148
DONDERDAG
12 JULI 1917.
regeling. Wij hebben in de commissie de verschillende loo-
nen onderzocht en getracht de diverse ongelijkmatigheden uit
den weg te ruimen, om zoodoende te komen tot een ordelijken
toestand. Gaat de Raad in October dus met de nieuwe rege
ling mede, dan zal men een normalen toestand krijgen. Wat
bereikt men nu, wanneer wij het verzoek inwilligen en een
tijdelijke procentsgewijze verhooging van de bestaande loon
regeling geven? Dan worden alle fouten, die men in de be
staande regeling heeft ontdekt, bestendigd niet alleen, maar
nóg vergroot! Want wanneer men het verzoek om een tijde
lijke loonsverhooging inwilligt, worden alle foutieve loonen
met een procentsgewijze toeslag vermeerderd. Het gevolg
daarvan zal zijn, dat degenen die er op het oogenblik het
slechts aan toe zijn, minder zullen krijgen dan hetgeen zij
in verhouding tot de bestaande verordening bij onze regeling
zonden hebben gekregen. Degenen die, door welke oorzaak
ook, al een tamelijk goed loon genoten en bij onze regeling
in verhouding tot de bestaande verordening minder zouden
hebben gekregen, ontvangen dan echter veel meer. Ik kan
mij dan ook niet begrijpen dat de heer Sijtsma, die dit alles
weet, dat verzoek ondersteunt.
Het eerste argument dat de heer Sijtsma aanvoert, is het
volgende: wij hebbeneen bepaald bedrag voor toeslag be
schikbaar gesteld, wat kan ons het nu schelen, wanneer het
ons niet meer kost althans niet veel meer om den zin
te doen van het personeel, wanneer zij liever een ander stel
sel hebben en tevreden zouden zijn, wanneer de toeslag per
hoofd en niet per samenstelling van het gezin wordt be
rekend
Dat is het sterkste argument vari den heer Sijtsma. Hij
zegtik heb alle vergaderingen gevólgd en ik heb gemerkt,
dat alle menschen van welke kleur zij ook zijn, liever een
ander systeem zouden willen. Ik zou zeggen om eens eene
onparlementaire uitdrukking te gebruiken: dat dankt je de
drommelPercentsgewijze vormen de menschen met de groote
gezinnen niet de meerderheid. Het is dus begrijpelijk dat
de menschen, die op het oogenblik minder krijgen dan zij,
voor een ander systeem zijn. Wanneer de tijdsomstandig
heden van dien aard zijn, dat de menschen er van hun loon
niet meer kunnen komen, dan moet de toeslag worden ver
hoogd, maar wij mogen niet vergeten, dat die toeslag moet
komen van de penningen der belastingplichtigen, die het
ook niet altijd missen kunnen. De vraaghoe kunnen het
best geholpen worden degenen, die hulp het meest noodig
hebben, moet door ons eigen gezond verstand worden beant
woord, en wij behoeven daarvoor niet te letten, hoe de meer
derheid van de belanghebbenden er over denkt. Niemand
zal mij kunnen betwisten, dat de uitgaven voor een gezin
met 10 kinderen thans vooral enorm veel hooger zijn dan
voor een gezin zonder kinderen. Wij behoeven alleen maar
te denken aan wat er noodig is voor voedsel, woning, schoeisel
enz. Het scheelt nog al wat, of men voor 2 of voor 12 paar
schoenen meer moet betalen dan vroeger. Waar er nu naar
gestreefd wordt door een duurtetoeslag den nood der tijden
zoo min mogelijk op de menschen te laten drukken, is het
dan niet billijk, dat er gegeven wordt naar verhouding van
de behoeften van het gezin? Zelfs wanneer menschen meteen
groot gezin zouden zeggen: wij hebben liever een ander
systeem, dan zou ik nog zeggen dat is verkeerd van u, en
het zou onjuist zijn gezien van de gemeente om een ander
systeem aan te nemen.
Dit is in hoofdzaak, Mijnheer de Voorzitter, wat ik te
zeggen had.
Met veel genoegen heb ik gehoord wat door U in het mid
den is gebracht. Uit de motie, die wij ontvangen hebhen,
blijkt, dat de werklieden een verkeerden indruk hebben ge
kregen van het gesprek door U met de bestuursleden ge
houden. Ik heb dan ook geen oogenblik kunnen begrijpen,
dat het juist zou zijn, wat door hen werd beweerd. Ik heb
telkens gezegdik kan het mij niet begrijpen, dat de Burge
meester dat zou hebben gezegd, maar als hij het heeft gezegd,
dan heeft hij het gezegd voor zijne eigen rekening. Hunne
woorden kloppen wel met wat door U is gezegd, alleen heeft
men gedacht, dat het Uwe bedoeling was met peil 1917"
het peil waarop het loon zou moeten worden gebracht in
verband met de tegenwoordige abnormale tijdsomstandig
heden, en dat is Uwe bedoeling niet geweest. U hebt bedoeld
het peil 1917 gerekend naar normale omstandigheden. Dat
is volkomen duidelijk.
Ik beu dan ook blijde U door mijne opmerking uit Uwe
tent te hebben gelokt. Ik hoop dan ook, dat thans door het
geen U hebt gezegd, dit misverstand de wereld uit zal zijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. Mag ik nog het woord om eene
enkele opmerking te maken
De VopRZiTTER. Geef de Raad den heer Sijtsma verlof ten
derde male over deze quaestie te spreken Zoo ja, dan geef
ik den heer Sijtsma het woord
De heer Sijtsma. M. d. V. De heer Aalberse loopt eigenlijk
vooruit op hetgeen de Gommissiè ad hoe zal doen. Hij zegt
dat zij meer uniformiteit zal brengen in de verschillende
regelingen, den een wat meer zal geven en den ander wat
minder. Ik wil daarop niet verder ingaan, maar ik geloof dat
men straks, wanneer die regeling aan de orde is, zal zien,
dat die uniformiteit in de verschillende groepen niet zoo'n
groote proportie zal aannemen als de heer Aalberse wil laten
voorkomen. Wanneer men den heer Aalberse zoo hoort spreken,
krijgt men allicht den indruk dat wij door aanneming van
het voorstel van adressanten de bestaande fouten ontzaglijk
zullen vergrooten. Wanneer die fouten echter zoo groot waren
en de heer Aalberse was daarvan overtuigd, dan had hij al
jaren eerder zijn bezwaren tegen de bestaande regeling moeten
uiten en al veel eerder er naar moeten streven om meer
uniformiteit in de loonregeling te brengen. In elk geval weegt
dat argument bij mij niet zoo zwaar, waar het slechts een
tweetal maanden zal duren, dat die fout iets grooter is. Met
October zal zij immers worden hersteld.
Verder heeft men mij tegengeworpen dat ik er op uit zou
zijn om den menschen hun zin te geven. Maar wanneer nu
de overgroote meerderheid van het personeel een dergelijke
regeling wenscht, waarom zouden wij het dan niet doen
indien er geen andere ernstige bezwaren tegen zijn"? Het is
een regel, dat de menschen die het het hardst te verant
woorden hebben het luidst klagen. Nu hebben zij een druk
bezochte vergadering in het Nutsgebouw gehad, waarbij men
schen van allerlei slag waren. Wanneer onder die personen
de menschen met een groot gezin voelden dat zij door een
dergelijke regeling gedupeerd zouden zijn, dan zouden zij dat
wel tegen hun makkers gezegd hebben. Niets van dat! Het
rechtvaardigheidsgevoel heeft blijkbaar bij hen gesproken;
men heeft zich unaniem voor een dergelijke regeling ver
klaard.
Wanneer men, zooals thans ook weer is gedaan, een ver
gelijking maakt bij een salarisregeling van menschen met 10
kinderen en personen zonder kinderen, dan verliest men
daarbij echter uit het oog, dat er in groote gezinnen meestal
kinderen zijn die den leeftijd van 13 jaar hebben bereikt en
reeds wat inbrengen. Men kan dus ook niet zoo direct zeggen
dat bij een werkmanshuishouden met 10 kinderen de behoeften
ook 8 a 10 maal grooter zijn dan bij een gezin zonder kin
deren. Doordat de groote kinderen wat mee verdienen heeft
een dergelijk gezin het in zijn stand dikwijls betrekkelijk
goed. Laat men de practijk maar eens raadplegen. Dit be
zwaar, dat bij den heer Aalberse zoo erg gold, meen ik dus
ook eenigermate te hebben wederlegd.
Ik blijf er dus bij de leden op aandringen dat men het
verzoek van de werklieden tot een tijdelijke loonsverhooging
zal toestaan.
De heer Fokker. M. d. V. Ik geloof dat in dit debat twee
quaesties door elkaar heenloopen.
In de eerste plaats de principieela vraag van de verschillende
organisaties om te krijgen inplaats van den duurtetoeslag een
tijdelijke loonsverhooging. Dit is een principieele quaestie.
In de tweede plaats maak ik uit het request op, dat de
werklieden eigenlijk bedoelen dat de tegenwoordige duurte
toeslag hun niet genoeg geeft. Dit geldt dus de vraag of het
bedrag in geld, dat in het gezin komt, voldoende is.
Die praktische zijde van de quaestie nu hebben Burgemeester
en Wethouders in hun praeadvies zeer schaars belicht. Burge
meester en Wethouders zeggen volstrekt niet, dat de tegen
woordige toeslag hun voldoende voorkomt. Dat laten zij in
het midden. Burgemeester en Wethouders hebben zich zeer
handig op het standpunt gesteldin October komen wij met
een algeheele loonsherziening en daarom gaan wij nu niet
een tijdelijke loonsverhooging geven.
De Voorzitter. Dat is niet handig, maar juist
De heer Fokker. Ik zeg niet dat het onjuist is, maar handig
is het ook. Ik vind het zeer handig wanneer men een zwak
of sterk punt in een zaak vindt, men het zwakke punt omzeilt
of het sterke voorop stelt. Dat is een quaestie van tactiek.
De heer Briët. Er staat niets van in het adres 1
De heer Fokker. Er staat in het adres dat men in plaats
van den bestaanden duurtetoeslag wenscht een tijdelijke loons
verhooging.
Maar is de bestaande duurtetoeslag voldoende?
Ik zou aan Burgemeester en Wethouders deze vraag willen
doen: Zijn Burgemeester en Wethouders voornemens en willen
zij ons daaromtrent de toezegging geven, om te onderzoeken
in hoeverre de bestaande duurtetoeslag voldoende is en om,
wanneer een voorstel tot loonsverhooging door Burgemeester
en Wethouders zal worden ingediend, te overwegen of het
noodzakelijk zal zijn den duurtetoeslag te verhoogen?