burgemeester en Wethouders denken over evenredige
schoolgeldheffing. Daarop is geantwoord, dat de gevoelens
daarover in het College van Burgemeester en Wethouders
verdeeld zijn en dat er van Burgemeester en Wethouders
daaromtrent geen voorstellen zijn te verwachten. Ik weet
niet of er een oorzakelijk verband bestaat tusschen de twee