131
6. Overgangsbepalingen.
Art. 34.
Onverminderd de bepaling van art. 26, le lid sub 2° kun
nen de bij het in werking treden van deze verordening in
functie zijnde ambtenaren, welke alsdan den leeftijd, waarop
zij ingevolge de Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913
voor pensioen in aanmerking komen, reeds hebben bereikt,
alsmede zij, die dezen leeftijd bereiken binnen 2 jaren na
die in werking treding, nog 2 jaren na dit tijdstip in
dienst blijven.
Art. 35.
De verordening(en), bedoeld bij art. 6 en de instructies, be
doeld bij art.* '14 dezer verordening worden binnen den tijd
van één jaar na het in werking treden dezer verordening,
vastgesteld of met de bepalingen dezer verordening in over
eenstemming gebracht.
7. Slotbepalingen.
Art. 35bis.
Vóór het vaststellen of wijzigen van eene instructie, van
eene regeling van bezoldiging of vóór het wijzigen van deze
verordening wordt aan den betrokken ambtenaar tijdig ge
legenheid gegeven, om van het ontwerp kennis te nemen.
Deze en het bestuur der vereeniging van ambtenaren, waar
van hij lid is, zijn bevoegd hun oordeel daarover mondeling
of schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders mede te deelen.
Art. 36.
Deze verordening treedt in werking op een nader door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen dag, doch niet
later dan één jaar na hare vaststelling door den Raad.
Ondergeteekende heeft de eer de volgende amendementen
voor te stellen op de concept-verordening regelende den
rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden:
I. Art. 2 vervalt.
II. De beide eerste alinea's van art. 8 worden aldus gelezen
«Een ambtenaar, aan wien overeenkomstig het advies van
zijn geneesheer een verlof wegens ziekte wordt toegestaan ge
durende een tijdvak niet langer dan twaalf achtereenvolgende
maanden, behoudt over dat tijdvak zijne volle bezoldiging.
Blijkt na het verstrijken van twaalf maanden uit een rap
port van den geneesheer, dat de ambtenaar nog niet in staat
is zijne werkzaamheden te hervatten, dan wordt zijn verlof
verlengd, doch geniet de ambtenaar gedurende den verderen
duur zijner ziekte, echter ten hoogste gedurende zes maanden,
zijn bezoldiging onder inhouding van de kosten der plaats
vervanging tot ten hoogste de helft dier bezoldiging".
De laatste alinea van art. 8 vervalt.
III. In art. 22 wordt in de plaats van »6" gelezen: »IP'.
IV. De laatste alinea van art. 24 vervalt.
V. In art. 26 wordt sub 5° voor »een jaar" gelezen«acht
tien maanden".
Toelichting.
I. Ondergeteekende acht het zoo al niet met de letter dan
toch zeker met den geest van art. 145 Gemeentewet in strijd,
dat de daarin neergelegde regel bij plaatselijke verordening
eenvoudig wordt omgekeerd.
II. De voorgestelde redactie beoogt den nadruk van de ver-
lolsregeling te verleggen naar de regeling van de bezoldiging
tijdens het verlof. Dat gedurende ziekte verlof wordt verleend
mag toch als vanzelf sprekend beschouwd worden.
De bedoeling is vooreerst, dat de ambtenaar gedurende de
eerste 12 maanden zijner ziekte zijn volle salaris ontvangt.
Dit is blijkens de Memorie van Antwoord ook de bedoeling
van Burgemeester en Wethouders, doch volgt niet onweder-
sprekelijk uit hunne redactie. Voorts, dat de ziek blijvende
ambtenaar dan nog in elk geval gedurende zes maanden
zijn halve salaris geniet. Dit laatste gaat wat verder dan het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, doch een dergelijke
overgangsperiode, voordat de salarieering geheel ophoudt,
wordt door den ondergeteekende billijk geacht.
III. De bedoeling is, dat een ambtenaar met inbegrip van
twee Zondagen een vacantie kan genieten van 13 achtereen
volgende dagen. De motiveering van dit getal is in het Voor-
loopig Verslag aangegeven.
IV. Het komt den ondergeteekende voor, dat een ambte
naar in het vervullen van niet bezoldigde functies of betrek
kingen vrij moet zijn. De door Burgemeester en Wethouders
in de Memorie van Antwoord voor het behoud der bepaling
aangevoerde gronden hebben hem niet van het wenschelijke
daarvan overtuigd.
V. De voorgestelde wijziging houdt verband met die van
art. 8. Wordt zij aangenomen dan vervalt ook de reden om
aan het slot van art. 8 naar art. 26 sub 5° te verwijzen.
C. W. van der Pot Bzn.
Ondergeteekende heeft de eer de navolgende amendementen
voor te stellen:
Art. 11. eerste zinsnede:
na het woord «dagen" in te voegen de woorden«in plaats
van zijne gewone."
tweede zinsnede
na het woord «werkzaamheden" in te voegen de woorden:
y>naast zijne eigen betrekking."
Art. 24. Te schrappende voorlaatste en de laatste zinsnede.
Art. 26. a. na 4° te lezen: 5°: y>wanneer hij om bijzondere
redenen niet als ambtenaar kan worden gehandhaafd, in welk
geval hij op wachtgeld wordt gesteld of een schadeloosstelling
ontvangteen en ander bij het ontslag door het College dat
hern heeft aangesteld, nader te regelen en vast te stellen.
b. 5° wordt 6°.
c. te schrappen de laatste zinsnede.
A. van der Elst.
Leiden, 24 Mei 1917.
De ondergeteekenden hebben de eer de navolgende amen
dementen voor te stellen op de concept-verordening regelende
den rechtstoestand van de ambtenaren der Gemeente Leiden.
1°. in te voegen als Artikel la:
«Vóór het vaststellen of wijzigen van een instructie, van
eene regeling van bezoldiging of van pensioen of vóór het
wijzigen van deze verordening wordt het ontwerp tijdig toe
gezonden aan den betrokken ambtenaar. Deze en het bestuur
der vereeniging van ambtenaren, waarvan hij lid is, zijn be
voegd hun oordeel daarover mondeling of schriftelijk aan
Burgemeester en Wethouders mede te deelen."
en te doen vervallen het laatste lid van artikel 14.
2°. te doen vervallen in artikel 12 eerste lid de woorden:
«voorzooveel eerstgenoemde personen betreft verminderd
met het bedrag van het weduwen- of weezenpensioen, dat ge
durende dien tijd zal worden genoten."
3°. in te voegen als artikel 15b.:
«De ambtenaar is verplicht zijn betrekking met ijver en
•nauwgezetheid te vervullen en de hem toevertrouwde belangen
naar zijn vermogen te behartigen."
4°. in te voegen als artikel 21a.:
«De ambtenaar heeft met behoud van bezoldiging, recht
op één door het hoofd van den tak van dienst aan te wijzen
vrijen dag in de week, niet door nachtdienst voorafgegaan.
Jaarlijks moeten tenminste 26 vrije dagen op een Zondag
vallen.
Wanneer eenige wet of het belang van den dienst het tegen
deel niet eischt, wordt geen dienst gevorderd op Nieuwsjaars-
dag, 2e Paaschdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag en de
beide Kerstdagen."
5°. in te voegen als artikel 21b.:
De werktijden worden aldus geregeld, dat ieder ambtenaar
in de gelegenheid gesteld is, gedurende den Zondag zijn gods
dienstoefening bij te wonen.
Na vervulling van nachtdienst hebben de ambtenaren recht
op een rusttijd van ten minste tien achtereenvolgende uren.
6°. in artikel 30, 2° te doen vervallen de woorden«en
bovendien voor zooveel betreft de brugwachters, onthouding
van vrije dagen en oplegging van straldienst".
7° artikel 30,3° te lezen als volgt«schorsing met of zonder
geheele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging".
8°. in het voorlaatste lid achter het woord «straf" in te
voegen «schriftelijk".
P. E. Briët.
W. Pera:
J. P. Mulder.
Leiden, 26 Mei 1917.