MAANDAG '29
OCTOBER 1917.
'273
schriftelijk mede te deelen, wat ik anders mondeling zou
gedaan hebben.
Bij de inlichtingen die ik Donderdag U in den Raad gaf
omtrent de Distributie van Brandstoffen voor het District
Leiden deelde ik mede, dat distributiekosten per eenheid
zouden bedragen 'l1^ cent. Deze opgave is onjuist, en moest
zijn 12j/2 cent. Door een foutieve berekening kwam ik tot
dat onjuiste bedrag. Teneinde misverstand te voorkomen,
voeg ik hieraan toe, dat deze kosten worden berekend rnet
toestemming van de Rijkskolendistributie.
Ik heb de eer te zijn
Hoogachtend
IJw dw.
P. E. Briët.
Ik heb de eer U dit schrijven mede te deelen. Ik vermoed,
dat de fout moet worden gezocht in een verkeerd geplaatste
komma.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou U eene vraag willen
doen. Tot mijne groote verbazing heb ik in een van de
groote bladen eene mededeeling gelezen betreffende den arbeid
van de Commissie ad hoc, die aan den Raad tot heden is
onthouden. Ik zou gaarne vernemen, of deze publicatie met
voorkennis van Burgemeester en Wethouders heeft plaats
gehad. Indien dit niet het geval is, zou ik Burgemeester en
Wethouders willen verzoeken een onderzoek er naar in te
stellen, wie zoo onbescheiden is geweest deze mededeelingen
aan de couranten te verschaffen. Het gebeurt toch herhaal
delijk, dat wij stukken in de courant lezen, waarvan de
Raad nog geheel onkundig is.
De Voorzitter. Ik kan U mededeelen, dat de door U
bedoelde publicatie heeft plaats gehad zonder voorkennis van
Burgemeester en Wethouders. Het lijkt mij evenwel een
zaak van de Commissie ad hoe en niet van Burgemeester
en Wethouders. Die Commissie heeft het recht een onder
zoek in te stellen.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik heb hetzelfde opgemerkt
als de heer Fokker, en ik moet zeggen: ik heb dit gedaan
met groot leedwezen, en wel om verschillende redenen. In
de eerste plaats eischte de wijze, waarop de Commissie heeft
gewerkt, dat herhaaldelijk vertrouwelijke stukken ter hand
zijn gesteld aan allerlei vereenigingen van werklieden en
ambtenaren in dienst der gemeente. Nu beeft het mij buiten-
gewoon verheugd, dat door niemand wie ook van die ver
eenigingen of personen, die die stukken uit onze handen
hebben gekregen, ooit éénige onbescheidenheid is begaan.
Wij hebben altijd aan het hoofd van dergelijke schrifturen
gezet: strikt vertrouwelijk, en dat hebben al die personen
ook volkomen geëerbiedigd. Het heeft mij dan ook in mijn
qualiteit van Voorzitter der Commissie ad hoe leed gedaan,
dat nu het rapport gereed is, en reeds bij den Raad is inge
diend, maar aan de leden van den Raad nog niet bekend is,
in een van de bladen hoogst onbescheiden mededeelingen
stonden. Wie dat heeft gedaan, is mij onbekend, maar ik
heb het ernstig vermoeden, dat die mededeelingen afkomstig
zijn van een der leden van de Commissie ad hoe. Wanneer
dat juist zou blijken te zijn, zou het mij om de redenen, die
ik zooeven heb ontvouwd, zeer leed doen. De particulieren,
die buiten de Commissie staan, hebben de mededeelingen
steeds strikt geëerbiedigd. Nu blijkt echter, dat, waarschijnlijk
uit den boezem van de Commissie zelve, eene onbescheiden
heid is begaan, zoowel tegen de Commissie als tegenover de
Raadsleden. Ik acht het zeer onbehoorlijk tegenover den Raad,
dat uit stukken, die reeds bij den Raad zijn ingediend en
die den Raadsleden naar ik vertrouw spoedig zullen bereiken,
waarvan zij echter nog geen kennis hebben kunnen nemen,
omtrent de voornaaamste punten reeds mededeelingen zijn
gedaan en gepubliceerd in de bladen. Ik heb die mededee
lingen naar ik meen in het «Handelsblad" gelezen.
Die mededeelingen moeten, gelijk gezegd, waarschijnlijk
van een der leden der Commissie als zoodanig afkomstig zijn.
De Commissie zelf heeft natuurlijk geen enkele van deze
mededeelingen in de bladen laten publiceeren. Wanneer er
mededeelingen moesten plaats hebben, geschiedde dat offi
cieel door den Secretaris van de Commissie. Zoo is het altijd
gebeurd. In den loop van onze onderzoekingen hebben wij,
om te voldoen aan den aandrang van personen, die spoedig
op de hoogte omtrent het een en ander wenschen te worden
gesteld, gemeenschappelijk berichten in de bladen geplaatst.
Maar die berichten gingen altijd uit van de Commissie in
haar geheel, en werden opgesteld door den Secretaris.
Het rapport is alleen aan de leden van de Commissie
bekend. Burgemeester en Wethouders hebben het formeel
ontvangen. Omdat het bij den Raad moest worden ingediend,
is onmiddellijk de copie naar de drukkerij gestuurd. Dus van
dien kant kan het niet komen. Van buiten kan het dus niet
anders schijnen, dan dat een van de leden" der Commissie
die onbescheidenheid heeft begaan. Als dat juist is, moet ik
het voorgevallene ten zeerste betreuren, èn tegenover den
Raad, èn tegenover de personen, van wie wij bescheidenheid
hebben gevraagd en gekregen, en tenslotte ook nog tegenover
de Commissie, omdat zich op het laatste moment zich nog
een dergelijk onaangenaam feit heeft voorgedaan.
De heer van Romburgh. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester
en Wethouders willen vragen of zij eens zouden willen nagaan
of de gebouwen van de gemeente op het oogenblik voldoende
verzekerd zijn met het oog op de hooge prijzen van de bouw
materialen en de hooge aibeidsloonen, zoodat bij eventueelen
brand in de gemeentelijke gebouwen, de gemeente geen schade
zal lijden.
De Voorzitter. Ik kan den heer van Romburgh mededeelen,
dat deze aangelegenheid de volle aandacht heeft van Burge-
gemeester en Wethouders en dat zij reeds bij het College
een punt van onderzoek uitmaakt.
Niemand daarna meer het woord verlangende wordt de
vergadering gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.