DONDERDAG 25 OCTOBER 191/. 251 het voorstel gedaan, dat in die Commissi^ zitting zouden hebben een lid van het College van Burgemeester en Wethouders als Voorzitter, verder twee raadsleden en nog twee andere leden, waarvan een lid uit de Leidsche Vakcentrales. Ik had reeds opzettelijk iemand uit deCoöperatie »Vooruit" benoemd; daarbij kwam later de vertegenwoordiger van de Vakcentrales. Nu zou men toch zeggen, dat er voldaan was aan het verlangen van de steeds requestreerende heeren. Neen, men kreeg ruzie onder elkaar; er kwam een scheiding in de Vakcentrale en men was niet langer tevreden met den vertegenwoordiger, die zitting had. De heer Sijtsma heeft toen in eene vergadering gezegd, dat men in Deventer niets hoorde van ontevreden heid omtrent de levensmiddelencommissie wegens het benoe men van vertegenwoordigers van den Bestuurdersbond, enz. in die Commissie, maar het is toch mijn schuld niet, wan neer er twist komt in een zekeren bond en nu ieder gedeelte in de Commissie vertegenwoordigd wil zijn. Toch heb ik ge hoor gegeven aan de verzoeken en bevorderd, dat bovendien nog een afgevaardigde van de Duurtecommissie in de Levens middelencommissie kwam. Deze persoon is blijkbaar ook weer niet eens van zin gebleken met zijne partijgenooten en trad uit de Duurtecommissie. Dat ik ook daaraan niets kon doen, zal toch iedereen wel met mij eens zijn. Zoo schiet men ech ter no nt met die heeren op. Ik geef den heer Sijtsma echter loe, dat het in die tallooze comité's ook wel eens kan voor komen, dat er een minder geschikt persoon werd benoemd. Wat de belastingquaesties betreft, zou ik aan hetgeen de heer Bots reeds heeft opgemerkt, nog het volgende willen toevoegen. De heer Sijtsma stelt zich voor zooveel geld uit de straat belasting te halen Ik geloof echter, dat dit steeds maar ver- hoogen van de gemeentelijke belastingen ons niets zal helpen, i'aar dezelfde menschen het toch weder moeten opbrengen. Een belasting op Naamlooze Vennootschap zou wat anders zijn, maar die kunnen wij niet heffen. Dat kan alleen het Rijk doen. Overigens zouden dezelfde menschen, die, zooals wij vanmiddag hebben kunnen hooren, niet eens een cent per dag meer belasting kunnen betalen, bij het invoeren van de straatbelasting veel meer aan meerdere huur moeten betalen. Dus of men het nu op de eene manier moet betalen, of op de andere, dat is om het even. Wat is de oorzaak van den tegenwoordigen toestand onzer financiën? Ongetwijfeld in de eerste plaats de Distributiewet! Die kosten drukken zeer ongelijk. Het Rijk schrijft voor, dat alle gemeenten Vio moeten betalen van de kosten, maar men vergeet, dat er rijke en arme gemeenten zijn. Er bestaat een groot verschil tusschen Den Haag en Leiden. Aan Leiden met zijn groote arbeidersbevolking kost de distributie veel meer dan aan een rijke gemeente, zooals b.v. Den Haag. Toch wil men hier steeds hetzelfde hebben als in het naburige Den Haag. Men moet hier onder meer evengoed onderwijs hebben en van alles het beste. Maar dat drukt hier immers per inwoner veel sterker. Zoo kan men toch niet doorgaan! Men heeft nu eenmaal rijke en arme gemeentendaar is niets aan te doen. Op dezelfde school heeft men kinderen van rijke ouders en van ouders met weinig geld; de een heeft een appel meer dan den ander; ook daar is niets aan te doen. Zoo is nu eenmaal het leven. Nu moet men echter niet ver langen, dat men in Leiden alles goedkooper, beneden de waarde, beschikbaar stelt, en de kosten ziet te vinden door hoogere belas tingen. Ik zie bijvoorbeeld niet in, waarom het gas hier goed kooper moet zijn dan bijvoorbeeld in Den Haag en Amsterdam. Wanneer wij hier jarenlang hadden gehad een gasprijs zooals in andere plaatsen, dan hadden wij nu een behoorlijke reserve gehad en minder hoofdelijken omslag. Ik ben het geheel eens met hetgeen de heer Fischer heeft gezegd betreffende de tramplannen. Thans rest mij nog den heer van Gruting te beantwoor den ik geloof, dat het hier betreft een misverstand. De heer van Gruting zegt: wanneer iets in normale tijden door den keuringsdienst als ondeugdelijk wordt afgekeurd, dan mag dit in abnormale tijden niet goedgekeurd worden. Daarover zou men lang kunnen debatteeren; als er toch niets anders te eten is, moet men het minder deugdelijke wel gaan eten. De heer van Gruting zou dan gelijk-hebben, wanneer het mindeugdelijke ook schadelijk was voor de gezondheid. Indertijd heb ik een debat gehad met den heer Fokker of was het met den heer van Romburgh over boonen, die muf geworden waren. De heer Fokker. Ik was het toevallig niet. De Voorzitter. IJ is anders van vele zaken op de hoogte. Maar neemt U mij niet kwalijk, dat ik U noemde. Er was gebrek en nu heeft de heer van Eek verklaard, dat die boonen, al waren zij ook muf, niet schadelijk waren. In gewone tijden worden die boonen afgekeurd, omdat anders de menschen zouden worden afgezet, wanneer aan hen dergelijke boonen werden verkocht, terwijl zij den prijs van goede boonen zouden betalen. Gekookt waren de boonen best eetbaar. Zoo was het ook met de aardappelen, ook die waren niet schade lijk. Nu zegt de heer van Gruting, dat er meer op de qualiteit dan op de quantiteit moet worden gelet; ik vind dit wel wat overdreven. Stel, dat er een middel werd uitgevonden, dat men uit een fleschje per dag maar een druppel behoefde te nemen om te kunnen blijven leven, dan zou dit toch niet bevallenmen wil nu eenmaal wat in zijn maag hebben. Er was nu eenmaal niets aan te doen in geheel Nederland werden bevroren aardappelen gegeten. De heer van Gruting zegt, dat er ditmaal door de Regeering beter voor gezorgd is, omdat men een opslag krijgt voor 6 weken. Wij zullen derhalve wel geen bevroren aardappelen te eten krijgen. Maar mocht dit het geval zijn, dan zou de heer van Gruting willen, dat die aardappelen werden afgekeurd. U zegt, wanneer de Rijks- Controleur komt, heeft de Keuringsdienst niets meer te zeggen; ik geloof niet, dat het zoo'n vaart zal loopen. De Rijks-Keuringsdienst zal wel degelijk overleg plegen met den keuringsdienst hier ter stede. Deze bepaling is voor gemeenten, waar geen keuringsdienst bestaat. Er zijn maar zeer weinig gemeenten, waar een dergelijke dienst is. Wanneer de heer van Eek iets afkeurt, zal die controleur wel niet gaan goedkeuren. Wanneer dit mocht gebeuren, zal ik er voor trachten te zorgen, dat zoo iets niet weer zal voorkomen. Wij hebben verleden jaar met overmacht te kampen gehad daar kan men niets aan doen. Oudtijds toen de vestingen werden belegerd, gooide men ook niet alles weg. De heer Mulder heeft gesproken over afschaffing van den bakkersnachtarbeid. Daarin verschil ik met hem in principe van meening, dat dit geregeld kan worden door de Gemeente. De gemeente moet tegenwoordig alles doendat is een verdraaiing van het Staatsrecht. De gemeente moet der gelijke zaken aan het Rijk ter regeling overlaten. Men kan wel gemakkelijk zeggen: laat maar over aan de gemeentebesturen, maar waar moet dat op den duur naar toe? Ik acht dat principieel verkeerd. Zegt men nu nog, het is noodig, dat het gemeentebestuur eene aangelegenheid, als het Rijk er niets aan doet, zelf regelt, dan is het iets anders. Maar dat is hier in het geheel niet het geval, want het wets ontwerp is reeds bij de Tweede Kamer ingediend. De afschaffing van den bakkersnachtarbeid is daarenboven op het moment absoluut niet gewenscht. Zoo is men in Amsterdam thans gereed gekomen met een strafverorde ning voor die materie. Ik heb echter bericht gekregen van het gemeentebestuur, dat men haar voorloopig nog niet in werking zal laten treden omdat de tijdsomstandigheden de wenschelijkheid deden inzien, dat men door combinatie van het bakkersbedrijf zooveel mogelijk geconcentreerd moest werken. Stel, dat die verordening reeds in werking was getreden, dan zou men haar weder hebben moeten intrekken, omdat de afschaffing van den nachtarbeid op het oogenblik feitelijk onmogelijk is. Bovendien heb ik er, zooals ik zeide, principieele bezwaren tegen om die aangelegenheid van gemeentewege te gaan regelen. Laten wij wachten tot dat de wet die materie eerstdaags heeft geregeld. Ik zie dus niet in, waarom wij nu, al die omstandigheden in aanmerking genomen, met deze zaak zoo'n haast moeten maken. De heer Mulder heeft het ook gehad over het vroeger sluiten van de café's. Die café's worden echter al een uur vroeger gesloten tengevolge van de verordening door den Raad vastgesteld. Vroeger sloten de groote café's om 1 uur en nu om 12 uur, terwijl het sluitingsuur is 11 uur. Nu berust bij mij het dispensatierecht in deze. Wat is daarvan het gevolg? Een café kan alleen een later sluitingsuur krijgen, als het voldoet aan door mij gestelde voorwaarden betref fende het lichtgebruik. Daardoor krijg ik een veel groo- tere lichtbesparing dan het geval zou zijn wanneer het sluitingsuur zou worden vervroegd, want nu heb ik het in mijn macht om hen te dwingen zoo zuinig mogelijk te zijn. Verleden sprak ik nog met den heer van Ammers over dit stelsel. Hij wist niet, hoe ik de zaak had aangepakt en gaf den raad een verordening te maken op de vervroegde sluiting. Toen ik hem mijn stelsel duidelijk maakte, gaf hij mij gelijk. Alleen door Zaterdagsavonds een uur langer verlichting toe te staan bijv. verkrijg ik bij sommige café's gedurende de geheele week een verbazende lichtbesparing. De belang hebbenden stellen zooveel prijs op dat uur, dat zij zich gedurende de heele week gaarne aan alle voorschriften onder werpen. Schrijft men nu imperatief een sluitingsuur van tien uur voor en wordt mij het dispensatierecht ontnomen, dan zijn de café's gedurende al de overige uren veel zelfstandiger en verkrijgt men door een dergelijke verordening dus zeker niet meer lichtbesparing. Het komt mij dus voor, dat het - tegenwoordige stelsel niet verkeerd is. De heer Briët heeft hier veel belangrijks medegedeeld omtrent de armverzorging. Aangezien de heer Briët hier quaesties heeft aangeroerd, die niet waren opgenomen in het algemeen verslag, kan ik hem daarop niet uitvoerig van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 29