DONDERDAG De heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen de heer Fokker heeft gezegd, zou ik willen opmerken, dat de tijdsomstandigheden thans gunstiger zijn dan in den winter. Wat in den winter voldoende geacht kon worden, zal het. dus nu ook wel zijn. De heer Sijtsma doet het voorkomen, alsof wij door mede te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders nu reeds eene beslissing nemen over hetgeen in October zal moeten worden vastgesteld. Ik merk evenwel op, dat het voorstel van de Commissie door den Raad in behandeling z^l moeten worden genomen en dat na de eindbeslissing van den Raad eerst zal zijn vastgesteld wat de loonen zullen zijn. Zijn de toestanden dan nog abnormaal, dan zal moeten worden overwogen of er, en zoo ja,welke toeslag er zal worden gegeven. De zaak blijft dus zooals zij is. In October zal er verder beslist worden, wat er moet worden gedaan. De heer Zwiers M. d. Y. Met een enkel woord wil ik mijn stem motiveeren voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Commissie, die door den Raad is ingesteld tot geheele herziening van de bestaande loonregeling, heeft de vaste toe zegging gedaan, in October haar voorstellen bij den Raad aanhangig te zullen maken. Nu lijkt het mij toch niet goed, voor zoo'n korten tijd alles nog eens extra overhoop te halen om dan in October de zaak recht te zetten. Te meer, waar de Raad toch de volle beslissing over de loonen behoudt, en ook Burgemeester en Wethouders van meening zijn, dat bij de bespreking van den dan nog noodig'geachten duurtetoeslag tevens kan worden overwogen,, of misschien een ander systeem dient te worden toegepast. In October bestaat gelegenheid, in het licht der nieuwe regeling ook deze zaak a tête reposée te bezien. Daarvoor zal wel een aparte vergadering noodig zijn, want het zal niet gemakkelijk vallen om samen met tal van andere punten het werk der Commissie in een achter middag af te handelen. In October kunnen dan de vragen beantwoord worden, waarop de heer Sijtsma nu reeds een antwoord verlangt, namelijk of, en zoo ja in welken vorm er dan een duurtebijslag zal worden gegeven. De Voorzitter. Tot slot nog een enkel woord naar aan leiding van de opmerking van den heer Sijtsma, die gezegd heeft, dat hij altijd het stelsel heeft verdedigd, nu door de be langhebbenden in hun adres gevraagd, maar dat de Raad met mij aan het hoofd er tegen zouden zijn geweest. L)at is heel gemakkelijk gezegd het is evenwel niet juist. De heer Sijtsma is geweest tegen den oorspronkelijken kindertoeslag, omdat deze alleen op het kindertal was gebaseerd, maar toen eene herziening van den duurtetoeslag had plaats gehad en er een nieuw stelsel werd ingevoerd, waarvoor door mij de grondslag was ont worpen na ingewonnen advies van de heeren van Yelzen en Limburg, toen heette het, dat wij voorstelden, wat de heer Sijtsma reeds de eerste maal had begeerd. Toen was hij er volkomen mede tevreden. Maar daarna kwam er een totale verandering in de houding van de betrokkenen en kreeg men te doen met een vakactie tot loonsverhooging. Nu heb ik gedacht: er komt zonder twijfel over eenige maanden een' vaste loonsverhooging. Moeten wij nu voor die paar maanden het bestaande stelsel, dat indertijd gewikt en gewogen is, weder gaan veranderen? Zooals de heer Sijtsma erkent, komt deze tijdelijke loonsverhooging gedurende die paar maanden er nog extra bij, maar dat is niet het voorstel van het comité van actie, dat de tijdelijke loonsverhooging in plaals van den duurtetoeslag wil hebben, en nu ben ik het volkomen met den heer Aalberse eens, dat zij aanleiding zal geven tot tallooze on billijkheden. Dat moet allemaal weder worden bestudeerd en daarvoor hebben wij ontzaglijk veel tijd noodig. Kan men daarmede nu niet veel beter die paar maanden wachten tot dat Burgemeester en Wethouders met de nieuwe regeling komen? Dan heeft men tegelijkertijd een overzicht over de kosten. De bewering van den heer Sijtsma, dat wij het personeel hun toeslag zouden willen onthouden, is absoluut zonder grond. Ik ben juist altijd de menschen ter wille geweest. Dat zal men moeten erkennen wanneer men in aanmerking neemt, dat leden van den Raad het verleden jaar al boud vonden, dat wij ƒ125000.— voor salarisverhoogingen op de Begrooting wilden brengen. Dit zal nu nog wel meer bedragen. De toedracht van de zaak is echter aldus. Men heeft een vakactie gevoerd tot loonsverhooging. Nu zijn Burgemeester 42 JULI 1917. 149 en Wethouders begonnen met een nieuwe loonregeling voor te bereiden. Een dergelijke quaestie moet echter goed wor den aangepakt, opdat er niets op valt aan te merken. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders een Commissie ad hoe ingesteld tot herziening van de loonen. Over een pair maan den zullen de voorstellen in den Raad komen. Men kan dus niet zeggen, dat Burgemeester en Wethouders niet diligent zijn geweest. De voorstelling van den heer Sijtsma van de quaestie, dat hij alleen den werklieden ter wille zou zijn, ter wijl een groot deel van den Raad met mij aan het hoofd om firiancieele redendn tegen het verzoek zouden zijn, is dus absoluut onjuist. Ik herhaal in dit verband nog eens uit drukkelijk het motief dat Burgemeester en Wethouders bij hun praeadvies heeft geleid. Kwam er niet over eenigeu tijd een algeheele herziening van de salarissen, waarbij de quaestie van den toeslag tegelij kertijd grondig kan worden bekeken, dan zouden Burgemeester en Wethouders misschien zijn ingegaan op het verlangen van adressanten, om den tegenwoordigen toeslag te herzien. Maar om bij den tegenwoordigen stand van zaken nog den heelen boel onderste boven te gaan gooien, daartoe konden Burge meester en Wethouders niet adviseeren. Dat is het standpunt dat Burgemeester en Wethouders te dezer zake hebben ingenomen. Het motiet van Burgemeester en Wethouders heeft dus niets te maken met het feit, dat wij om finaucieele redenen tegen dit verzoek zouden zijn, want ik ben er nog niet eens zoo zeker van of bij de ge vraagde regeling sommige personen er niet slechter aan toe zouden zijn dan bij onze voorstellen. Mijne Heeren. Ik geloof dat het verzoek van adressanten nu wel voldoende besproken is. Ik zal dus het praeadvies van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt met 21 tegen 2 stemmen overeenkomstig het prae advies besloten. Vóór stemmen de heeren Briët, van Romburgh, J. P. Mul der, Bots, van der Lip, Fokker, Huurman, Pera, Roem, van Gruting, Aalberse, Timp, Fabius, van Hamel, A. Mulder," Zwiers, Reimeringer, Hartevelt, van der Eist, van Tol en Hoogenboom. Tegen stemmen de heeren Sijtsma en Botermans. (De heer Sasse had tijdens de behandeling van dit punt de vergadering verlaten.) De Voorzitter. M. H. Thans heb ik nog een spoedeischend voorstel tot aankoop :van een stuk land te doen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling besloten. De Voorzitter. M. H. Het voorstel luidt aldus: te besluiten tot aankoop van de perceelen teelland, huis en schuur onder üegstgeest, kadastraal bekend onder Sectie F Nis 2196 en 2225, met recht van weg over het laantje langs Pomona van en naar den Leidschen Straatweg, voor de sotn van f 18500. over te gaan tot vaststelling van den desbetrefïenden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht f 19098.75. De beraadslaging wordt geopend. De heer Huurman. M. d. V. Ik heb geen bezwaar tegen den aankoop van dit terrein onder voorwaarde, dat tnen de zekerheid heeft, dat er een servituut van weg bestaat van en naar den Leidschen straatweg. De Voorzitter. Er staat: met recht van weg over het laantje langs Pomona naar den Leidschen straatweg. Mocht er geen recht van weg bestaan, 'dan is het besluit om dit terrein aan te koopen van nul en geener waarde. Dan gaat de koop niet door. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Niemand daarna meer het woord verlangende wordt de vergadering gesloten. N.B. Buiten de agenda werd nog behandeld een voorstel be treffende den aankoop van de perceelen teelland, huis en schuur onder üegstgeest, kadastraal bekend onder Sectie F, Nis. 2196 en 2225 (bl. 149).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 9