214 DONDERDAG 20 SEPTEMBER 19)7. De heer Eerdmans. M. d. Y. Mag ik vragen of Burge meester en Wethouders in staat zijn den Raad in te lichten over de finantieële gevolgen van de aanneming van het amen dement van den heer Briët? De Voozitter. De financieële gevolgen zijn bij deze zaak niet overwegend. Het betreft toch alleeh maar de brugwach ters en verandering binnen een jaar blijft mogelijk. Ik kan thans Uwe vraag niet beantwoorden. U heeft het amendement van den heer Briët mede helpen aannemen of misschien heeft U er tegen gestemd, dat weet ik niet, maar wij hebben in ieder geval tegen de aanneming er van gewaarschuwd. En nu is het aangenomen; daar is niets meer aan te ver anderen. Met. uitstellen bereiken wij niets. Indien men wil uitstellen, moet men maar tegen de verordening stemmen. Ik breng thans de geheele verordening in stemming. De heer Eerdmans. M. d. Y. Ik ben van meening, dat dit niet is de juiste wijze van het behartigen van de gemeente belangen. De Voorzitter. Ik heb daaromtrent eene andere meening. De heer Fokker. M. d. V. U moge verklaren dat U ver langt dat deze behandeling heden afloopt en dat U verlangt dat heden ook gestemd worde, ik wil dan wel eene stemming van den Raad uitlokken om de" eindstemming over deze verordening uit te stellen. De Voorzitter. Dan moet U een voorstel daartoe indienen. Waarom heeft U dat dan niet eerder klaargemaakt? U heeft er den geheelen middag den tijd voor gehad! De heer van der Lip. M. d. V. Ik begrijp, dat de heer Hoogenboom c. s. in een moeilijk parket zit en dat zit ik eigenlijk zelf ook. Maar ik geloof dat de heer Aalberse den juisten weg heeft aangegeven om uit deze impasse te geraken. Hij heeft gezegd: mocht het blijken, dat er werkelijk groote bezwaren verbonden zijn aan de uitvoering van het amendement van den heer Briët c. s., dan hebben Burgemeester en Wethouders volkomen het recht alsnog aan den Raad een wijziging van art. 21 voor te stellen. Wanneer dit het gevoelen van den Raad in het algemeen is en ik mag dit, waar niemand er tegen opgekomen is, aannemen dan geloof ik dat de zaak voorloopig in orde is. De Raad zal dan naderhand, mochten wij met zulk een voorstel komen, ons niet kunnen tegenwerpen dat wij terug komen op een afgedane zaak. De Voorzitter. Wenscht de heer Fokker nog een voorstel in te dienen om de eindstemming over deze verordening niet te stellen P De heer Fokker. Neen, Mijnheer Voorzitter. Na de laatste woorden van den heer van der Lip, waaruit wij hebben kunnen hooren, dat Burgemeester en Wethouders oris straks, wanneer later met de uitvoering van het amendement van den heer Briët inderdaad moeilijkheden te duchten zijn, niet zullen tegemoet voerengij staat voor een quaestie, waartoe de Raad eenmaal heeft besloten, zal ik, zij het ook met grooten schroom, mijn stem aan de verordening geven. De beraadslaging wordt gesloten. De verordening daarop in stemming gebracht wordt aan genomen met 23 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: J. P. Mulder, Hartevelt, Briët, Sijtsma, van der Pot, Fokker, van der Eist, van Gruting, Pera, Fabius, Sasse, Boot, Wilmer, van Tol, Zwiers, de Boer, Aalberse, A. Mulder, van Romburgh, Huurman, Bots, Fischer, en van der Lip. Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, Reimeringer, van Hamel, Eerdmans en Jaeger. De Voorzitter. De heer Sijtsma heeft zooeven hulde ge bracht aan den persoon, die namens het College van Burge meester en Wethouders de meeste bedenkingen heeft weder- legd. die bij de voorstellers van de verschillende amendementen waren gerezen. Volkomen met die hulde instemmende meen ik dat hier een woord van waardeering tevens op zijn plaats is voor de voorstellers der amendementen. Zij meenden het belang van de gemeente met hun amendementen te behartigen eD al konden Burgemeester en Wethouders ook met sommige van die amendementen niet instemmen, toch meen ik, dat die heeren het gemeentebelang in deze lofwaardig hebben behartigd. Zij hebben gedaan, wat van hunne zijde mogelijk was. Waar hier het debat is gevoerd op een aangename wijze en daarbij geen rechthaberei heeft voorgezeten, spreek ik nogmaals een woord van dank uit voor de moeite, die de leden zich hebben getroost om de voorstellen als het ware onder de knie te krijgen. De heer van der Lip. Mag ik den heer Sijtsma even be danken voor de vriendelijke woorden, zooeven tot mij ge sproken, terwijl ik ook erkentelijk ben voor de teekeuen van instemming die op zijn woorden gevolgd zijn. De Voorzitter. Verlangt thans een van de heeren nog het woord in het belang van de gemeente? De heer Fokker. M. d. V. Het is gebleken uit het Hoofd stuk van Justitie van de Staatsbegrooting, dat de Regeering voornemens is om de Rijkswerkinrichting voor vrouwen, die op het oogenblik in Leiden is gevestigd, buiten Leiden te brengen. Het gebouw, waarin die inrichting is gevestigd, wilde de Regeering dan bestemmen voor een Rijksopvoedings gesticht. Nu zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen vragen of de Regeering met hun College reeds overleg heeft gepleegd inzake de veranderde bestemming van dat gebouw. Is dat niet het geval, en ik kan het haast niet denken, anders hadden Burgemeester en Wethouders den Raad er wel in gekend, dan zou ik er prijs op stellen in een volgende ver gadering de opinie van Burgemeester en Wethouders in casu te vernemen. De Voorzitter. Ik dank den heer Fokker voor zijn mede- deeling. Wij zullen gaarne nadere inlichtingen inwinnen en zoo mogelijk den heer Fokker in de volgende vergadering van antwoord dienen. Niemand meer het woord verlangende wordt de vergadering gesloten. N.B. Buiten de agenda wordt nog behandeld een voorstel tot het doen aanbrengen van electrische verlichting in de Jongensschool 2e klasse eri in twee lokalen van perceel Pieters kerkgracht 11 ten behoeve van het Genootschap «Mathesis Scientiarum Genetrix." (blz. 188.) Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON, te Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 28