238 DONDERDAG 25 OCTOBER 1917. De heer van der Elst. M. d. V. Ik kan mij niet vereeni gen met het voorstel om het amendement van de Commissie van Financiën over te nemen. Ik zie niet in waarom het tweede lid van artikel.26, dat door Rurgemeester en Wet houders is voorgesteld, nu moet vervallen. Het komt mij voor, dat zoo. iemand in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn biljet door een ander te laten invullen. Ik heb daarom de eer een amendement voor te stellen en ik hoop dat Burge meester en Wethouders dat zullen overnemen, n.l. om bij te voegen: »Ook kan hij een ander machtigen tot invulling eri onderteekening van zijn aangiftebiljet". De Voorzitter. Ik kan dat amendement zoo niet overzien. Ik geloof, dat het het beste is om de beraadslaging over deze verordening dan maar te schorsen. Wanneer de heeren zoo onverwachts met een amendement komen, dan kan men die maar'niet zoo rauwelings behandelen. De heeren hebben 14 dagen de stukken in hun bezit gehad en het behoefde dus niet voor te komen, dat men hier plotseling tijdens de beraadslaging over deze verordening met nieuwe amen dementen komt. Dit houdt de behandeling van de verordening op en verlengt de beraadslaging, terwijl men weet dat de begrooling nog moet worden behandeld. De heer Fokker. M. d. V. Het amendement is nog niet ondersteund, wanneer niemand het ondersteunt, maakt het geen onderwerp van beraadslaging uit. De heer van der Elst. M. d. V. Waarom kunnen Burge meester en Wethouders niet handhaven, wat zij zelf hebben voorgesteld De Voorzitter. Wenscht U het woord over art. 26? De heer van der Elst. M. d. V. Tengevolge van het voor stel van de Commissie van Financiën zou het tweede lid van dit artikel komen te vervallen. Ik zou dit betreuren, omdat iemand, die niet kan schrijven dan zijn biljet per se moet laten invullen door den controleur. Laat hij ook een ander kunnen machtigen dit in zijne plaats te doen. Ik stel derhalve voor om te handhaven het tweede lid van dit artikel, zooals dit door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, zoodat een ander zijn biljet kan invullen behoudens eigen verantwoordelijkheid. De heer van der Pot. M. d. V. De reden, dat de Commissie van Financiën heeft voorgesteld eene wijziging van het oor spronkelijk voorstel van Burgemeester en Wethouders, was in hoofdzaak, dat het ons voorkwam, dat waar men te doen heeft met analphabeten, het zoo weinig zin heeft, als men bepaalt, dat zij anderen mogen machtigen hun biljet in te vullen. Machtigen is een juridisch begrip, waarvan de menschen de beteekenis niet verstaan. M. i. is het beter zich vooreerst te houden aan de praktische regeling van de oude verordening, dat de ambtenaar, die belast is met het ophalen van biljetten, zulk een biljet mag invullen. Aan de hand van de wet op de inkomstenbelasting heeft de Commissie van Financiën deze bepaling thans nog uitgebreid door te bepalen dat door of vanwege den Controleur der Gemeentebelastingen of door den ambtenaar belast met de ophaling der beschrijvings biljetten zulk een biljet mag worden ingevuld. Deze twee manieren naast elkaar acht de Commissie voldoende voor de praktijk. Daarom zal men beter doen de bepaling betreffende het machtigen, waarvan in de praktijk toch niet veel zal komen, maar achterwege te laten. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders nemen dit amendement over omdat zij het met het betoog van den heer van der Pot geheel eens zijn. Wanneer iemand, die niet schrijven kan, iemand moet machtigen om zijn biljet in te vullen, dan moet hij toch ook weer een kruisje gaan zetten. Het zou dus niets anders zijn dan de kwaal ver plaatsen. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders be sloten het amendement van de Commissie van Financiën over te nemen. De heer van der Elst trekt zijn amendement in. De beraadslaging wordt gesloten. Het aldus gewijzigd art. 26 wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De artikelen 27 en 28 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter, üp artikel 29 heeft de Commissie van Financiën een amendement voorgesteld dat Burgemeester en Wethouders hebben overgenomen. Het gewijzigd artikel 29 en de artikelen 30 en 31 worden^ achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming' aangenomen. De Voorzitter. Op artikel 32 heeft de Commissie van Financiën een amendement voorgesteld, dat Burgemeester en Wethouders hebben overgenomen. Verlangt iemand het woord over het gewijzigd artikel, dan is het gewijzigd artikel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Op artikel 33 heeft de Commissie van Financiën een amendement ingediend. Burge meester en Wethouders hebben daarop weder een sub amende ment ingediend, daarmede hebben zij beoogd, het artikel meer in overeenstemming te brengen met de wet. Het ge amendeerde eerste lid van artikel 33 luidt: »aan den belasting plichtige, bedoeld bij artikel 245, eerste lid, sub 1 der Gemeentewet, kan, indien zijn zuiver inkomen, berekend over een jaar, of, indien de aanslag korter tijdvak betreft, over dat tijdvak, door het staken van eeri bedrijf of beroep (ambt, waardigheid, bediening en betrekking daaronder begrepen), of door het eindigen van periodieke uitkeeringen, als bedoeld bij artikel 10, daalt beneden drie vierde van het bedrag, waarna zijn aanslag is of wordt berekend, door den Gemeenteraad ontheffing worden verleend op dien aanslag over de op het tijdstip dier daling nog niet ingetreden maanden van het belastingjaar." Burgemeester en Wethouders hebben hierop weder een amendement ingediendhet eerste lid van artikel 33 luidt dus nu: »Aan den belastingplichtige, bedoeld bij artikel 245, eerste lid, sub 1 der Gemeentewet, kan, indien zijn zuiver inkomen, berekend over een jaar, of, indien de aanslag korter tijdvak betreft, over dat tijdvak, door het.staken van een bedrijf of beroep (ambt, waardigheid, bediening en betrekking daaronder begrepen), door het eindigen van een vruchtgenot of door het ophouden van periodieke uitkeeringen, als bedoeld bij artikel 10, daalt beneden drie vierde van het bedrag, waarna zijn aanslag is of wordt berekend, door den Gemeenteraad ontheffing worden verleend op dien aanslag over de op het tijdstip dier daling nog niet ingetreden maan den van het belastingjaar." (let is natuurlijk precies de zelfde bepaling. Maar het lijkt mij alleszins gewenscht, dat die bijvoeging van ons er bij komt. Verder heeft de Commissie van Financiën op het tweede en derde lid nog een wijziging voorgesteld, die Burgemeester en Wethouders hebben overgenomen. Verlangt iemand daarover verder het woord, of stemming, zoo niet, dan is het aldus gewijzigd artikel 31 aangenomen. Op artikel 34 hebben Burgemeester en Wethouders voor gesteld om aan het slot van dit artikel, eveneens in artikel 82 der wet, tusschen de woorden »aanslag" en «worden" in te voegen: »aan den belastingplichtige of aan zijne erfgenamen". Het artikel 34 luidt dus nu: »lndien er grond bestaat voor het vermoeden, dat een aanslag ten onrechte achterwege is gebleven of dat een te lage aanslag is opgelegd, kan, zoo lang niet drie jaren sedert den aanvang van het belastingjaar zijn verstreken, voor de te weinig geheven belasting een nadere aanslag aan den belastingplichtige of aan zijne erf genamen worden opgelegd." Zoo komt dit artikel ook in de wet voor en zoo acht de Commissie van Financiën het ook gewenscht. Verlangt iemand het woord over het veranderde artikel, of stemming, zoo niet, dan is het aangenomen. De artikelen 35 en 36 worden daarop successievelijk zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Wij zijn nu gekomen aan het einde van de verordening. Nu moet er nog een stemming plaats hebben over artikel 22 en daarna moet er nog gestemd worden over de gansche verordening. Ik stel dus voor de stemming over deze verordening aan te houden tot de volgende vergadering. Thans komt aan de orde de behandeling van de volgende verordening. X. Verordening op de invordering der plaatselijke directe belasting naar het inkomen, (Zie lng. St. No. 238). De Voorzitter. Verlangt iemand algemeene beschouwingen te voeren, zoo niet, dan sluit ik de algemeene beschouwingen. De artikelen 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter, üp artikel 3 heeft de Commissie van Financiën een amendement voorgesteld, dat Burgemeester en Wethouders hebben overgenomen. Verlangt iemand over het aldus gewijzigd artikel het woord te voeren, of stemming, zoo niet, dan is dit artikel aangenomen. De artikelen 4 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor artikel 7 te lezen als volgt: »De invordering van deze belasting

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 16