158 DONDERDAG 26 JULI 1917. zoeken, of het er niet mogelijk is noodwoningen te bouwen. De heer Botermans zegt, dat die na 25 jaar weg zullen zijn, maar de crisis zal wel geen 25 jaar duren en een massa materiaal van de noodwoningen zal men later weer voor nieuwe woningen kunnen gebruiken. Natuurlijk zal ook dit plan aan de gemeente geld kosten, want het arbeidsloon is verloren Het is in ieder geval eene uitgave voor één keer, terwijl er nu op het nage slacht eene verplichting zal worden gelegd, die moeilijk zal zijn na te komen. Wanneer dit voorstel wordt aangenomen en straks ook de bouw op het Kooiterrein zal worden aan besteed, dan 'zal dit werk nog veel meer tegenvallen en ik herhaal het wanneer wij eenmaal A hebben gezegd, moeten wij ook B zeggen. Wanneer men voor dit voorstel stemt, dat circa 21000Ó.— tegenvalt, dan zal men niet tegen kunnen stemmen, wanneer de bouw op het Kooiterrein f 260000.— tegenvalt. Waar moet het op deze wijze naar toe? Zonder verdere toelichting kan ik dan ook mijne stem niet aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven. De heer Aalberse. M. d. V. Ik zou er op willen wijzen, dat in dezen tijd al te veel gekeken wordt naar de finan- cieele zijde van deze zaak. Wij moeten niet allereerst vragen, wat het kost, als wij dit plan aannemen, maar wat het kost, wanneer wij dat niet doen. En dat wordt maar al te veel vergeten. Men ziet riaar de financieele zijde van het plan, dat voor ons ligt, omdat daaromtrent preciese cijfers worden genoemd. Het is nok heel moeilijk onder cijfers te brengen wat het aan de gemeenschap kost, wanneer er niet gebouwd zal worden. Ik denk daar echter niet zoo luchthartig over als de heer Botermans. Terwijl in de laatste 10 jaren het cijfer van de sterfte aan tuberculose steeds dalende was, neemt dit de laatste 2 jaren toe met 20 tot 30 Degenen, die het onderzocht hebben, zijn van meening, dat de hoofdoorzaak daarvan te wijten is aan de opeenhooping van te vele menschen in te kleine woningen. Dat is juist hetgeen de heer Botermans niet zoo erg vindt, dat de men schen bij elkaar moeten kruipen. Wanneer dé quaestie: wat kost aan de gemeenschap de toeneming van het aantal sterf gevallen van krachten, die naderhand productieve krachten zijn, of op het oogenblik reeds waren, eens onder cijfers kon worden gebracht, en men maakte de rekening op, dan zou waarschijnlijk blijken, dat het niet bouwen van volks woningen ontzaglijk veel duurder is, dan zelfs deze dure plannen, belichaamd in het aanhangige voorstel, waarvan ik zelf aanvankelijk ben geschrokken. Daarom zou ik zeggen in de abnormale tijden, die wij op het oogenblik beleven, moeten wij ook den moed hebben om te doen, wat blijkbaar niet anders kan. Nu zegt men: laten wij noodwoningen gaan bouwen. Ik ben in dit opzicht geen deskundige. Ik weet echter wel, dat men in Amsterdam ook noodwoningen heeft willen bouwen. Toen is door deskundigen aangetoond, dat noodwoningen nog veel meer per woning, wegens de noodzakelijke hooge afschrij vingen, zouden kosten, dan wanneer men niettegenstaande den hoogen prijs der materialen in eens goede woningen bouwde. Daarom ben ik geen voorstander van het idee om noodwoningen te bouwen.- Bovendien weten wij ook niet, hoe de toestand na den oorlog zal zijn. Men kan daaromtrent allerlei gissingen maken. Men kan in het boek van Minister Treub bij wijze van een horoscoop met een speldje er in prikken, om na te slaan wat hij op pagina zooveel zegt, dat er komen zal. Maar van alle min of meer waarschijnlijke voorspellingen omtrent de toekomst is de meest waarschijnlijke toch wel, dat de hooge prijzen der bouwmaterialen langer stand zullen houden dan die van andere zaken. Ik geloof dat daarom, omdat er ver schillende factoren zijn, die de prijzen der bouwmaterialen langer hoog zullen houden, dan bijv. het geval zal zijn met de levensmiddelen. Over die quaestie is men het ook vrijwel algemeen eens. Stellen wij het plan dus nog een jaar uit, dan zal het ons toch vrij zeker niet baten. Dan staan wij misschien voor dezelfde uitgaven, misschien zijn de prijzen dan zelfs nog meer gestegen. Maar dat die prijzen vermoede lijk spoedig zullen dalen, zal naar mij voorkomt geen enkel deskundige beweren. Wel is de kans groot, dat zij over een jaar nog meer gestegen zullen zijn. Ik veronderstel ook dat Burgemeester en Wethouders die in den regel, vooral wat de gemeentefinanciën betreft, niet gewoon zijn om over één nacht ijs te gaan, deze quaestie grondig hebben bekeken en naar aanleiding van grondige overwegingen met dit voorstel zijn gekomen. Ik wil dan ook eerlijk zeggen, dat ik als gemeenteraadslid niet den moed heb om tegen dit voorstel te stemmen. Ik durf de verantwoordelijkheid voor de alge- meene gevolgen uit een oogpunt van volksgezondheid, om niet te doen wat eenigszins mogelijk is om aan den nijpenden woningnood tegemoet te komen, niet op mij te nemen. Ik zal daarom straks mijn stem geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De héér Fokker. M. d. V. Ik sta meer aan de zijde van de heeren van der Eist en Reimeringer dan aan den kant van den heer Aalberse. Ik voel echter veel voor hetgeen de heer Aalberse in laatste instantie zegt, dat hij zich niet verantwoord acht om tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders te stemmen waar de nood aan volks woningen groot is. Ik vraag mij echter af: waar blijven wij met de financiën van de gemeente? Ik zou heel gaarne willen weten wat de geheele woningvoorziening aan de gemeente kost. Op het oogenblik hebben wij dit plan. Wij moeten er ons in de eerste plaats rekenschap van geven wat dit plan aan de gemeente zal kosten.' Daarbij blijft het echter niet. Er is nog een ander plan waarmede Burgemeester en Wet houders te zijner tijd zullen komen. Nu zou ik wel eens willen weten of de gemeentefinanciën dien zwaren last kunnen dragen. Als ik het goed heb begrepen hebben wij -nu al op de gemeentebegrooting een vaste uitgave van ƒ6000.-- dit na aftrek van hetgeen het Rijk terugbetaalt. Nu krijgen wij dit plan, dat alweer een groote uitgave mede brengt. Straks komt het plan van het Kooiterrein. Er is al weder een aan vrage ingekomen voor een volkstuinwijk. Wat dat zal kosten weten wij ook niet; er zijn daaromtrent nog geen plannen, dus dat hangt nog in de lucht. Wanneer wij die plannen, die druppelsgewijze inkomen en wij voteeren daarvoor telkens een uitgave van f 6000.bij elkaar optellen, dan krijgen wij een bedrag van 15000.a f 16000.—. Daarom zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen vragenneem dit voor stel terug totdat gij weet wat vermoedelijk de andere plannen, die in bewerking zijn, zullen kosten. Het komt mij zeer wensche- lijk voor, dat aleer wij besluiten tot dergelijke vaste uitgaven, die ons voor geslachten binden, wij eens weten hoeveel de geheele woningvoorziening, voor zooverre thans is overzien, te zamen ongeveer zal kostenmaar op dit oogenblik mede te gaan met een voorstel, dat zoo verbazend tegen valt, dat acht ik niet verantwoord. De heer Reimeringer. M. d. Y. Eene enkele opmerking naar aanleiding van hetgeen de heer Aalberse heeft gezegd over de toename van het sterftecijfer aan tuberculose. Ik geloof niet, dat die toename alleen te danken is aan de slechte woningen. Men moet niet vergeten dat er door de vele vreem delingen allerlei ziekten in ons land zijn gebracht, die hier vroeger heel weinig voorkwamen. Voorspellen, hoe de toekomst zal zijn, kan niemand, maar dat de materialen duurder zullen worden, mag zeker wel als vaststaande aangenomen worden. De behoefte aan dergelijke woningen zal evenwel ook niet meer zoo groot zijn, omdat er duizenden vreemdelingen na het sluiten van den vrede naar hun land zullen terugkeeren en dan zullen wij blijven zitten met al die woningen, waarvoor wij groote sommen hebben moeten opbrengen. Wanneer wij noodwoningen gaan bouwen, maakt men slechts kosten voor een korten tijd, terwijl wij nu eene uitgave willen doen, die 75 jaar lang op de gemeente zal drukken. M.i. zullen wij na verloop van enkele jaren met heel wat onverhuurde woningen blijven zitten. De heer van der Pot. M. d. V. In het kort wil ik mede- deelen, waarom ook ik mijne stem zij het dan met groote aarzeling zal geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik kan het daarom kort doen, omdat ik in het algemeen instem met hetgeen de heer Aalberse heelt gezegd. De Raad staat thans m.i. voor een tweeledige beslissing. Vooreerst zal de gemeente iets doen tot verbetering van den woningnood, of zal men deze zaak maar laten voor wat zij is en medegaan met den heer Botermans, die gezegd heeft: er is zooveel nood, laten we er ons maar niet verder mee inlaten. Wanneer men zich niet kan vereenigen met dezen gedachtegang, dan doet zich de tweede vraag voor: op welke wijze moet men in dien noodtoestand verbetering trachten te brengen. Zal het zijn door het stichten van nood woningen of door het bouwen van normale woningen? Waar ik de eerste vraag anders zou willen beantwoorden dan de heer Botermans, daar sta ik dus voor de tweede en wat het stichten van noodwoningen betreft deel ik de bezwaren, die daaromtrent reeds zijn geopperd. Ook mij komt het voor, dat degenen, die het stichten van noodwoningen aanprijzen op grond van de goedkoopte, te veel voorbijzien, dat op de noodwoningen zooveel meer afgeschreven moet worden en de kosten voor de gemeente daardoor veel grooter worden dan het schijnt. Hier moet in de eerste plaats op worden gelet. Als voorbeeld wil ik wijzen op Amsterdani, waarvan bekend is, dat men van het bedrag van 6Vs ton, voor de noodwoningen besteed, reeds de helft ten laste van de gemeente heeft afge schreven. Wanneer men dien weg volgde, zou het er voor de gemeentefinanciën op den duur nog veel slechter gaan uitzien. Ik wil hierbij ook nog eens noemen het andere bezwaar tegen het bouwen van noodwoningen, dit bezwaar nl. dat de gemeente eene bouwverordening heeft, waarin nauwkeurig de voorwaarden staan, waaraan woningen moeten voldoen en nu zelf woningen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 8