DONDERDAG 11 OCTOBER 1917.
219
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig bet praeadvies besloten.
VIII. Voorstel om goed te keuren dat, in afwijking van
art. 25 der concessievoorwaarden, het aantal ritten van de
stadstram per dag in ééne richting tijdelijk tot wederopzeggens
141 bedraagt.
(Zie Ing. St. No. 232.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fokker. M. d. V. Naar aanleiding van dit punt
zou ik aan Burgemeester en Wethouders de vraag willen
doen, of zij de verandering goedkeuren, die de Trammaat
schappij beeft aangebracht in de regeling van het aantal
ritten en het tijdstip van vertrek, en speciaal vraag ik dit
met het oog op het vertrek van de eerste tram des morgens.
De regeling was zoo, dat men slechts 2 minuten over had
na aankomst van de tram aan het station voor het nemen
van een kaartje. Burgemeester en Wethouders hebben daarop
aan de Maatschappij verzocht het tijdstip van vertrek wat
te vervroegen.
Aan dit verzoek heeft de Maatschappij voldaan door de
eerste tram 2 minuten vroeger te laten vertrekken. Nemen
Burgemeester en Wethouders met deze wijziging genoegen?
Het is m. i. wel wat heel krap gerekend. Men heeft 12 minuten
noodig om naar het station te rijden en dan heeft men 4
minuten voor het nemen van een kaartje. Wanneer er eens
wat veel reizigers zijn en men wachten moet omdat men
slechts aan 1 loket kaartjes kan nemen, dan loopt men veel
kans den trein te missen. Nu vind ik het onwelwillend
van de Maatschappij om zoo weinig tegemoet te komen aan
het verzoek van Burgemeester en Wethouders. De vraag is
voor mijnemen Burgemeester en Wethouders met deze
verandering genoegen
De heer Fischer. M. d. V. Uit de ter lezing liggende Stuk
ken blijkt, dat Burgemeester en Wethouders over deze zaak
niet verder met de Maatschappij in correspondentie zijn ge
treden. Het komt ons voor, dat, waar er zoo weinig gebruik
wordt gemaakt van de eerste tram, eene tijdruimte van 4
minuten voor het nemen van een kaartje werkelijk voldoende
mag worden geacht. Wij hebben het dan ook niet noodig
geacht na deze wijziging nog nader met de Maatschappij
over deze zaak te correspondeeren.
De heer Fokker. M. d. V. Wanneer Burgemeester en Wet
houders genoegen nemen met deze regeling van de Maat
schappij, dan is er voor mij geen reden meer om er geen
genoegen mede te nemen. Ik begrijp in dit geval alleen niet,
waarom Burgemeester en Wethouders, wanneer een vervroe
ging van 2 minuten nu voldoende geacht wordt, dan bij
de Maatschappij zijn gaan overvragen en er op hebben aan
gedrongen om die te brengen op 5 minuten.
Nemen Burgemeester en Wethouders nu met deze rege
ling echter genoegen, dan heb ik er geen bezwaar tegen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het praeadvies besloten.
IX. Voorstel tot deelname in het aandeelenkapitaal der
Naamlooze Vennootschap »Nederlandsche Uitvoer-Maat-
schappij", te 's-Gravenhage.
(Zie Ing. St. No. 237).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Jaeger. M. d. V. Mag uit een commercieel oog
punt de deelneming aan de Export-Centrale al niet aanbe
velenswaardig zijn, gezien den slechten financiëelen toestand
der gemeente acht ik een uitgave van ƒ5000.niet gerecht
vaardigd. Gezien den huidigen financiëelen toestand der ge
meente komt mij een dergelijke uitgave niet voor te zijn in
het belang der gemeente. Ik zou daarom over dit voorstel
stemming aan willen vragen.
De Voorzitter. Ik zou den heer Jaeger groot gelijk
geven, wanneer dit was een uitgave, die niet terugkwam in
de gemeentekas. Ik meen echter wel, dat wij dat bedrag
van 5000.geheel en al terugkrijgen. Dit is wat men
kan noemen een belegging van ons geld en daarin maak
ik een groot onderscheid met een uitgave. De heer Jaeger
zegt, dat deze uitgave niet is in het belang van de gemeente.
Maar dat is nu juist iets, wat ik niet gaarne zou beamen,
want het eenige motief, dat Burgemeester en Wethouders
hier met dit voorstel komen, is, dat zij het wel in het belang
van de gemeente achten. Ik constateer het feit, dat wij in een
massa dingen met het Rijk gemeenschappelijk belang hebben en
dat wij het Rijk herhaaldelijk voor allerlei zaken noodig hebben.
Wanneer het Rijk dus nu eens om medewerking bij ons komt
voor een nationale zaak, dan geloof ik dat wij goed doen deze
medewerking niet te weigeren. Ik begrijp heel goed, dat de Regee
ring, wanneer hare medewerking door een Gemeentebestuur
gevraagd wordt, niet zal gaan zeggendie gemeente heeft
mij gesteund en die andere niet. Maar onwillekeurig is men
dengene, die wel eens medewerkt, meer welgezind dan een
persoon, die steeds tegenwerkt. Dat spreekt vanzelf, al is
men nog zoo onpartijdig. Dat ligt in de menscbelijke natuur
en ligt dus waarschijnlijk ook wel in de natuur van regeer
ders. Daarom meenden Burgemeester en Wethouders wel
te handelen in het belang van de gemeente door den Raad
voor te stellen om deel te nemen in deze instelling.
De heer Fokker. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders
een enkele vraag willen doen. Ik heb Maandag in de bladen
gelezen, dat het kapitaal reeds volteekend was. De Neder-
landsche Handelsmaatschappij zoude namelijk voor het restant,
dat nog te nemen was, geteekend hebben. Wanneer dat dus
waar is, meen ik, dat er voor Leiden geen reden bestaat om
de Nederlandsche Handelsmaatschappij te gaan ontlasten van
een obligo, dat zij op zich heeft genomen. Daarom zou ik
willen vragen of het niet mogelijk is om alleen te besluiten
mede te werken, wanneer het kapitaal nog niet volteekend is.
Ik zou dus aan Burgemeester en Wethouders willen vragen
of het hun College bekend is, dat het kapitaal reeds vol
teekend is en zoo neen, of zij dan bereid zijn daarna nader te
informeeren en wij niet verstandig zouden doen slechts voor
waardelijk tot deelname te besluiten.
De Voorzitter. Ik geloof dat de heer Fokker het bericht
niet ten volle heeft gelezen. De deelneming is namelijk ge
sloten op 30 September. Verschillende gemeenten, die wilden
medewerken, waren daardoor niet meer instaat in te teekenen.
Ik weet niet hoe het in Amsterdam is gegaan, maar in Den
Haag moest het voorstel tot een deelneming in die instelling van
ƒ50.000.nog na 30 September in den Raad behandeld worden.
Om de zaak nu formeel in orde te maken, omdat het bedrag
van 5 millioen er op 30 September moest zijn, heeft de
Nederlandsche Handelsmaatschappij gezegd: ik neem wat op
het oogenblik nog niet volteekend is voor mijn rekening. Dit
is dus een welwillendheid van de Nederlandsche Handels
maatschappij, waardoor zij heeft mogelijk gemaakt dat de
officiëele lijst net op tijd gereed kon zijn. Dat is de reden,
waarom de Neder landsche Handelsmaatschappij voor dat bedrag
heeft geteekend. Ik geloof, dat het dus geheel in overeen
stemming is met het idee van den Minister, wanneer de
gemeente deelneemt aan die instelling voor een bedrag, dat
dan in mindering van de garantie der Nederlandsche Handels
maatschappij komt.
De heer Jaeger. M. d. V. Ik geloof ook wel niet, dat wij
deze nationale zaak tegenwerken door geen aandeelen te
nemen in het kapitaal van deze Naamlooze Vennootschap.
Gehoord Uwe verklaring blijf ik toch van meening, dat de
financiëole toestand van de gemeente Leiden niet gedoogt op
deze leening in te teekenen.
De Voorzitter. Ik kan op hetgeen U zegt niets anders
antwoorden dan dat dit voorstel niet zoo heel veel te maken
heeft met de gemeentefinanciën. Het is de bedoeling om ƒ5000.
te beleggen, waarvan wij de rente trekken. Na verloop van tijd
komt dit geld naar alle waarschijnlijkheid geheel en bijna zeker
voor het grootste deel weer terug. Ik kan mij Uw houding
niet goed verklaren, tenzij U van meening mocht zijn, dat er
van dat geld niets terecht zal komen.
De heer Jaeger. Dat denk ik zeer zeker.
De Voorzitter. Ik denk niet dat dat het geval zal zijn.
Wanneer ik vermoedde dat wij het geld niet meer terug
zouden krijgen, zou ik niet adviseeren aandeel in deze Vennoot
schap te nemen. Ik geef U evenwel toe, dat de Export-
Centrale niet zal staan of vallen met het feit, of wij al dan
niet voor 5000.aandeelen nemen. De zaak is deze, dat
thans ons wordt verzocht te bewijzen, dat wij mede willen
werken, wanneer de Regeering iets tot stand wenscht te
brengen. Hoe dikwijls gebeurt het niet. dat wij de medewer
king van de Regeering noodig hebben? Daarom acht ik het
van belang aandeel te nemen aan deze Vennootschap.
Verlangt iemand hoofdelijke stemming? Zoo ja, dan zal ik
dit voorstel in stemming brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stem
ming gebracht wordt aangenomen met 22 stemmen tegen 1.
Vóór stemmen de heeren: Zwiers, Reimeringer, de Boer,
Eerdmans, Sijtsma, Botermans, Fokker, Wilmer, Fischer, van
der Lip, Huurman, Roem, Sasse, van Hamel, Hoogenboom,,