DONDERDAG 12 JULI 1917. 147 nog voor geprezen. In het najaar heb ik nog gezegd: nu de Ambtenaarsbond in connectie is gekomen met den Werk- liedenbond komt men tot een geheel ander systeem. Nu wordt de idee van het ontvangen van een duurtetoeslag geheel losgelaten, en wordt het een vakactie om hooger loon. Nog zeer kort geleden heb ik eene bespreking gehad met de heeren Penseel en Limburg, die dat ook zelf hebben erkend. Daarop heb ik gezegd dat het toch heel wat pleizieriger was, wanneer men zoo spoedig mogelijk een vaste loonsverhooging kreeg; daar konden de ambtenaren en werklieden dan vast op rekenen. Ging men het systeem van den duurtetoeslag weder veranderen, dan zou dat een reusachtig werk geven. Daarop voerden de heeren mij tegen: maar de aanstaande loonregeling geldt voor normale tijden. Jawel, heb ik gezegd, maar die loonregeling heeft tot basis het verhoogd normale peil 1917, want dat normale peil 1917 brengt zonder twijfel een verhooging van alle loonen mede. Nu heeft het mij ver baasd, dat die heeren mij feitelijk van een leugen beschul digen. Zij hebben mij gelijk gegeven en komen nu toch weder aan met die tijdelijke loonsverhooging. Ik heb gezegd: ik ben er zeker van dat de loonen verhoogd zullen worden. Dat zal de heer Sijtsma, die zelf zitting heelt in de Commissie ad hoe kunnen bevestigen. Hij heeft zooeven zelfs gesproken van een stijging van 20 °/0. Ik heb verschillende voorbeelden aangehaald om te bewijzen dat de loonen alle naar boven zouden gaan. Onder meer heb ik gezegd, dat men bij de Gemeentereiniging nog een zeer laag loon van ƒ9.80 per week aantreft. Dat zal worden minstens 12.Daarom heb ik gezegd: laten wij nu het stelsel van den toeslag niet gaan veranderen, want daar mede verknoeien wij een massa tijd en dat vertraagt slechts de invoering van een vaste verhooging. Ik heb er zelfs nog bijgevoegd, dat wanneer die nieuwe regeling soms onver hoopt wat laat mocht uitvallen, bijv. een week of 6 na October, ik er niet tegen zou zijn om aan die regeling nog enkele weken terugwerkende kracht te verleenen. Nu geloof ik, dat het er bij het bestuur om te doen was om, wanneer zij terugkeerden bij hun leden, te kunnen zeggen: wij heb ben toch iets gedaan gekregen. Zij vroegen n.l. of Burge meester en Wethouders dan niet aan al de ambtenaren en werklieden zonder onderscheid een gulden meer week loon wilden geven. Maar, Mijne Heeren, daarmede kan ik mij nu niet veree nigen. Wij moeten hier voet bij stuk houden en toch eenigs- zins vasthouden aan een systeem, dat wij zoo spoedig mogelijk een vaste loonregeling invoeren en dan nagaan ot een toeslag, in welken vorm ook, nog gewenscht is. Over het systeem van dien eventueel te verleenen toeslag kan men dan in October spreken. Ik kan hier verklaren dat de heeren Penseel en Limburg het met mij eens waren, dat indien er zoo spoedig mogelijk een vaste loonregeling, gebaseerd op het verhoogd normale peil 1917 kwam, een duurtetoeslag voldoende was en een tijdelijke loonsverhooging alsdan niet meer noodig zou zijn. Er is nog iets; willen wij over deze quaestie goed oordeelen, dan moeten wij eerst een overzicht hebben van de kostqn. Wij zullen dus af moeten wachten de voorstellen van de Commissie ad hoe om een goed overzicht te hebben over den financieelen toestand der gemeente. Wij moeten toch weten hoever wij kunnen gaan. Daarom hebben wij voor 1917 ook 20000.voor salarisverhoogingen voor een kwar taal gereserveerd. Dat zal dus ongeveer per jaar een bedrag van ƒ80000.uitmaken. Voeg ik daar nog bij de reeds plaats gehad hebbende salarisverhoogingen der onderwijzers en aan de Gasfabriek, dan kom ik tot een totaal bedrag van 150000.voor verhogingen aan salarissen. Toen Burge meester en Wethouders daarvoor verleden ƒ125000.op de Begrooting zetten, werd ons toegevoegdkan de Begrooting dat wel dragen Men begrijpt dus dat wij eerst den financieelen toestand van de gemeente moeten overzien, voordat wij over deze quaestie nog verder kunnen beslissen. Nu wij hebben besloten om deze regeling van den duurte toeslag te bestendigen tot aan het einde van dit jaar, laten wij die regeling dan ook handhaven tot de nieuwe loon regeling zal zijn aangenomen, die gebaseerd zal zijn op nor male tijdsomstandigheden peil 1917. Wanneer die regeling is vastgesteld, kunnen wij zien of er nog een duurtetoeslag zal moeten worden gegeven Op het oogenblik' is er niets van te zeggen hoe het voorstel van de Commissie ad hoe er zal uit zien en of Burgemeester en Wethouders er zich mede zullen kunnen vereenigen en of het voorstel door den Raad zal worden aangenomen. Alvorens iets te bepalen omtrent den duurtetoeslag moet eerst de loonregeling zijn vastgesteld. Blijft er een toeslag noodig, dan zal deze ook gegeven worden. Ik geloof gehandeld te hebben zooveel ik maar kan in het belang van de belanghebbenden. Sinds Juni 191ö is er evenwel eene verandering gekomen in wat er gewenscht wordt. Eerst wenschte men een duurte toeslag en nu eene tijdelijke loonsverhooging. Hiermede geloof ik voldoende te hebben geëxpliceerd, hoe Burgemeester en Wethouders tot het geven van dit praeadvies zijn gekomen. De vereenigingen zullen dit wel geweten heb ben de bestuursleden zullen het wel aan de vereenigingen hebben medegedeeld. Die heeren hebben toen, zooals ik daar van reeds zeide, nog gevraagd om dan maar te willen geven ƒ1.per week ongezien den persoon. Maar biermede heb ik mij niet kunnen vereenigen, want hierin zat volstrekt geen systeem. Ik begrijp, dat het voor die menschen pleizierig zou zijn geweest om terug te komen en te kunnen vertellen dat hebben wij ten minste gedaan gekregen. Men moet evenwel niet vergeten, dat er toch een bepaald systeem gevolgd dient te worden en dat ontbrak aan dit voorstel geheel, De heer Sijtsma. M. d. V. -Naar aanleiding van de bewering van den heer Pera wil ik zeggen, dat ik mij in geen geval heb laten leiden door wat anderen verlangen. Ik heb, zooals altijd, mij door mijn eigen overtuiging laten leiden. Ik heb dit, dunkt mij, wel meer getoond, waar ik in den Raad bijna altijd alleen stond met mijne meening omtrent het geven van eene tijdelijke loonsverhooging of kindertoeslag. Van het begin af aan heb ik den geheelen Raad tegenover mij gehad en toch heb ik altijd vastgehouden aan mijne meening. Wan neer ik zoo'n leidzame ziel was, zou ik mij veel eer door mannen als Li, Mijnheer de Voorzitter, en de heer Aalberse hebben laten overreden. Ik heb mijne overtuiging en die spreek ik uit. Daar strijd, ik voor en zal er voor blijven strijden ondanks de bewering van den heer Pera. Ik geloof ook wel, dat menschen met veel kinderen het soms moeilijker hebben in deze tijden, maar bij elke gezonde loonregeling zal die gedachte op den voorgrond treden. Het loon moet m. i. berekend zijn op een gezin van 3 of 4 kin deren. Degeen, die meer kinderen heeft, zal zich wat moeten bekrimpen, dat kan niet anders, daarvoor heeft hij dan ook het genot van zooveel kinderen te bezitten. Die geen kinderen heeft, zal het gemis er van gedisconteerd zien in wat hooger loon. Wanneer men de idee volgt van den heer Pera om loon te geven naar behoefte, dan weet men niet, waar men méde af zal zijn. Wat U betreft, Mijnheer de Voorzitter, U hebt gezegd, dat ik U indertijd geprezen heb, ja, daar heb ik dikwijls reden toe, en dan doe ik dat gaarne. Maar bij die gelegenheid heb ik IT niet geprezen, omdat de door U voor gestelde duurtetoeslag mij zoo goed beviel, maar omdat Bur gemeester en Wethouders op den goeden weg waren, waar- zij de organisaties met betrekking tot de regeling hadden geraadpleegd. Daarvoor was het pluimpje dat U kreeg. Het verheugt mij dat Burgemeester en Wethouders doorgaan op dien weg en dat de Commissie ad hoe dat ook doet; dat is naar mijne meening een stap in de goede richting. Dat feit heeft echter niets te maken met de vraag of de regeling al dan niet zou deugen. De heer Pera heeft straks gezegd, dat ik mij liet leiden door de organisaties, maar dan zou ik nu ook medegaan met het laatste denkbeeld om ieder gezin eene gulden meer te geven, waarover de Voorzitter het zooeven had. Dat doe ik echter niet, omdat dit mij stelselloos voorkomt. De regeling, zooals adressanten het wenschen, komt mij rationeel voor en omdat de verschillende organisaties daarmede zeker tevreden zijn, zou ik haar willep geven. Mijnheer de Voorzitter. U zegt, dat Burgemeester en Wet houders eerst de kosten eens zouden moeten overzien. Maar wanneer de menschen nu al tevreden zijn met hetgeen zij, volgens normalen tijd gerekend, wellicht in October zullen krijgen, dan zijn wij nu al van den z.g. duurtetoeslag af. Die zou gedisconteerd zijn in wat men dan zou kunnen noemen het abnormale peil 1917. Al zijn de kosten dan op het oogen blik ook wat hooger, dat zal voor die paar maanden toch niet zooveel uitmaken. Waar wij nu met een weinig geld een geest van tevredenheid onder onze werklieden kunnen brengen, moeten wij niet zeggenwij hebben nu eenmaal het systeem van een kindertoeslag en daar houden wij aan vast. Ik ge loof niet dat dat een goede politiek zou zijn. Al moet ik mis schien in deze weder geheel alleen staan, ik wensch toch de vraag, om dit verzoek toe te staan, aan een stemming te doen. onderwerpen. De heer Aalberse. M. d. V. Ik heb niet zonder eenige ver wondering het betoog van den heer Sijtsma aangehoord, juist omdat de heer Sijtsma een van de leden van nieuwe Com missie is. Hij weet dus wat een ontzaglijk werk de zaak eischt. Wij hebben nu al 27 vergaderingen achter den rug. Wat is nu de oorzaak van den grooten arbeid, dien de quaestie vor dert? Dat zijn de verschillende oneffenheden, die in de onder scheidene loonregelingen hier ter stede voorkomen. Vandaar dat wij in de eerste plaats tot taak hadden om orde in dien chaos te brengen. Wat bereikt men nu met het verzoek van de werklieden Dat wij op al de fouten, die op het oogen blik bestaan, nog eens een accent gaan zetten, want het is feitelijk een procentsgewijze verhooging van de bestaande loon-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 7