202 DONDERDAG 20 SEPTEMBER 1917. inaar hij is aan huis gebonden. Heeft hij dan een vrijen dag? ik zou zeggen: neen! En nu is het toch geheel onnoodig, dat de man daarvoor een vrijen dag in de week krijgt. De keurmeesters hebben bovendien om beurten 's Zaterdags middags vrij. Nog een ander voorbeeld: de machinisten. De hoofdmachi nist van de lichtfabrieken heeft den eenen Zondag vrij, maai' den anderen moet hij eenige malen komen om te contro leeren. Dat zal niet meer gaan of wij moeten dien man een vrijen dag in de week geven. De machinisten aan het Slachthuis zijn des winters iederen Zondag vrij, maar in den zomer, in het drukke koeltijdperk, hebben zij om den anderen Zondag dienst, terwijl zij in het voor- en najaar om den anderen Zondag een lichten dienst hebben te verrichten. Daarin moet verandering komen als het amendement van den heer Briët wordt aangenomen, want dan komt de man gedurende een gedeelte van het jaar een vrijen dag te kort. Natuurlijk kunnen wij dan niet zeggenwij geven die machinisten dan maar in de week een dag vrij, want dan zou zoo'n dag de dienst in de war loopen. Wij kunnen in hunne plaats maar niet iedereen zetten, zooals iedereen zal begrijpen. Het gevolg zal dan zijn dat wij het machinepersoneel zoowel aan de liehtfahrieken als aan het slachthuis zullen moeten uitbreiden. Nog een ander voorbeeld: De concierge van de Lakenhal. Deze moet Zondags ook present zijn, dan is het Museum ook eenige uren open en juist dien dag moet hij op zijn post zijn daar het bezoek dan drukker is dan in de week. Hoe kan die ambtenaar nu 26 vrije Zondagen krijgen ep hoe moet het gaan wanneer hij iedere week een vrijen dag moet hebben? Het klinkt alles heel mooi en men gevoelt in theorie allicht veel voor hetgeen de heer Briët beoogt, maar men moet de zaak nuchter beschouwen en ook eens nagaan welke praktische bezwaren aan dit amendement verbonden zijn. Nu nog iets over de brugwachters, ik moet hierover af zonderlijk spreken, want voor deze categorie van ambtenaren levert het amendement het grootste bezwaar op. Wanneer men de brugwachters elke week een dag vrij geeft, dan moet het personeel noodwendig uitgebreid worden, ik wil er met den heer Briët niet over vechten, of er dan 8 brugwachters dan wel 6 bij moeten komen, laten wij het verschil samen deelen en 7 aannemen. Dat zal de Raad, denk ik, ook niet veel kunnen schelen. De dienst van de brugwachters is zeer ingewikkeld, en het kost nog al moeite zich er wat in te werken. Ik zou wel een bord en een krijtje mogen hebben om precies voor te rekenen hoe wij aan het cijfer van 8 gekomen zijn, maar dat doet er, zooals ik zeg, minder toe. ledereen kan dadelijk begrijpen, dat, wanneer wij de regeling van den heer Briët krijgen, het personeel uitgebreid moet worden en dat zal de Gemeente eenige duizende guldens kosten. Nu zou ik willen vragen: is zulk een uitgave nu werkelijk noodig? Men zal zeggen, dat de brugwachters toch een tamelijk langen diensttijd en weinig vrije dagen hebben; zeker, wij hebben dit zelf ook erkend en wij hebben er aan toegevoegd dat wij willen trachten hierin al dadelijk eenige verbetering te brengen door invoering van den Provincialen Zondagdienst. Wij willen dus ons best doen, en daarom trof het mij zeer onaangenaam dat de heer Briët ons ten deze gebrek aan wel willendheid heeft vervyeten. Dat verwijt is misplaatst waar wij gezegd hebben te zullen trachten een beteren toestand te verkrijgen. De heer Briët. U hebt het iri overweging genomen De heer van der Lip. Ja, zoo moesten wij ons wel uit drukken omdat wij er zelf niet over kunnen beslissen, wij zijn gebonden aan de overeenkomst met de Provincie. En dat het ons ernst is, moge hieruit blijken dat wij er reeds aan Ged. Staten over geschreven hebben. De heer Briët moet dus niet trachten den indruk te vestigen, alsof wij ons eraf willen maken en den Raad willen zoethouden. Dit is volstrekt het geval niet. Lukt deze regeling, dan krijgen de brugwachters meer vrije Zondagen, maar niet elke week een vrijen dag, trouwens dit krijgen zij ook niet volgens het rooster, dat zij ons gisteren hebben toegezonden en dat de heer Briët in bescherming heeft genomen. Wanneer ik goed ingelicht ben. dan is reeds een van de ambtenaren van de Provincie hier geweest, om te onderzoeken of zoo'n regeling mogelijk is. Laten de heeren nu daarmede voorloopig tevreden zijn en laten wij hopen, dat de Staten ten deze niet zullen tegen werken. De brugwachters zouden dan en dit zou al een groote verbetering zijn de vrije Zondagen krijgen, zooals wij dit in de stukken hebben uiteengezet. Deze regeling zal dan voorloopig verbetering aanbrengen terwijl dan bij de opening van het Rijn- en Schiekanaal een definitieve reorganisatie van den dienst en werktijd zal kunnen plaats hebben. Mijnheer de Voorzitter. De heer Briët heeft ook nog ge sproken over zijn amendement om na nachtdienst 10 uur vrij te geven. Waar U den heer Briët ook hierover hebt laten spreken, hoewel dit amendement nog niet aan de orde was, mag ik er zeker ook wel iets over in het midden brengen. Het is zoo heel gemakkelijk om te zeggen: geef na nacht dienst 10 uur vrij. Maar dat gaat zoo maar niet. Op het oogenblik hebben zij van wacht 7 uur vrij. Er zou derhalve in den dienst van 3 uur moeten worden voorzien. Daarvoor zou men dan kunnen aanstellen losse assistenten maar daaraan zijn ook weer groote bezwaren verbonden. Deze kunnen niet voor alles verantwoordelijk gesteld worden en moeten daar om steeds onder toezicht van een vasten brugwachter werk zaam zijn. Wil men dus in den bestaanden toestand verandering brengen, dan moet men geen losse krachten aanstellen, maar vast personeel, maai' dit moet dan natuurlijk in de formatie opgenomen worden, waardoor weer eene totale verandering in den dienst zal moeten plaats hebben. Wil de Raad mede gaan met het voorstel van de heeren Briët c. s. dan zal de dienst geheel gereorganiseerd moeten worden en zal men moeten komen tot een drieploegenstelsel. Dah krijgen wij wer kelijk een zeer goede dienstregeling en kan aan alle wen- sehen van de voorstellers der amendementen voldaan worden maar daarmede zijn 15 a 200Ü0 gemoeid want dan zullen er 23 man moeten bijkomen. Overdag zijn er nu 20 in dienst, des nachts 10. Met een drieploegenstelsel zullen wij er 50 noodig hebben. Wij hebben thans 27 brugwachters, dus er zullen 23 nieuwe aangesteld moeten worden. In dat geval zou men in eens een radicale verbetering krijgen. Men krijgt dan een drieploegenstelsel en een 8-urigen werkdag, maar dan moet men er f 15000 voor over hebben.. Ik hoop dat de Raad na hetgeen ik heb opgemerkt, zal inzien welke groote bezwaren aan deze voorstellen verbonden zijn en daarom niet zal medegaan met de voorgestelde amendementen. De heer Briët. M. d. V. Met een enkel woord wensch ik te antwoorden op de bezwaren door den heer van der Lip tegen mijn voorstel in het midden gebracht. Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik het praeadvies verkeerd begrepen heb of beter gezegd, dat het praeadvies zich totaal verkeerd heeft uitgedrukt en dat het in het geheel niet inhoudt, wat de heer van der Lip zegt. Er staat dit: »Daarentegen is het ons niet mogelijk het amendement van de heeren Briët c.s., betreffende het toe kennen van het recht op een rusttijd van ten minste tien achtereenvolgende uren na vervulling van nachtdienst, over te nemen. Een dergelijk voorschrift zou eene desorganisatie van den dienst der brugwachters ten gevolge hebben." Wanneer de heer van der Lip zegt, dat dit slaat op de geheele reorganisatie, dan drukt hij het anders uit dan Bur gemeester en Wethouders het hebben uitgedrukt in hun praeadvies. Ik kan dit praeadvies niet anders lezen, dan ik heb gedaan. Mijn bezwaar was dit, dat hier overdreven wordt wat betreft de kosten, die mijn voorstel met zich zouden brengen. De bezwaren aan mijn voorstel verbonden, worden hier zoo groot genoemd, dat iemand, die minder van deze zaak op de hoogte is, zei: Als de kosten aan Uw amendement verbonden zoo groot zijn, dan moest U Uw amendement maar dadelijk intrekken. De indruk is ten onrechte. Het is onjuist, dat die drie uren er bij dergelijke kosten met zich zouden brengen. Er is een zeer eenvoudige regeling ontworpen, wat betreft die 10 uur rust, door de brugwachters zelf. Zij stellen voor, om in plaats van iedere week twee of drie nachtdiensten een geheele week achter elkander nachtdienst te doen. Na afloop van dien dienst hebben zij van zelf tien uren rust. Ik stond zelf verstomd, dat ik die regeling niet eerder heb gevonden, zoo eenvoudig is die. Verder zeggen Burgemeester en Wethouders, dat zij in overweging nemen aan Gedeputeerde Staten te vragen, goed keuring te verleenen, om den provincialen Zondagsdienst in te voeren. Ik geloof, dat de provincie daartoe geen bezwaar zal hebben, want wat zij zelf doet zal zij voor onze gemeente niet bezwaarlijk achten. Wat mij bevreesd heeft gemaakt, is, dat zulks thans nog niet gebeurd is. Waarom hebben Burge meester en Wethouders gewacht totdat eindelijk de regeling van de rechtspositie aan de orde komt? Ik ben blij, dat die regeling eindelijk aan de orde is gekomen. Wat den Zondag- dienst betreft, daarin kan een zeer groote vereenvoudiging komen, üp het oogenblik doen de brugwachters tien uur dienst. Zij zitten dan in hun huisje te lummelen en hebben niets te doen in de uren, gedurende welke de provincie de bruggen gesloten houdt, terwijl op andere uren slechts zeer weinig schepen doorgaan. Bij elke brug zijn twee brugwachters. Het zal een groote vereenvoudiging met zich brengen indien het geschiedt op de wijze, zooals het op andere plaatsen geschiedt. De bediening wordt daar waargenomen door één brugwachter bij elke brug. Heeft die brugwachter hulp noodig, dan kan hij telefonisch den anderen brugwachter waarschuwen. Dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 16