266 MAANDAG 29 OCTOBER 1917. dezen winter te komen met een geheel georganiseerd Bur gerlijk Armbestuur. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnummer 189 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Volgnummer 190 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 191, luidende: Schadeloosstel ling aan armbesturen en godshuizen voor het verlies, dat zij door de opheffing der armbakkerij als'stedelijke inrichting kunnen lijdenf 2050. De heer J. P. Mulder. M. d. V. De vraag in het algemeen verslag weergegeven is in de afdeelingen niet door mij gesteld, maar het antwoord van Burgemeester en Wethouders is mijns inziens niet zoozeer een antwoord op de vraag, die gesteld is. Ik lees uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders, ('at het gesticht zooveel mogelijk haar best doet om de rekening sluitend te maken. Dit is nu wel goed, maar per slot van rekening blijven de menschen van 70 jaar toch buiten de inrichting. Doch wie meer aan armenzorg gedaan heeft, zal wel weten dat men dikwijls van zijn kapitaal moet leven. Nu is mijne vraag deze: in hoeverre is het mogelijk, dat Burgemeester en Wethouders hun invloed kunnen aanwenden, dat die menschen toch worden opgenomen. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb het antwoord van Burge meester en Wethouders gelezen op de vraag in het sectie- verslag gedaan. Het Bestuur van het Oudeliedenhuis verklaart, dat het onmogelijk meer menschen kan opnemen, omdat er geen geld voor is. Maar men heeft toch kapitaal dat desnoods wel zou kunnen worden aangesproken, zegt de heer Mulder, terwijl er bovendien aan ouderdomsrente nog een kapitaaltje bij komt. Nu had ik mij voorgesteld, dat Burgemeester en Wethouders wel pogingen in het werk zouden stellen om de ouden van dagen in het gesticht te doen opnemen, en wan neer er werd gezegd: dan moet men ons eerst een zak geld geven, anders kunnen wij niets uitrichten, desnoods bier zelfstandig een voorstel tot subsidieering zouden hebben aan hangig gemaakt. Ik prijs het ten zeerste, dat men van het kapitaal niet wil gebruiken. Als het kapitaal op is, is het afgeloopen, dan kan men de stichting wel sluiten, dan zal men als deze moeilijke tijden voorbij zijn niet in de gelegen heid zijn om iemand meer op te nemen. De politiek door ons medelid Mulder voorgestaan, acht ik verderfelijk en den weg op het hellend vlak De Voorzitter. De heer Mulder maakt bezwaar tegen het antwoord van Burgemeester en Wethouders gegeven op de vraag in het sectieverslag gedaan. Ik geef hem evenwel de verzekering, dat de vraag niet zoo te interpreteeren is, als door den heer Mulder geschiedt. Op de vraag, waarom het Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis bezwaar maakt om oude lieden op te nemen, hebben wij zeer juist geantwoord: omdat men bezwaar maakt het kapitaal op te teren.' Verder wordt er gevraagd of Burgemeester en Wethouders niet met Regenten zouden kunnen overleggen en hun invloed aanwenden opdat er weer oude menschen worden opgenomen. Burgemeester en Wethouders kunnen aan deze zaak evenwel weinig doen. Er staat hier, dat de instelling uitsluitend bestemd is voor de Nederduitsche Hervormde Gemeente, en dat daarin worden opgenomen onverzorgde personen binnen deze gemeente, bij de diaconie der Nederduitsche Hervormde Gemeente, als ver vangen hebbende het College van Regenten van het Huiszitten- huis, bedeeld en die den ouderdom van 70 jaren hebben be reikt. Men ziet dus uit welke categorie van menschen er gekozen kan worden. Gesteld er is een weeshuis in de een of andere plaats, waar volgens testamentaire beschikking slechts Neder- duitsch Hervormde weezen in mogen worden opgenomen. Nu is er bijvoorbeeld plaats voor 25 en in de stad zijn er 75 weezen. Nu spreekt het toch van zelf, dat niet allen kunnen worden opgenomen, maar slechts 25 die tot de Neder duitsche Hervormde Gemeente behooren. Zoo kan het in dit geval ook zijn. Er kunnen wel 3 maal zooveel ouden van dagen zijn dan er kunnen worden opgenomen; men kan derhalve niet eischen, dat allen worden opgenomen, maar men neemt op zoovelen als er geplaatst kunnen worden en dan nog gekozen uit eene bepaalde categorie. Men kan nu wel van meening zijn, dat die stichting haar kapitaal moet aanspreken om meer menschen op te nemen. Maar dan moet men niet vergeten, dat dergelijke oude stich tingen, niet zoo in de gelegenheid zijn om hun kapitaal aan te vullen als het geval is bij andere instellingen van armenzorg. De andere armenzorginrichtingen krijgen nog al eens bijdragen door middel van collecten en legaten. Maar wanneer die oude stichtingen eenmaal aan hun kapitaal beginnen, dan is dat ook na een zeker tijdsverloop op en kunnen zij niemand meer helpen. Ik kan mij dus best in den gedachtengang van de Regenten verplaatsen. Zij denken: wanneer wij voortgaan met nog meer verpleegden op te nemen, dan is na 40 of 50 jaar ons kapitaal op en dat (lurven wij niet aan. Ik herhaal nog eens, dat ik uit het algemeen verslag absoluut niet gelezen heb, dat men ons vroeg, welke macht Burgemeester en Wethouders konden uitoefenen om de Regenten te dwingen meer patiënten op te nemen. Er staat op pagina 32: »Eenige leden stelden de vraag om welke reden het Gereformeerd Minne- of Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan de Heerengracht, vooral in den laatsten tijd, dikwijls bezwaar maakt om oude lieden op te nemen." Toen hebben Burge meester en Wethouders bij Regenten geinformeerd. Wij heb ben daar tot bescheid gekregen: wij zijn aan het eind van onze krachten. Nemen wij meer patiënten aan, dan teren wij ons kapitaal op. Dit hebben Burgemeester en Wethouders ook in hun antwoord doen uitkomen. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr. 191 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 192 luidende: Subsidie aan werkhuizen en dergelijke armeninrichtingen f 1925. De Voorzitter. Bij volgnr. 192 komt in behandeling de Begrooting van de Stedelijke Werkinrichting. De heer Sijtsma. M. d. V. Verleden Donderdag bij de alge- meene beschouwingen over de gemeentebegrooting heeft de heer Briët enkele op- en aanmerkingen gemaakt met betrek king tot de Stedelijke Werkinrichting. Daarbij heeft hij ook mijn naam genoemd. Volgens dien geachten spreker zou ik als democraat de man moeten zijn geweest die vooruitstrevend had moeten optreden en de inrichting vooruit had moeten brengen. Wanneer ik dat had kunnen doen zou ik daaraan gaarne krachtens mijne beginselen hebben medegewerkt. Democratie beteekent echter niet altijd: verandering brengen in het bestaande. Nu- heb ik niet den indruk gekregen, dat die inrichting niet goed zou werken zooals de heer Briët trachtte aan te toonen al doet zij niet zooveel als in vorige jaren. Ik heb daaromtrent eens eenige cijfers opgezocht. In 1907 werden er 21000 personen opgenomen en in 1913:15000. Belangrijke getallen voorzeker, al is een achteruitgang van 6000 niet gering. Maar dat is op zichzelf al geen kwaad ver schijnsel, want het bewijst dat het aantal menschen, die de heer Reimeringer verleden Donderdag aanduidde met schip breukelingen op 's levens oceaan, gestadig afneemt. De per sonen daar opgenomen kunnen anders hun kost niet verdienen. Zij krijgen voedsel en verdienen er nog wat bij, maar wat de heer Briët wenschte, dat zij nachtverblijf zouden krijgen, dat gebeurt nog niet. Voorzoover zij geen eigen woning hebben, moeten zij in logementen overnachten. Nu zou de heer Briët van die inrichting een asyl voor dakloozen willen maken. De heer Reimeringer heeft daarop al geantwoorddaarvoor is die inrichting niet geschikt. Dat weten Burgemeester en Wet houders, die elk jaar de inrichting komen inspecteeren, ook wel. Wil men dat, dan moet men er de barakken bij nemen en daarin slaapsteden aanbiengen. Maar ik vrees, dat men op die manier voor groote bezwaren zou komen te staan. Wat is het geval? Op de politiebureau's worden niet alleen gemeente naren ondergebracht maar ook landloopers en bedelaars uit andere plaatsen. Gaat men nu van deze inrichting een asyl van dakloozen maken dan zou Leiden wel eens een toevluchts oord kunnen worden voor allerlei minder gewenschte sujetten. Die zouden dan gaan denken: wij gaan naar Leiden, daar kunnen wij slapen en wij krijgen nog een maaltijd toe. Daar mogen wij wel een beetje bang van zijn. Ik wil gaarne democratisch zijn, maar ik heb toch liever, dat dit voorstel van den heer Briët uitgaat. Ik ben dan ook van meening, dat wij niet beter kunnen doen, dan wij doen. Wij moeten helaas steeds verhooging van subsidie vragen, de levensbehoeften toch worden steeds duurder en er is in dezen tijd weinig werk. Het lezen van koffiebooneu is anders het voornaamste werk. Er zijn echter niet genoeg koffiebooneu te krijgen, want er is geen voorraad. Na den oorlog zal daarin wel weer verandering komen. Alles bijeen genomen ben ik van meening. dat deze inrichting nog zoo slecht niet is, als de heer Briët beweert, al zal er wel iets aan ontbreken. De beraadslaging wordt gesloten. De begrooting van de Stedelijke Werkinrichting wordt goed gekeurd, waarna volgnr. 192 zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 4