2G4
MAANDAG 29 OCTOBER 191/.
De volgnrs. 171, 172 (vermin derd met f 100.wegens lagere
bezoldiging van de nieuw benoemde onderwijzeres) en 173 tot
en met 178 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 179 luidende: vSubsidiën aan
schouwburgen of muziekkorpsenf 4000.
De heer Fokker. M. d. V. In de sectievergadering is door
een lid bezwaar gemaakt tegen het weder toekennen van de
subsidie aan de Vereeniging tot in stand houding van het
Leidsch Muziekkorps. Ik weet niet, of ik wederom dit jaar
het lid ben geweest, dat dit bezwaar gemaakt heeft. Indien
ik het dit jaar niet ben geweest, dan sluit ik er mij gaarne
bij aan. Ik heb reeds meermalen hiertegen bezwaar geop
perd, maar altijd zonder succes.
Ik acht evenwel in de tegenwoordige omstandigheden eene
uitgave van 4000niet verantwoord, ook al moge het juist
zijn, wat door Burgemeester en Wethouders wordt gezegd,
dat vermindering van de subsidie opheffing van het muziek
korps tengevolge zal hebben. Dit mag m.i. nog geen aanleiding
zijn dit jaar al weer die f 4000.te voteeren. De financiëele
toestand van de gemeente wordt steeds slechter. Dit is reeds
herhaaldelijk ook door LT, Mijnheer de Voorzitter, medege
deeld en ik geloof dan ook, dat wij ons ernstig moeten
afvragen ot deze uitgave noodzakelijk in het belang van de
gemeente is. Ik zie de noodzakelijkheid van het geven van
deze subsidie niet in, al moge het voor het muziekkorps zeer
onaangenaam zijn, wanneer de subsidie niet meer zal worden
gegeven. Maar hierdoor mogen wij ons niet laten weerhouden
deze post van de begrooting af te voeren.
Ik heb daarom de eer voor te stellen om dit volgnummer
te verminderen met f 40Ü0,
De heer van Hamel. M. d. V. De heer Fokker is begonnen
met te zeggen dat hij niet weet of hij destijds in de atdeelin-
gen bezwaar heeft gemaakt tegen dezen post. Dan zal het ver
moedelijk een ander lid geweest zijn, die in de afdeelingen
daartegen bezwaar heeft gemaakt. Ik wil er even aan herin
neren dat die post al sedert een paar jaar is aangevallen.
Toen die subsidie een jaar of 8, 9 geleden voor het eerst
werd toegekend is dat geweest tengevolge van een aandrang
uit den Raad. De Raad achtte het toen wenschelijk dat het
muziekcorps behouden zou blijven voor de gemeente. Al
moge het behoud van dat corps nu niet zoo'n vreeselijk groot
levensbelang van Leiden zijn, het komt toch herhaaldelijk
voor, dat men dat muziekgezelschap werkelijk noodig heeft.
Het is gebleken hoe moeielijk het is om muziek te krijgen
wanneer men die noodig heeft. Dat corps voorziet werkelijk
in de behoefte van een stad als Leiden. Gaat men deze sub
sidie schrappen, dan staat dat g-elijk met de opheffing van
het corps. Ik geloof dat dit door een massa menschen zou
worden betreurd. Het komt mij nu ook wel wat kras voor
wanneer men dat zoo in eens doet. Wanneer het voorstel
van den heer Fokker wordt aangenomen gaat het opheffen
van die subsidie dus in met 1 Januari 1918. Al die menschen
moeten dus worden ontslagen. Misschien heeft de vereeniging
zich reeds door contracten verbonden, want zoo'n vereeni
ging moet daarvoor intijds zorgen, terwijl zij nog rekende
op die subsidie. Ik zou dus den heer Fokker, wanneer hij
zoo'n groot bezwaar heeft tegen die subsidie, in overweging
willen geven de opheffing daarvan in zijn voorstel te bepalen
op 1 Januari 1919. Ik zou het jammer vinden wanneer die
vereeniging nu in eens in 1918 voor dat besluit stond.
Ik kan echter niet nalaten het in het algemeen te betreuren
wanneer die subsidie heelemaal wordt geschrapt. Een jaar of
wat geleden is die vereeniging opgericht en toen hebben
Burgemeester en Wethouders voldaan aan den wensch van
den Raad om haar eene subsidie te verleenen. Men heelt ook
nog andere personen bereid gevonden die vereeniging te steu
nen o. a. door deelneming in een gesloten obligatieleening
op aandeelen. Om die vereeniging nu in eens met 1 Januari
te ontzielen acht ik wel een zeer radicaal besluit. Ik zou het
dus betreuren wanneer de Raad medeging met het denkbeeld
van den heer Fokker.
De heer van der Elst. M. d. V. Mijn groote bezwaar tegen
dezen post is, dat wij geen waar krijgen voor ons geld. Het
aantal concerten, dat wordt gegeven is m. i. te gering voor
die groote subsidie 'sZomers nu en dan in de week endaar
blijft het bij. Wij kunnen de stafmuziek hier krijgen voor
slechts 80.— a 100.per keer.
De heer Reimeringer. Dat heeft er niets mede te maken.
De heer van der Elst. Het zou wel zoo eenvoudig zijn, wan
neer men een zekere som op de Begrooting uittrok voor het geven
van muziekuitvoeringen en deze subsidie schrapt. Mijnheer de
Voorzitter. Het spijt mij, dat LT blijft staan op het standpunt,
dat het hier niet geoorloofd is om 's-Zondagsmiddags en
's Zondagsavonds concerten te geven. Wanneer dat was toe
gestaan zou men wat meer pleizier van het korps hebben.
Maar nu acht ik het aantal concerten al zeer gering.
In tal van andere plaatsen worden 's-Zondagsmiddags en
-avonds concerten gegeven. Dat gebeurt hier niet, dus het
aantal uitvoeringen van dit muziekgezelschap is beperkt tot
enkele weekdagen. Het komt mij dus voor, dat men ditzelfde
aantal concerten best kan laten geven door andere vereeni-
gingen, wanneer men deze subsidie schrapt.
De heer Fokker. M. d. V. Ik gevoel wel iets voor het
bezwaar van den heer vari Hamel, dat wat ik wil, het
schrappen van den geheelen post, wat al te radikaal zou zijn,
al ben ik nu niet bepaald bang voor radicale maatregelen.
Maar wanneer de mogelijkheid bestaat, dat mijn voorstel
wordt verworpen, omdat het wat al te radikaal is, is het meer
politiek een voorstel te doen van minder verre strekking. Ik
wil derhalve den wenk van den heer van Hamel volgen en
voorstellen dezen post te verminderen met 1000.wanneer
wij dit 4 jaar volhouden, is deze geheele post van de begroo
ting verdwenen, en treft de slag minder zwaar. Van den heer
van Hamel hel) ik gehoord dat er voor de gemeente niet
bepaald een levensbelang verbonden is aan het voortbestaan
van het muziekkorps. Waar dit niet het geval is, acht ik mij
te minder verantwoord weer 4000.te voteeren, waar op
andere noodzakelijke uitgaven bezuinigd moet worden. Ik
stel derhalve voor volgn. '179 te verminderen met 1000.
De heer Zwiers. Het is zeker in den heer Fokker te prijzen,
dat hij niet plotseling heeft voorgesteld den geheelen postte
laten vervallen. Het resultaat blijft evenwel precies hetzelfde.
Zelfs met het volle bedrag der subsidie moet nog de hoogste
zuinigheid worden betracht om het muziekkorps in stand te
kunnen houden. Ik meen dus, den Raad er op te moeten
wijzen, dat het op hetzelfde neerkomt, of men voorstelt dezen
post nu met 1000,te verminderen, of haar geheel te
doen vervallen.
De Voorzitter. Een enkel woord, niet zoozeer over het
voorstel als wel over hetgeen door den heer van der Elst is
gezegd. Ik had gedacht, dat de heer van der Elst voldoende
jurist was om te weten hoe de Zondagswet luidt, en dat niet
ik het dus ben, die concerten op Zondagmiddag verhinder.
De heer van der Elst moet toch, uit hetgeen ik reeds vroeger
heb gezegd en uit hetgeen in het begin van dit jaar uitvoerig
in de Eerste Kamer is behandeld, weten, dat mijn standpunt
niets met deze zaak te maken heeft. Ik verhinder de concer
ten niet; Burgemeester en Wethouders geven slechts uitvoe
ring aan de Zondagswet. Ik kan hier alleen verklaren, dat
ik mijn standpunt bij de begrooting van Binnenlandsche
Zaken verdedigd heb en dat dit door Minister Cort van der
Linden als absoluut juist is erkend. Ik wijs dus geheel af
de bewering, dat ik mijn standpunt zou handhaven door
het verbieden van concerten op Zondag. Dit is bovendien
niet waar, omdat Zondagsavonds concerten niet verboden
zijn. Concerten zijn door de wet slechts toegestaan na afloop
van alle godsdienstoefeningen. Ik begrijp dan ook niet, wat
ik hiermede te maken zou hebben.
Verder heb ik hier nog geen voorstel gekregen, zoodat ik
zou willen vragen: verlangt iemand hoofdelijke stemming?
De heer van der Elst. M. d. V. Ik eerbiedig volkomen het
standpunt, dat U in deze inneemt, maar ik wil nog eens de
aandacht van Burgemeester en Wethouders vestigen op het
standpunt, dat andere Colleges van Burgemeester en Wet
houders elders innemen en dat afwijkt van het Uwe. Het
blijkt toch in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, dat daar
de Zondagswet niet wordt gehandhaafd.
De Voorzitter. Juist!
De heer van der Elst. Ik zeg nog eens: Ik geef toe, dat
U recht hebt zoo te denken, maar ik vind het jammer, waar
toch blijkt, dat andere Burgemeesters er anders overdenken.
De Voorzitter. Andere Burgemeesters?
De heer van der Elst. Die hebben een andere opvatting
van de Zondagswet!
De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik ook een korte opmerking
maken naar aanleiding van het gesprokene door den heer
van der Elst? Ik kan mij begrijpen dat iemand, die geen jurist
is, aldus redeneert: »in Leiden worden muziekuitvoeringen
Zondagsmiddags verboden en in andere plaatsen laat men
die toe. Wanneer het in andere plaatsen kan, waarom kan het
dan hier niet?" Dat echter een jurist als de heer van der Elst
zoo redeneert verbaast mij ten zeerste. Men heeft toch alleen,