126 VII. Ofschoon wij het na artikel 15 invoegen van het door de heeren Briët c. s. voorgestelde nieuwe artikel overbodig achten, aangezien dergelijke algemeene phrases veilig in een ambtenarenreglement kunnen worden gemist, willen wij, nu zulk eene bepaling eenmaal is voorgesteld, tegen de invoeging geen bezwaar maken; wij stellen U mitsdien voor na artikel 15 een nieuw artikel löbis in te lasschen van den volgenden inhoud y>De ambtenaar is verplicht zijne betrekking met ijver en nauwgezetheid te vervullen en de hem toevertrouwde belangen naar zijn vermogen te behartigen VIII. De door den heer Sijtsma op artikel 24 ingediende amendementen en die van de heeren Briët c. s., om na dat artikel een tweetal nieuwe artikelen in de verordening in te lasschen, loopen ten deele parallel. In de eerste plaats hebben beide amendementen ten doel den ambtenaren recht te geven op één door het hoofd van den tak van dienst aan te wijzen vrijen dag in de week, met behoud van wedde, van weike vrije dagen ten minste 26 per jaar op een Zondag moeten vallen. In de amendementen van de heeren Briët c. s. wordt boven dien nog bepaald, dat de wekelijksche vrije dag niet door nachtdienst mag worden voorafgegaan en dat de ambtenaren na vervulling van nachtdienst recht hebben op een rusttijd van ten minste tien achtereenvolgende uren. Verder wenschen de heeren Briët c. s. eene bepaling opge nomen te zien, dat, wanneer eenige wet of het belang van den dienst het tegendeel niet eischt, geen dienst wordt ge vorderd op Nieuwsjaarsdag, 2en Paaschdag, Hemelvaartsdag, 2en Pinksterdag en de beide Kerstdagen, alsook dat de werk tijden aldus geregeld worden dat ieder ambtenaar in de ge legenheid gesteld is, gedurende den Zondag zijn godsdienst oefening bij te wonen. Tenslotte geeft de heer Sijtsma in overweging den maximum diensttijd voor de brugwachters op ten hoogste 11 uur en voor de overige ambtenaren op ten hoogste 9 uur per etmaal te bepalen. Door ons College is ernstig overwogen, in hoeverre het niet alleen wenschelijk, doch met het oog op de belangen van den dienst ook mogelijk zou zijn, bepalingen in den geest van de in de amendementen belichaamde voorstellen alsnog in de verordening op te nemen. Met betrekking tot het denkbeeld, om den ambtenaren recht te geven op één vrijen dag per week, met dien ver stande, dat van de vrije dagen ten minste 26 per jaar op een Zondag vallen, kunnen wij U het volgende mededeelen. Verreweg de meeste ambtenaren hebben één dag per week vrij, welke vrije dag, wij wezen er reeds op in de Memorie van Antwoord bij de Algemeene Beschouwingen, meestal op een Zondag valt. IJit dien hoofde zou het derhalve bij ons College geen bezwaar ontmoeten eene bepaling als door den heer Sijtsma en de heeren Briët c. s. gewenscht in de ver ordening op te nemen, ware het niet, dat met het oog op den dienst der brugwachters een dergelijk voorschrift bezwa ren van zeer overwegenden aard in het leven zou roepen. Bij invoering voor de brugwachters van een wekelijkschen rustdag, niet door nachtdienst voorafgegaan en uitbreiding van het aantal vrije Zondagen zoude het aantal vaste brug wachters, dat thans 27 bedraagt, met 8 moeten worden uit gebreid, hetgeen voor de gemeente een meerdere jaarlijksche uitgave van f 5000.— a f 6000.— zou medebrengen, eene uitbreiding van personeel en eene vermeerdering van uit gaven, welke wij voor de gemeente niet verantwoord zouden achten, te minder, vermits na de opening van het nieuwe Rijn-Schiekanaal en de daarmede gepaard gaande omlegging van de groote vaart, de dienst der brugwachters eene alge- heele reorganisatie zal moeten ondergaan en het hoogstwaar schijnlijk is, dat na die omlegging met een geringer aantal brugwachters kan worden volstaan. Intusschen acht ook ons College eene vermeerdering van het aantal vrije dagen, speciaal des Zondags, voor de brug wachters niet ongewenscht. Eene dergelijke vermeerdering van het aantal vrije dagen zonder de belangen van den dienst te schaden en de flnanciëele belangen der gemeente al te zeer uit het oog te verliezen is echter, nauwgezette over weging heeft het ons geleerd, alleen te bereiken door de bruggen, evenals bij de provinciale bruggen in Zuid-Holland het geval is, des Zondags het grootste gedeelte van den dag te sluiten. Een en ander zou ten gevolge hebben, dat de brugwachters, die thans om de 3 Zondagen een vrijen Zondag hebben van Zaterdagavond 8 uur tot Maandagochtend 6 uur, in het genot zouden kunnen worden gesteld van 34 vrije Zondagen, w7aarvan 17 van Zaterdagavond 8 uur tot Maan dagochtend 6 uur en de andere 17 van Zondagochtend 8 uur tot Maandagochtend 6 uur, terwijl op de overige 17 Zondagen slechts dienst zou behoeven te worden gedaan des namid dags van 12|—4 uur en vervolgens weder van middernacht tot Maandagochtend 6 uur. Op den Nieuwjaarsdag en de verdere in het amendement van de heeren Briët c. s. ge noemde speciale dagen zouden de brugwachters dan boven dien nog om beurten vrij zijn. Aangezien aan de vaststelling van deze dienstregeling voor de brugwachters bij invoering van de provinciale Zondags regeling met betrekking tot het openen en sluiten der brug gen in de z.g. provinciale vaart, geen overwegende bezwaren verbonden zijn, zullen wij, afgezien van de algeheele reorga nisatie na omlegging der vaart, nader overwegen, of het mogelijk is een dergelijke Zondagsregeling ook in onze gemeente in te voeren. Wij vertrouwen, dat de voorstellers van het amendement, na kennisneming van het bovenstaande, bereid zullen zijn voorloopig met deze toezegging genoegen te nemen. Het amendement van de heeren Briët c. s., om de werk tijden aldus te regelen, dat ieder ambtenaar in de gelegen heid gesteld is, gedurende den Zondag zijne godsdienstoefe ning bij te wonen, willen wij gaarne overnemen, echter met invoeging van de woorden «behoudens onvermijdelijke om standigheden." Met het oog op noodslachtingen op Zondag, waarbij de tegenwoordigheid van alle keurmeesters op het Slachthuis vereischt kan zijn, alsmede met het oog op den dienst van den machinist gedurende het koeltijdperk, is het noodzakelijk een dergelijk voorbehoud te maken. Daarentegen is het ons niet mogelijk het amendement van de heeren Briët c. s., betreffende het toekennen van het recht op een rusttijd van ten minste tien achtereenvolgende uren na vervulling van nachtdienst, over te nemen. Een dergelijk voorschrift zou eene desorganisatie van den dienst der brugwachters ten gevolge hebben. Volgens den bestaanden toestand moeten de bruggen zoowel bij dag als bij nacht onafgebroken bediend worden. Dientengevolge is het, behalve bij invoering van een drieploegenstelsel, niet mogelijk den dienst onder de vaste brugwachters zoodanig te verdeelen, dat zij steeds na vervuiling van nachtdienst ten minste 10 achtereenvolgende uren rust hebben. Aflossing van de brugwachters »bij verspringing" is, gelijk vanzelf spreekt, niet wel mogelijk, terwijl het in dienst nemen van tal van losse assistenten, om gedurende de tusschenliggende uren den dienst der vaste brugwachters waar te nemen, met het oog op den verantwoordelijken dienst der brugwachters niet raadzaam zou zijn. Losse assistenten kunnen alleen in kleinen getale hulp verleenen en dienen steeds onder toe zicht van een vasten brugwachter hun werk te verrichten. Invoering van een drieploegenstelsel meenen wij U ook niet te mogen aanbevelen. Aanstelling van 23 nieuwe brug wachters zou daarvoor noodig zijn, gepaard gaande met eene meerdere uitgave van 15.000 a 20.000 per jaar. Met betrekking tot den dienst aan het Slachthuis levert het in het amendement aangegeven voorschrift eveneens bezwaren op. Bij noodslachtingen toch kan het aldaar voor komen, dat een ambtenaar, wiens dienst gewoonlijk om 6 uur een aanvang neemt, reeds des morgens om 5 uur werk moet verrichten. Zou deze ambtenaar nu in verband met den door hem verrichten nachtdienst eerst weder dienst mogen doen na een rusttijd van ten minste 10 uur 1 Zeer zeker is zulks niet de bedoeling van de voorstellers van het amendement, doch zonder nadere omschrijving van hetgeen men onder nachtdienst verstaat, is een dergelijke uitlegging mogelijk. Het invoeren van een arbeidsdag van ten hoogste 11 uur voor de brugwachters, gelijk de heer Sijtsma in een zijner amendementen voorstelt, zou om dezelfde reden desorgani- seerend op den dienst werken als, naar wij meenen duidelijk te hebben aangetoond, het geval zou zijn bij een. rusttijd van ten minste 10 uur na het vervullen van nachtdienst. Met verwijzing naar onze boven gehouden beschouwingen kan dus worden volstaan. Ook hier zijn de bezwaren slechts te ondervangen door invoering van een drieploegenstelsel, dus een arbeidsdag van 8 uur, met de daaraan verbonden meerdere uitgaven van 15.000 a f 20.000 per jaar. Zijn wij derhalve genoodzaakt U de aanneming van dit amendement van den heer Sijtsma te ontraden, zoo willen wij er toch op wijzen, dat eenigermate in de richting van het amendement wordt gegaan bij invoering van den dienst op Zondag, gelijk deze ten opzichte der provinciale bruggen in Zuid-Holland is vastgesteld, welke invoering wij, gelijk gezegd, nader zullen overwegen. Dan toch kan het dienstverband der brugwachters van gemiddeld 84 uur per week, teruggebracht worden tot gemiddeld 77 uur per week. Aanneming van het voorstel van den heer Sijtsma, om voor de ambtenaren, uitgezonderd de brugwachters, het aantal diensturen op ten hoogste 9 in plaats van op ten hoogste 10 per etmaal te bepalen, kunnen wij U evenmin aanbevelen, aangezien dit amendement moeilijkbeden zou opleveren voor den dienst op' het Slachthuis. Het Slachthuis toch is des winters 9 uur, doch des zomers 10 uur geopend. Het gaat dus bezwaarlijk, om den maximalen arbeidsdag op minder dan 10 uur te bepalen. Overigens zij het ons vergund er

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2