216 DONDERDAG 11 OCTOBER 1917. van het wasch- en werkwater is voor vele arbeidersgezinnen onhoudbaar te noemen. In de eerste plaats voor hen, die door het ontbreken van alle verwarmingsmiddelen niet in staat zijn zelf hun waschwater te koken en daardoor worden genoodzaakt tot het betalen van in verhouding met vroeger vaak driedubbele prijzen voor verwarmd water, die door sommige leveranciers van dit artikel gevraagd worden. In de tweede plaats is voor hen, die het benoodigde water zelf op gas koken, het verstrekken van warm water van Gemeente wege zeer aan te bevelen, daar met de primitieve hulpmiddelen welke vaak aangewend worden, een groot deel van het toe gestane rantsoen kookgas voor dit doel verbruikt wordt, waaruit de gevolgtrekking is te maken, dat het verstrekken van warm water door middel van fabrieken, een beduidende gasbesparing met zich brengt. Reeds in verscheidene andere plaatsen is door het Gemeente bestuur deze voorziening ter hand genomen, en hopen wij, dat Uwen Raad in een en ander aanleiding moge vinden, ook aan dit verzoek wel te willen voldoen. J. Baart, Voorzitter. J. J. v. Stralen, Secretaris. De Voorzitter. Mijne Heeren. Uit de memorie van toe lichting blijkt, dat het niet de bedoeling is geweest om deze gemeentelijke waschinrichtingen wegens de buitengewone tijdsomstandigheden in het leven te roepen, maar adressanten wenschen, dat wij zouden krijgen als het ware een gemeente lijk waschbedrijf. De memorie van toelichting luidt als volgt: »Ondergeteekenden zijn van meening dat het in het belang der volksgezondheid dringend noodig is, maatregelen te nemen, dat voortaan de arbeiderswasch buitenshuis kan worden gedaan. De meesten der arbeidersvrouwen zien met zorg de telkens terugkeerende waschdag tegemoet. Op dezen dag toch hebben zij naast de zorg voor hunne huishouding en van de bereiding van het middagmaal, ook nog de veelal groote wasch te reinigen, wat voor de zwakke krachten van velen hunner een inderdaad te zware taak is. Daarbij komt nog, dat veelal bij de minstbedeelden, door gebrek aan woonruimte en trouwens in den winter bij het het meerendeel der arbeiders, de wasch moet worden ge droogd in dezelfde kamer, waar tevens gewoond, gekookt, enz. wordt. Wij gelooven niet te veel te zeggen, als we beweren, dat dit op de volksgezondheid van nadeeligen invloed is." Vervolgens zegt de memorie van toelichting, dat ofschoon die wasscherijen bedoeld zijn voor normale tijden, zij in deze tijdsomstandigheden urgent zijn. Dit zet de memorie van toelichting met de volgende woorden uiteen: «Vooral de laatste jaren echter is bij deze bezwaren tegen het behandelen der wasch binnenshuis, ook nog dit gekomen, dat door de zeer hooge prijzen van alle waschmiddelen als gele zeep, soda, stijfsel, zeeppoeder, chloor, borax, sunlightzeep, enz. het bijna ondoenlijk is, om op een behoorlijke wijze en zoo vaak als dit noodig is, de vuile kleeding te reinigen, wat ons evenzeer toeschijnt in het nadeel der volksgezondheid te zijn. Als wij hier bovendien nog aan toevoegen, dat het doen reinigen der wasschen in een of' meerdere inrichtingen ook nog groote brandstofïenbesparing met zich brengt, en dat het door een dergelijke concentratie ook mogelijk is om de prijzen voor de wassching zoo te stellen dat zij binnen het bereik der arbeidersgezinnen vallen, daar meenen we voldoende gronden ter aanbeveling van dit verzoek te hebben bijgebracht." Mijne Heeren. Wat betreft de oprichting van een of meer gemeentelijke waschinrichtingen meen ik namens Burge meester en Wethouders te mogen opmerken, dat o. i. de gemeente zich in deze meer moet beperken tot de zoogenaamde monopolistische bedrijven, waarmede ik onder meer bedoel het slachthuis, de gas- en electriciteitsfabrieken, enz. Naar onze meening zijn wij op het oogenblik niet in een stadium, dat de gemeente een gewoon bedrijf in concurrentie met de par ticuliere ondernemers uit moet oefenen. Het eenige resultaat zou zijn, dat het de gemeente schatten zou kosten en dat naar alle waarschijnlijkheid eeri gemeentelijke wasscherij veel meer voor een wasch zou moeten berekenen dan de parti culiere wasscherijen gemeenlijk doen. In elk geval komt mij dit voor een zeer moeielijke en inge wikkelde quaestie te zijn. Daarenboven, indien een gemeen telijke wasscherij succes had, wat zou er dan moeten gebeu ren met de thans bestaande wasscherijen en met al hun arbeidsters en arbeiders? Ik geloof dat wij daarbij een terrein zouden betreden, dat nog door geen enkele gemeente is be treden. Het zal de gemeente waarschijnlijk zeer veel kosten en er zullen zeer zeker nog veel grootere uitgaven op volgen, die wel eens boven onze macht zouden kunnen gaan. Het is wellicht van belang, dat men dit request a tête reposée naleest, waarom ik dan ook voorstel het adres, althans wat het eerste gedeelte betreft, ter visie te leggen. Aangaande het tweede gedeelte van het request, dat be doelt de verschaffing van warm water, kan ik U het volgende mededeelen. Reeds eenigen tijd'geleden is deze quaestie in het College van Burgemeester en Wethouders ter sprake gekomen en is aan den Wethouder van Fabricage opgedragen deze zaak nader te onderzoeken. Men zal wellicht gelezen hebben, dat in eenige plaatsen zooals Dordt en den Haag van gemeente wege warm water aan de ingezetenen wordt verschaft tegen den aan de gemeente kostenden prijs. Hierbij wordt gebruik gemaakt van sproeiwagens. Nu is het misschien wenschelijk dit hier op dezelfde wijze te doen geschieden. Er wordt even wel nog overwogen, ot het wellicht niet meer wenschelijk zou zijn, hetzij voor een gedeelte, hetzij voor het totaal, voor de verschaffing van warm water gebruik te maken van die fabrieken, die thans reeds waim water verschaffen aan de menschen, die dit willen betrekken. Wat dus het tweede gedeelte van dit adres betreft, is het Gemeentebestuur reeds een tijd lang diligent. Binnenkort hopen wij een voorstel betreffende de verschaffing van warm water bij den Raad in te dienen. Het tweede gedeelte v^n dit adres is dus feitelijk overbodig, maar adressanten konden niet weten, dat deze zaak reeds door Burgemeester en Wet houders werd overwogen. Ik stel thans voor het geheele adres ter visie te leggen. Mocht een van de leden dan een voorstel willen doen, dan kan hij dit te zijner tijd bij den Raad aanhangig maken. Verlangt iemand het woord naar aanleiding van dit adres? De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal mij niet verzetten tegen Uw voorstel om dit adres ter visie te leggen. Het lijkt ook mij thans niet de geschikte tijd om over te gaan tot de oprichting van eene gemeentelijke wasscherij. Ik wil evenwel constateeren, dat ik niet geheel en al onderschrijf wat door IJ is gezegd, dat de gemeente zich uitsluitend zou moeten bepalen tot het exploiteeren van monopolistische bedrijven. Er kunnen mijns inziens gevallen zijn, dat het goed is zich niet aan dat beginsel te houden, zooals bijvoorbeeld het geval is geweest met de gemeente-vischwinkels. Ik zou het daarom niet als een axioma willen aanvaarden, dat men zich tot de monopolistische bedrijven moet bepalen. Thans is het evenwel de tijd niet, dat er gedacht kan worden aan het oprichten van eene gemeentelijke wasscherij. De adressanten zullen wijzer doen onderling samenwerking te zoeken en eene coöperatieve waschinrichting op te richten. Ten opzichte van het tweede gedeelte van het adres verheugt het mij, dat Burgemeester en Wethouders reeds diligent zijn. Mijns in ziens zou het gemakkelijker zijn, wanneer het water door middel der fabrieken aan de ingezetenen kon worden ver schaft. Hoe dit zij, ik juich dit plan dan ook ten zeerste toe. De Voorzitter. In antwoord op hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd, wil ik mededeelen, dat ik van meening ben, dat in het algemeen slechts monopolistische bedrijven van gemeentewege moeten worden geëxploiteerd. Er zijn even wel gevallen, dat men met dit beginsel moet breken. De prijs van een artikel kan zoo hoog worden opgedreven, dat er buitensporig hooge winsten worden gemaakt. In zoo'n geval kan het noodig zijn, dat de gemeente zich met den verkoop van dat artikel belast. In gewone tijden zal dit evenwel slechts weinig voorkomen. De gemeente-vischwinkel dateert ook van den crisistijd. Voor dezen crisistijd kan men geene gemeentelijke wasscherij gaan oprichten. Dit zou aan de ge meente tonnen kosten. Wat de warmwatervoorziening betreft, zijn wij het in het algemeen wel eens. De eenige moeilijkheid is, of het meer ge- wenscht is dit water te doen verschaffen door de fabrieken. Het bezwaar hiertegen is, dat de fabrieken meer rekenen dan den kostenden prijs. Nu wordt in Dordt en den Haag het water tegen den kostenden prijs geleverd. Wanneer men nu de warmwaterverschaffing opdraagt aan de fabrieken, dan moet de gemeente betalen den prijs, die op het oogenblik door de fabrieken gevraagd wordt. Wil men nu het water aan de ingezetenen leveren tegen den kostenden prijs, dan zou men een rabat op den prijs, die de fabrieken vragen, moeten geven, waardoor de gemeente op kosten wordt ge jaagd. Men moet deze zaak dus goed onder de oogen zien en overwegen, of men zal volgen het voorbeeld van den Haag dan wel of men de levering van warm water zal doen ge schieden door de fabrieken of wel een gemengd systeem zal toepassen. Ik stel dus voor om het adres in de Leeskamer ter visie te leggen. Verlangt iemand hierover het woord, zoo neen, dan is aldus besloten. 7°. Idem als voren in zake het geven van reductie op den prijs der petroleum. Dit adres luidt als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2