DONDERDAG 20
SEPTEMBER 1917.
211
ouders dood waren, dat zich verdienstelijk heeft gemaakt door
de opvoeding van haar broeders en zusters te bekostigen.
Het kan dus zeer nuttig zijn, dat ongehuwde vrouwen in de
gelegenheid zijn om in getneentedienst te worden aangesteld.
Ik sluit mij dus aan bij de woorden van den heer van der Lip,
die het amendement-van der Eist bestrijdt en eervol ontslag
wil zien toegekend aan de vrouwen, die in het huwelijk
treden. Dat acht ik noodzakelijk. Het mag immers als vast
staande. worden aangenomen, dat een vrouw, die trouwt,
voor omstandigheden zal komen te staan, die het haar hoogst
moeielijk of wel onmogelijk maken haar taak in het belang
van de gemeente naar behooren te vervullen. In ieder geval
zal het aangaan van een huwelijk nadeel moeten toebrengen
aan de richtige vervulling eener betrekking.
De heer SiJTSMA. M. d. Y. Ik wensch nog een enkel woord
ten gunste van dit amendement te zeggen. Het komt mij ook
voor, dat het belang van den dienst hier moet praedomineeren.
Dat moet alleen als criterium gelden, of iemand in dienst
kan blijven. Het staat bij mij absoluut niet vast, dat gehuwde
vrouwen den dienst niet naar behooren kunnen vervullen.
Ook al geef ik toe, dat, zooals de heer van der Lip zegt, de
huisvrouWelijke plichten de geheele vrouw vragen. Mij zijn
gevallen bekend ook in Leiden die bewijzen, dat ge
trouwde vrouwen wel degelijk goed haar plichten vervullen
als ambtenaressen. Ik ken o. a. een gehuwde leerares, die
haar plicht op uitstekende wijze vervult en in het maat
schappelijk leven ook nog verdienstelijk werk doet. Misschien
laat zij haar huishouden aan een ander over, maar daarmede
heeft de 'overheid zich niet in te laten.
Als zij dat doen, is het onze zaak niet om hierover te be
slissen. In de meeste gevallen zal de gehuwde vrouw.— dat
geef ik toe voor hare betrekking bedanken. Wij hebben
daarover evenwel*niet te beslissen. Wij hebben niets te
zeggen, wanneer zij haar werk als ambtenares goed verricht
doet zij dat niet, dan hebben Burgemeester en Wethouders
ook met dit reglement in handen de middelen om haar te
ontslaan. De heer van der Lip heeft al een zeer ongelukkig
voorbeeld aangehaald, toen hij de onderwijzeres noemde, die
Burgemeester en Wethouders hebben willen ontslaan en de
Raad handhaafde. Dat zij slecht haar plicht deed was niet
tengevolge van de omstandigheid, waardoor eene vrouw wel
haast verplicht is thuis te zijn. Deze onderwijzeres is herhaal
delijk langen tijd ongesteld geweest in haar huwelijk, maar
dit kan ook voorkomen bij eene ongehuwde ambtenares.
Ik houd vol dat wij zeer onbillijk zullen worden, wanneer
wij het amendement-van der Eist afstemmen. Wij randen
daarmede de vrijheid van de vrouw aan. Ik geloof, dat wij
verstandig zullen doen de gehuwde vrouw vrij te laten om haar
taak als ambtenares te blijven vervullen. Doet zij dat niet be
hoorlijk, dan kan zij immers ontslagen worden. Ik wil daarom
ook met veel genoegen het amendement van den heer van
der Eist ondersteunen en zal er van harte voor stemmen.
De Voorzitter. Ik zal thans dit amendement van den
heer van der Eist in stemming brengen.
Het amendement van den heer van der Eist wordt in
stemming gebracht en verworpen met 18 tegen 10 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: J. P. Mulder, Hartevelt, Briët,
van der Pot, Pera, Reimeringer, Sasse, Boot, Wilmer, Eerdmans,
Jaeger, van Tol, de Boer, Aalberse, A. Mulder, Bots, Fischer
en van der Lip.
Voor stemmen de heeren: Sijtsma, Fokker, van der Eist,
Hoogenboom, van Gruting, van Hamel, Fabius, Zwiers, van
Romburgh en Botermans.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 26 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De artikelen 26 bis, 27, 28 en 29 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 30 luidende:
«Wegens het niet-nakomen van de hem opgelegde plichten
of andere vergrijpen, in den dienst begaan, kan de ambte
naar gestraft worden met:
1°. berisping met aanteekening;
2°. onthouding van vacantiedagen, en bovendien voor zoo
veel betreft de brugwachters, onthouding van vrije dagen of
oplegging van strafdienst;
3°. schorsing met of zonder geheele of gedeeltelijke inhouding
van bezoldiging;
4°. tijdelijke of voortdurende terugstelling naar een lager
bezoldigden rang;
5°. niet-eervol ontslag.
De sub 1°. en 2°. genoemde straffen worden opgelegd door
het hoofd van den tak van dienst, waartoe de ambtenaar
behoort of indien het dezen ambtenaar zelf geldt, door Burge
meester en Wethouders; de straffen genoemd sub 3°., 4°. en
5°. door Burgemeester en Wethouders, voorzoover het opleggen
van de sub 4°. en 5°. genoemde straffen niet krachtens wet
of verordening aan den Raad toekomt.
Indien de sub 1°. en 2°. genoemde straffen zijn opgelegd
door het hoofd van den tak van dienst, kan de ambtenaar binnen
vijf dagen, nadat de straf schriftelijk te zijner kennis is gebracht,
daarvan schriftelijk in beroep komen bij Burgemeester en
Wethouders. Een ingesteld beroep schorst de ten uitvoerlegging
der straf.
Het hoofd van den tak van dienst doet van de door hem
en Burgemeester en Wethouders van de door hen of door den
Raad opgelegde straffen aanteekening in een daarvoor voor
iederen tak van dienst afzonderlijk aan te leggen register."
De Voorzitter. Bij artikel 30 komen drie amendementen
van de heeren Briët c.s. aan de orde. De amendementen 7°
en 8° zijn door Burgemeester en Wethouders overgenomen
en kunnen dus als vervallen worden beschouwd.
Dus is op het oogenblik alleen nog maar het 6® amende
ment aan de orde. De heer Briët stelt voor, om in artikel 30,
2° te doen vervallen de woorden: »en bovendien voor zooveel
betreft de brugwachters, onthouding van vrije dagen en op
legging van strafdienst".
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
dus een onderwerp van beraadslaging uit.
Ik geef nu het woord aan den heer Briët ter toelichting.
De heer Brièt. Ik acht het verkeerd om als straf een vrijen
dag in te houden. De vrije dagen dat ben ik eens met
den heer van der Pot, die dit straks zoo keurig uiteen heeft
gezet worden gegeven in het belang van den dienst. Men
heeft zeer zeker ook recht op vrije dagen; daardoor is men
beter geschikt voor zijn werk. Bovendien is een vrije dag ook
in het voordeel van den ambtenaar zelf. Ik moet mij er dan
ook tegen verzetten, dat men de vrije dagen als straf in zal
houden, omdat dat niet is in het belang van den dienst en
van den betrokken persoon. Bovendien geloof ik, dat een
ambtenaar, die gestraft wordt met de inhouding van een vrijen
dag zijn dienst wel baloorig en onaangenaam gestemd zal
verrichten. Wat betreft het verrichten van strafdienst kan
hetzelfde argument gelden, dat ik het laatst gebruikte. Dat
komt mij voor ook niet te zijn in het belang van den dienst.
Dan wordt de dienst slecht en in onaangename stemming
verricht. Verder zie ik niet in, waarom ten opzichte van de brug
wachters speciaal een uitzondering moet worden gemaakt. Ik
meen met deze woorden te kunnen volstaan.
De Voorzitter. De heer Briët heeft zijn amendement in
het kort toegelicht. Verlangt nog iemand daarover het woord
De heer van der Lip. M. d. V. Burgemeester en Wethouders
zijn niet genegen om het amendement van den heer Briët
over te nemen. De hier bedoelde straffen hebben in de prak
tijk steeds goed voldaan. De heer Briët mag misschien anders
ingelicht zijn, maar wij hebben nooit klachten gehoord over
de toepassing van deze straffen. Bovendien geloof ik dat de
heer Briët de brugwachters een slechten dienst zou bewijzen,
wanneer door zijn toedoen deze straffen verdwenen. Wat zal
het gevolg zijn, wanneer de straffen van inhouding van vrije
dagen en oplegging van strafdienst niet meer bestaan? Dat
men wanneer de lichtste straf: berisping met aanteekening
niet voldoende geacht wordt al dadelijk zal moeten komen tot
onthouding van vacantiedagen. Deze veel zwaardere straf zal
dus al zeer spoedig in aanmerking komen. Lichte vergrijpen
komen speciaal bij de brugwachters nog al eens voor. Zij
krijgen daarvoor op het oogenblik een of meer uren
strafdienst en dit kan dan opklimmen tot inhouding van een
vrijen dag. Op deze wijze kan dus rekening gehouden worden
met den aard van het vergrijp en naarmate het lichter of
zwaarder is, kortere of langere strafdienst opgelegd worden.
Dit acht ik een voordeel van deze straf.
Schaft men deze straf af, dan zal een licht vergrijp,
waarvoor anders een paar uren strafdienst zou opgelegd zijn,
gestraft moeten worden met inhouding van een vacantiedag.
In begrijp niet, dat de heer Briët dit amendement heeft voor
gesteld. Deze straf bestaat bij de brugwachters al sedert jaren
en werkt uitstekend. In andere plaatsen, bijv. Enschede
heeft men in het algemeen als straf: overwerk zonder be
looning, dus ook een soort strafdienst. Dat wilden Burgemeester
en Wethouders hier echter niet voorstellen. Voor de brug
wachters meenden wij echter een uitzondering te moeten
maken omdat in de practijk de behoefte aan die straf duide
lijk gebleken is.