160
DONDERDAG
26 JULI 1917.
over te beschouwen de quaestie van het bouwen van perma
nente woningen en de z.g. noodwoningen. De heer van der
Pot heeft over die noodwoningen een en ander gezegd, waar
aan ik nog iets zal toevoegen. In verschillende gemeenten
van ons land zijn de gemeentebesturen geschrokken van de
hooge prijzen der bouwmaterialen. Vandaar dat men zeide:
laten wij het eens op een andere wijze probeeren en wonin
gen voor korten tijd bouwen. Ik meen dat Schiedam het
eerst een paar barakken heeft opgetrokken en daarin eenige
huisgezinnen heeft ondergebracht. De duur van die barakken
werd geraamd op 5 jaar. Het gevolg is geweest dat die ge
meente op een ontzaglijke wijze door die slechte woningen
gedupeerd is geworden. In verschillende andere plaatsen
ik zal ze niet alle opnoemen is men er ook toe overgegaan.
Laat ik er echter bijvoegen dat men in de voornaamsten
van die plaatsen Arnhem, Amsterdam, Den Haag en Gro
ningen toen men een dergelijk besluit nam, gezegd heeft:
op het oogenblik is de stad opgepropt met menschen, maar
laten wij dan ook tegelijkertijd beginnen met het bouwen
van permanente woningen. Dat is dan ook in al die plaatsen
gebeurd. Van morgen kon men in de couranten lezen dat
Amsterdam daarvoor 6x/2 ton beschikbaar heelt gesteld en
men kan geen dagblad in de hand nemen of men ziet, dat
er millioenen worden uitgegeven tot het bouwen van per
manente woningen. Dat is voorzichtig en zoo moeten wij hier
in Leiden ook doen. Werkelijk men is afgezien van hygië
nische en andere bezwaren met het bouwen van vaste
woningen ten slotte veel goedkooper uit. De heer van der
Pot heeft gezegd, dat men in Amsterdam, waar men voor
6V2 ton 310 noodwoningen heeft gebouwd, dadelijk de helft heeft
afgeschreven en dat is voorwaar geen kleinigheid. In Dordrecht
heeft men ook over het bouwen van noodwoningen gedacht
en is men gaan kijken in den Haag. Het bleek dat men daar
per jaar 1000.per woning moest toeleggen. Dus wat
blijft er dan van over? Wat de inrichting van die woningen
betreft, is het nu werkelijk aan te bevelen om ten koste van
enorme sommen gelds woningen op te richten, die ontzag
lijk veel bezwaren hebben. Er wordt over die noodwoningen
verschillend geoordeeld. Sommigen zeggen: het gaat wel, je
kunt het nog wel eens doen, maar iedereen zelfs de grootste
voorstander is van oordeel, dat het bouwen van die nood
woningen toch niet meer dan een lapmiddel is. In Amsterdam,
heeft men op eiken hoek van het gebouw een brandwacht. Men
heeft zelfs het idee geopperd om de schutting, die om die wonin
gen staat, te laten staan om den wind van de huizen te houden.
Men heeft boven de voordeur een platformpje gemaakt om de
menschen bij brand uit de bovenwoning te kunnen redden.
Moeten wij dien weg nu op? Ik geloof het niet. Wij moeten
overgaan tot het bouwen van permanente huizen.
In enkele plaatsen heelt men de voorkeur gegeven aan
gemeentebouw, maar meestal is dit geschied, omdat men
liiertoe wel moest overgaan. Waar wij hier evenwel eene
woningbouwvereeniging hebben, die a. s. Dinsdag reeds de
eerste spade in den grond zal kunnen steken, daar geloof ik,
dat -wij dit middel moeten aangrijpen.
De heer van der Eist heeft gezegd, dat wij lichtvaardig
op vermoedens zijn afgegaan. Hij heeft gevraagd: hebben
Burgemeester en Wethouders wel overleg gepleegd. Ik kan hem
daaromtrent de meest geruststellende mededeelingen geven.
Het spreekt vanzelf, dat wij overleg hebben gepleegd en dat
hebben wij met den noodigen ernst gedaan.
Het spreekt van zelf, dat ik hier niet alle adviezen, die ik
ontvangen heb, kan voorlezen. De ambtenaren, die mij inlich
tingen hebben verschaft, hebben dit niet gedaan opdat er
publiciteit aan zou worden gegeven. Ik geef evenwel de ver
zekering, dat ik van den ambtenaar in den Haag, die in
dergelijke zaken een hoofd-advies pleegt uit te brengen, ook
na de gehouden aanbesteding de meest geruststellende be
richten heb ontvangen.
De heer Botermans heeft nog een ander punt aangeroerd,
waarop hij thans niet meer moest zijn teruggekomen, n. 1.
de quaestie van den grondaankoop. Daaromtrent is reeds
vroeger eene beslissing genomen. Hij heeft gezegd dat de
huizen ƒ5500.per stuk zullen kosten. Ik kan niet hooger
komen dan tot een bedrag van ƒ4800.Nu vraagt de heer
Botermans, waarom deze zaak toch zoo doorgedreven wordt
waarom laat men deze quaestie niet rusten. Ik kan mij
refereerenaan hetgeen door den heer van der Pot is gezegd.
Moeten wij nu werkelijk het standpunt van den heer Boter
mans gaan innemen en de zaak maar laten, zooals zij is?
M. i. moeten wij in deze een breed standpunt innemen en
den weg volgen, die op zoo'n royale wijze door het, Rijk is
aangewezen. Ik stel daarom den Raad voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De heer Botermans. M. d. V. De geachte Wethouder
heeft zich uitgesproken als te zijn een voorstander van den
bouw van blijvende woningen. Bestaat er evenwel zekerheid,
dat de Rijksbijdrage na 1921 door zal gaan? Ik meen, dat de
zekerheid daaromtrent niet bestaat. Ik geloof altijd, dat het
Rijk een slag om den arm houdt. Dit is het groote bezwaar,
dat ik tegen dit bouwplan heb, Wanneer de Rijksbijdrage
na 1921 ophoudt, blijft de gemeente er voor zitten en kan alles
betalen. Dan zou ik nog deze vraag willen doen is de ge
achte Wethouder er zeker van, dat de aannemer de huizen
binnen een bepaalden tijd zal zetten, en dat hij de materialen
zal kunnen krijgen om den bouw te kunnen voltooien? Ik
geloof, dat de Wethouder die vragen niet bevestigend zal
kunnen beantwoorden. Verder nog deze vraag. Heeft de aan
nemer zich verbonden om de huizen voor dezen prijs af te
leveren of is er in het contract eene clausule, waarin staat,
dat de verhooging van den prijs der materialen is voor
rekening van de gemeente. Ik ben van meening, dat de
materialen nog in prijs zullen stijgen. Heeft de aannemer
zich verbonden tegen den vastgestclden prijs de huizen af
te leveren
Mijnheer de Voorzitter. Ik geloof dat het werkelijk in het
belang van den werkman, die er in moet wonen en ik
meen dat ik daarover wel eenigszins tot oordeelen bevoegd
ben is om dit voorstel te verwerpen. Die menschen zijn
duur voor hun geld uit. Zij moeten ƒ2 90 a ƒ3 30 betalen.
Dat zijn woningen die ik verhuur voor ƒ2.50 a ƒ2.60 en
hier vraagt men er ƒ3.30 voor. Zij zijn veel minder'in quali-
teit en ruimte als ooit door een particulieren bouwer wordt
gebouwd.
Wat het plan zelf betreft, wil ik ook nog iets zeggen
en dat is iets waar de meeste architecten niet op letten
er is te weinig comfort voor degeen die er in moet wonen.
De geveltjes van die huisjes zullen wel aardig uitkomen,
maar daar hebben de bewoners niets aan. De werkman heeft
veel meer aan een goede ingerichte woning. Ik heb op een
lijst staan menschen uit woningen van »de Goede Woning",
zoodra mijn woningen maar leegkomen, willen zij daar ingaan.
Ik wijs hierop, niet uit eigen belang, maar in het algemeen
belang, dat wanneer men overgaat tot, het bouwen van
woningen, dat men dan ook zorgt dat de huisjës zooveel
mogelijk comfortable zijn ingericht. Ik hoop dat dit plan niet
wordt aangenomen, maar mocht dit het geval zijn, laat de
Wethouder dan eens met den Inspecteur van de Bouwpolitie
gaan spreken om te bereiken dat de woningen behoorlijk
worden ingericht. Dan zal men werkelijk goedkooper en beter
uitkomen. Het gerief in deze huisjes is werkelijk gering. Over
de quaestie van den aanvoer van materiaal zou ik gaarne
nog een antwoord van den geachten Wethouder ontvangen.
De heer van der Elst. M. d. V. Het doet mij in elk geval
genoegen dat de Wethouder nu een beetje meer positief
is geweest in zijn mededeeling omtrent de medewerking van
het Rijk, dan hetgeen men in de stukken heeft kunnen
vinden. Het zou goed geweest zijn wanneer in de stukken
positief was medegedeeld, dat voor deze plannen de noodige
medewerking van het Rijk is te verkrijgen. Nu ben ik het
volkomen eens met den heer Fischer dat er hier woningnood
heerscht, maar er is hier maar quaestie van een 118-tal
woningen die bovendien nog gebouwd worden voor de meer
gegoede arbeiders, want het zijn geen gewone arbeiders
woningen. Maar het is natuurlijk mogelijk dat er door dezen
bouw weer opschuiving komt. Nu zou ik niet gaarne mede
werken aan het systeem van de boel maar laten waaien,
maar het komt mij voor dat het toch nog een heele onder
neming is om voor dit voorstel te stemmen. Men moet immers
niet vergeten, dat wij ons daar vastleggen voor alle verdere
gevolgen, hoe duur het ons ook zal komen. Het plan van
het Kooiterrein zal natuurlijk ook veel duurder zijn, wan
neer men later met de aanbesteding moet komen. Maar dan
rijst bij mij de vraag: is het eigenlijk niet beter, dat de
gemeente zelf overgaat tot het bouwen van eenvoudige arbeiders
woningen, die dan natuurlijk permanent zullen zijn Ik geloof
dat wij dan tenslotte nog beter zullen uitkomen.
De heer Huurman. M. d. V. In de eerste plaats wil ik even
bespreken het voorbeeld van den heer Fischer van het ge
brek aan woningen. Ik hoop dat hij in den vervolge tot
staving van zijn argumenten met betere voorbeelden zal komen.
Ik bedoel het voorbeeld van den brief, dien hij heeft voor
gelezen, geschreven door iemand die uit zijn huis is gezet. Het
is toch duidelijk dat iedere huiseigenaar weigert om zijn woning
te verhuren aan iemand, die uit zijn huis is gezet.
Wat het dubbel bewonen betreft merk ik op, dat men dit
altijd zal houden, ja dat dit nog zal toenemen. Ik heb het
in den Raad wel eens meer gezegd: men moest huizen kunnen
bouwen van 2 huur per week. Nu zegt de geachte Wet
houder: ik heb maar één dag een ambtenaar de straat op
gestuurd en hij heeft al 150 huizen aangetroffen, die dubbel
worden bewoond. Naar mijn meening heeft dit een andere
oorzaak. Vele menschen kunnen geen 3.50 per week ver
wonen. Nu woont het eene gezin beneden voor 2.30 en het
andere boven voor 1.20. Verder zou ik nog willen vragen: