DONDERDAG 26 JULI 1917. 159 zou gaan bouwen, die daaraan niet voldoen, terwijl men zelfs het bewonen van dergelijke woningen zou gaan bevorderen. Dit is een bezwaar, dat door te wijzen op den nood dei- tijden niet voldoende wordt ontzenuwd. Waar het mij voor komt, dat aan bet plan tot het stichten van noodwoningen niet de voorkeur moet worden gegeven, daar geef ik mijne stem aan het voorstel om over te gaan tot het bouwen van blijvende woningen. Ik doe het ook daarom, omdat ik al vind ik het bij den tegen woordigen stand onzer financiën een buitengewoon moeilijke quaestie, meen, dat Leiden het best doet door denzelfden weg te bewandelen als vrijwel alle groote gemeenten, die voor hetzelfde vraagstuk zijn gesteld geworden. Waar door verschillende groote gemeenten ik noem b.v. Haarlem, waar iedereen het in aanbouw zijn van een complex nieuwe woningen uit den trein kan gadeslaan wordt overgegaan tot het bouwen van definitieve woningen, daar acht ik het voor Leiden ook het veiligst om dien weg op te gaan. Leiden, dat op het gebied van woningbouw altijd een goeden naam heeft gehad, mag thans niet achter- blijv'en, ondanks de groote bezwaren aan bouwen thans ver bonden. Nu is het tenslotte de vraag welk plan zal worden uit gevoerd. Ik zal met belangstelling hooren naar het antwoord van den heer Fischer op de vraag, die van verschillende kanten is gedaan, waarom aan dit plan door Burgemeester en Wethouders de voorkeur is gegeven boven het Kooiplan. Ik twijfel er niet aan of zij zullen daarvoor wel een goeden grond hebben gehad. De heer Huurman gaf in dit verband de schuld aan de leiders van de vereeniging. Maar de heer Huurman zal toch wel begrijpen dat het overgaan tot een aanbesteding niet kan gebeuren dan na overleg met het Gemeentebestuur. Het vereenigingsbestuur kan natuurlijk niet overgaan tot aanbesteden zonder dat het Gemeente bestuur zich bereid verklaart om binnen den korten tijd die verloopt, voordat de gunning moet plaats hebben, een beslissing van den Raad uit te lokken. Mijnheer de Voorzitter. Dat is hetgeen ik over deze quaestie op het oogenblik in het midden wenschte te brengen. Het komt hierop neer, dat ik mijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal geven, hoewel ik daarmede niet wil zeggen dat ik blind ben voor de bezwaren die het voor de gemeente mede zal brengen. De beer Fischek. M. d. V. Bij de beantwoording van de verschillende sprekers zal ik eerst bespreken een punt van ondergeschikt belang, dat echter door alle heeren, die over de quaestie het woord hebben gevoerd, is aangeroerd. Het betreft de vraag, waarom Burgemeester en Wethouders bij de uitvoering van dit plan de vereeniging »Eensgezindheid" hebben voorgetrokken bij de vereeniging, die het plan heeft tot bebouwing van het Kooiterrein. Ik behoef niet te zeggen dat er bij Burgemeester en Wethouders geen sprake is ge weest van een voorkeur van de eene vereeniging boven de andere. Wat is het geval? Het plan van het Kooiterrein, dat verleden jaar in den Raad is behandeld, heeft te lijden gehad onder de verwisse ling van de Ministers Treub en van Gijn. Wanneer het vorige jaar het Ministerie Treub was aangebleven, dan was waar schijnlijk het Kooiterreinplan al vrij spoedig in behandeling gekomen. Doordat de heer Treub vervangen is door den heer van Gijn werd een ander inzicht omtrent het verleenen van bijdragen bij het Ministerie van Financiën overheerscbend. Het gevolg daarvan is geweest, dat met het Kooiterreinplan in hooge mate getraineerd is geworden en dat op het oogen blik zelfs nog geen beslissing is genomen. Ik kan U ver zekeren dat nog kort geleden door ons is aangedrongen op het geven van een voorschot, omdat daarbij nog verschillende principiëele beslissingen moesten worden genomen. Het gold n.l. bij het Kooiplan niet alleen het geven van een eenvou dige crisisbijdrage, maar daarbij kwam ook te pas, mogelijk te maken, dat de minder gegoeden de huur konden betalen, dus het geven van een werkelijken toeslag op de huur, in tegenstelling met hetgeen bij alle andere vereenigingen tot nog toe het geval is geweest. Dit was noodzakelijk om een sluitende exploitatierekening op te zetten. Er is herhaaldelijk en ook nu weder in den Raad op gedoken de fabel, dat de gemeente bijdragen zou geven aan de verschillende bouwvereenigingen, die hier gevestigd zijn, zooals: »De Eendracht", „Ons Belang" en «De Goede Woning". Die vereenigingen krijgen echter van de gemeente geen cent. De bijdrage, die op naam van een van die vereenigingen staat, heeft niet gediend om die vereeniging te helpen, maar om de krotten op te ruimen. Om tot het Kooiplan terug te keeren, er zijn op het oogen blik bestekken daarvoor opgemaakt, maar Burgemeester en Wethouders zijn huiverig om daaraan op het moment gevolg te geven, voordat wij nader bericht hebben uit Den Haag, omdat het nog niet vaststaat, dat de inzichten bij het tegen woordige Ministerie van Financiën weder veranderd zijn. Zoo weten wij niet hoe zij denken over het volkspark, waarmede het Kooiplan samenhangt. Wat het thans aanhangige voorstel betreft, moet ik zeggen dat ik met sympathie heb aangehoord hetgeen de heeren Aalberse en van der Pot in het midden hebben gebracht. In de eerste plaats hebben wij hier te volgen groote lijnen. Waar het Rijk ons hierin op een zoo royale wijze voorgaat en begreep het buitengewoon groote belang van een goede volkshuisvesting, waarbij het inzag, dat men met de verbe tering van de volkshuisvesting zelfs in den meest kritieken tijd niet kon stilstaan en waar het voorgaat met grooten fuianciëeleri steun, daar moeten wij oris afvragenis de ge meente als het ware niet verplicht die groote lijnen te volgen, waar dat zoo noodig is? En dat het noodig is, ik geloof niet, dat er iemand zal zijn, die daaraan twijfelt. De heer Huurman heeft gezegd: er is hier woningnoodde heer Botermans heeft gezegddat geef ik toe, maar er staat toch nog niemand op straat. Ach, Mijnheer Botermans, ik zal U eens even een briefje voorlezen. »Geeft met gepasten eerbied te kennen »N. N., gewoond hebbende llaverzaklaan No. 2; »dat hij den 6en dezer uit zijne woning is gezet, en hij momenteel met zijne vrouw en negen kinderen dakloos staat »dat hij wordt verwezen naar eene volksgaarkeuken en een volkslogement, doch dat de onkosten daarvan zouden bedragen ƒ3.50 per dag, wat door hem niet kan worden betaald »dat het nu nog tamelijk goed weder is, doch hij niet weet, bij eenigzins ruw weder zich met vrouw en kinderen te bergen «Redenen, waarom hij zich tot U Edelachtbare wendt met beleefd en eerbiedig verzoek, hem op een of andere manier onderdak te willen doen verleenen." Ik heb nog enkele van die briefjes bij mij. Ik krijg er zoo iederen dag. Dat er geen woningnood zou zijn, zal niemand kunnen tegenspreken. In 1915 heeft hier eene woningtelling plaats gehad, waarvan het resultaat is neergelegd in het ver slag van Bouw- en Woningtoezicht over 1915. Toen waren er 8452 woningen beneden een huurprijs van ƒ3.50 en daarvan waren er 37 onbewoond. In 1916 zijn er bijgekomen de woningen gebouwd door »Ons Belang" en »De Goede Woning". Het aantal inwoners is evenwel ook toegenomen met 533, zoodat het aantal woningen, dat er feitelijk te weinig was, niet 4s verminderd maar integendeel nog is vermeerderd. Ik zou trouwens ter illustratie van den woningnood nog andere voorbeelden kunnen aanhalen. Ik heb een onderzoek ingesteld bij eene vereeniging, die zich de belangen der verhuurders aantrekt. Zooals men weet is er onlangs eene Huurcommissie ingesteld. De Verhuurders- bond heeft toen een request ingediend bij Burgemeester en Wethouders met het verzoek in die Commissie vertegen woordigd te mogen worden. Aan dat verzoek is voldaan en de voorzitter van dien Bond is als lid in de Commissie opge nomen. In dat request werd door den bond gezegd, dat hij betrokken was in de verhuring van 5000 woningen, dat is de kleinste helft van het aantal woningen in de geheele stad. Voor het grootste gedeelte zijn het woningen van kleinen huurprijs. Ik heb nu heden morgen bij dien bond laten vragen hoeveel huizen er leeg stonden en ik heb ten antwoord gekregen geen enkele. Nu zegt de heer Botermans wel: er staat nog niemand op straat, maar het dubbel bewonen van woningen komt toch ook voor. Ook daarnaar heb ik een klein onderzoek laten instellen. In de zitting van Maart heb ik een partij huizen genoemd, die dicht bij elkaar stonden gebouwd en uit dat onderzoek is gebleken, dat in de Julianastraat de woningen huis aan huis dubbel zijn bewoond, in de Waldeck-Pyrmont- straat is het niet minder het geval. Ik heb nu dezer dagen een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht er eens één dag op uitgestuurd in de stad en in dat korte onderzoek heeft hij niet minder dan 150 woningen aangetroffen, die dubbel bewoond zijn. Een dergelijken toestand kunnen wij toch onmogelijk handhaven. Dat er hier werkelijk in hooge mate woningnood heerscht, valt niet te ontkennen. Nu is de vraagop welke wijze moeten wij in dien nood voorzien Daarvoor zijn verschillende manieren. Men kan overgaan tot het bouwen van permanente woningen, woningen van lichte constructie en noodwoningen. Ik wil eerst een misverstand ophelderen dat bestaat ten aanzien van z.g. woningen van lichte constructie. Dat is een plaatselijke quaestie. In Rotterdam, waar men slechten bouwgrond heeft en gewend is woningen van 2 a 3 verdiepingen te bouwen, noemt men woningen van lichte constructie dezelfde huizen die wij hier noemen woningen van gewone constructie. Daar is het criterium, dat er geen heipalen onder zijn. Waar wij hier in het algemeen zonder zware fundeering bouwen, vallen de woningen, die «Eensgezindheid" bouwt, dus niet onder den term van woning van lichte constructie. Er blijft dus alleen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 9