DONDERDAG
12 JULI 1917.
145
De Voorzitter. De quaestie heeft zich aldus toegedragen.
Ik meen dat de heer Briët de zaak het eerst in den Raad
heeft gebracht. Hij heeft gevraagd of er vanwege de gemeente
niets gedaan kon worden, daar er zoo'n stagnatie was in de
bouwvakken. Toen hebben Burgemeester en Wethouders een
toezegging gedaan en hebben aan het Steuncomité verzocht
om de zaak aan zich te trekken, daar het over alle gegevens
in deze beschikte. Nu hebben wij kort geleden de rekening
gekregen en in verband daarmede vragen wij nu de goed
keuring van den Raad voor het bedrag dat de zaak gekost
heeft. Ik zie dus absoluut geen onduidelijkheid in het verloop
van deze quaestie.
De heer Sijtsma. M. d. V. U hebt medegedeeld, dat er met
het oog op de moeilijke omstandigheden een commissie in
het leven moest worden geroepen, die zich met de regeling
van de ondersteuning in verband met de vorst belastte. Daar
voor was geld noodig, en Burgemeester en Wethouders wenschten
daarvoor een blanco crediet. Dat heeft de Raad toen zonder
nadere bespreking toegestaan. De zaak is dus volkomen helder.
De Voorzitter. Wij hebben hier precies dezelfde quaestie
als het geval is met de centrale keuken. Dat is ook in den
Raad ter sprake gebracht. Wij hebben voorgesteld, dat de
gemeente en het Steuncomité f in de kosten zouden bij
dragen. Nu moeten wij eerst de rekening al wachten en dan
kunnen wij het bedrag pas vaststellen, dat de gemeente zal
hebben te betalen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
IX. Voorstel:
a. om goed te keuren dat over het jaar 1916 voor
normale uitbreidingen der Gasfabriek ƒ61500.-- en
der Electriciteitsfabriek ƒ34800.is besteed;
b. tot aanvulling van het kapitaal der Gasfabriek met
f 55000.en dat der Electriciteitsfabriek met
ƒ50000.—
c. tot vaststelling van den desbetreffenden suppletoiren
begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 160).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
X. Verzoeken van het Comité van een 11-tal vereenigingen
van ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente Leiden
en van eenige andere vereenigingen, om den bestaanden
duurtetoeslag te vervangen door eene tijdelijke loonsverhooging.
(Zie Ing. St. No 161).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Aalberse. M. d. V. De voorlaatste alinea van het
praeadvies luidt:
»Zoodra de definitieve loonregeling is tot stand gekomen,
kan tevens worden overwogen, of het toekennen van een
toeslag door de omstandigheden nog geboden is en zoo ja,
welke die toeslag dan zal moeten zijn".
Die alinea was voor mij volkomen duidelijk, maar het is
mij gebleken, dat er bij anderen misverstand is ontstaan,
waarschijnlijk omdat men niet voldoende gelet heeft op de
woorden»door de omstandigheden". Men heeft gemeend, dat
het de bedoeling was van Burgemeester en Wethouders, dat
in de door de benoemde Commissie vast te stellen loon
regeling de bestaande toeslag zou zijn gedisconteerd en dat
er in de verdere buitengewone omstandigheden geen duurte
toeslag meer zou worden gegeven. Dat dit de meening van
Burgemeester en Wethouders zou zijn, kan ik uit deze woor
den niet opmaken. Zooals het hier in het praeadvies staat, is
het volkomen juist, dat men na het tot stand komen van de
nieuwe loonregeling zal overwegen, of er nog buitengewone
omstandigheden zijn, waardoor het noodig zal zijn een extra
toeslag te geven. Het staat hier duidelijk en ik kan mij niet
begrijpen, hoe het mogelijk is deze zinsnede zoo totaal ver
keerd op te vatten. Daarom stel ik er als Voorzitter van de
Commissie tot herziening der bestaande loonregelingen prijs
op, mede te deelen, dat de Commissie geheel en al dit inzicht
deelt en dat deze woorden volkomen weergeven de meening
van de Commissie. Wij toch hebben ons niet op het stand
punt gesteld, dat wij eene loonregeling moesten ontwerpen,
die goed zou zijn voor buitengewone, abnormale tijdsomstan
digheden, want dat zou voor de gemeente wel wat heel duur
uitkomen, en dan zouden de loonen wel zeer hoog moeten
worden vastgesteld. Iedereen gevoelt wel, dat het dan zeer
moeilijk zou gaan, om, wanneer de normale toestand weer
zou zijn teruggekeerd, de loonen te gaan verlagen. Daarom
heeft de Commissie zich met het oog op de gemeentefinanciën
gesteld op het standpunt, dat zij moest ontwerpen eene loons-
regeling, voor normale omstandigheden berekend. Vandaar
dan ook, dat er, ook na het tot stand komen der nieuwe
loonregeling, overwogen zal moeten worden, of er buitenge
wone omstandigheden zijn en of er toeslag gegeven moet
worden.
Verder wil ik nog zeggen, dat ik dus niet alleen instem
met deze zinsnede uit het praeadvies, die voor mij volkomen
duidelijk was, maar ook met het geheele praeadvies, behoudens
een punt, waarop ik aanstonds nog zal wijzen.
Wat nu de adressen betreft, moet ik het volgende opmerken.
In het oorspronkelijke adres van 22 Maart 1917 wordt eigenlijk
tweeërlei gevraagd. Iri de eerste plaats, en het maakt op
mij den indruk, dat dit het voornaamste is, wordt daarin
gevraagd in de plaats van een duurte-toeslag eene tijdelijke
loonsverhooging toe te staan conform de regeling, die in het
adres wordt aangeduid. Nu ben ik het volkomen eens met
Burgemeester en Wethouders, dat het op het oogenblik Diet
de tijd daarvoor is, waar men staat aan den vooravond van
het vaststellen eener nieuwe loonregeling.
Maar zelfs al zouden wij niet staan voor die groote nieuwe
loonregeling, dan nog zou ik bezwaar hebben tegen een tijde
lijke loonsverhooging. Naar mijn bescheiden meening begaan
wij een fout, wanneer wij den tegenwoordigen duurtetoeslag
omzetten in een, zij het ook tijdelijke, loonsverhooging.
Het woord duurtetoeslag drukt vanzelf uit een toeslag op
het loon vanwege de buitengewone duurte, waardoor de
werklieden met het normale loon niet meer rond kunnen
komen. Het gaat dus niet aan, om dien toeslag vast te leggen
in een, zij het ook tijdelijk genoemde loonsverhooging, waar
wij op het oogenblik precies hetzelfde bereiken met een duur
tetoeslag. Het practisch voordeel is dit, dat men op een loons
verhooging zeer moeilijk zal kunnen terugkomen, terwijl een
duurtetoeslag vanzelf vervalt als de duurte ophoudt. In dat
opzicht sluit ik mij dus volkomen aan bij het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders.
Er is echter iets anders!
Ik kan mij begrijpen, dat adressanten zeggen: vang ons
niet op een woord. Wij hebben gesproken van een tijdelijke
loonsverhooging, omdat wij gaarne hadden, dat deze in de
abnormale omstandigheden bestendigd bleef, maar wij hebben
feitelijk op het oog eene verandering in het stelsel van den
duurtetoeslag.
Burgemeester en Wethouders zeggen omtrent dit punt in
hun praeadvies: wij zullen in October bij de behandeling van
de definitieve loonsverhooging overwegen, of het toekennen
van een toeslag dan door de omstandigheden nog geboden
is en zoo ja, welke die toeslag dan zal moeten zijn. Met
andere woorden, Burgemeester en Wethouders stellen hier
verandering van den duurtetoeslag afhankelijk van de in
October in te voeren nieuwe salarisregeling. Dat acht ik niet
juist! Wij hebben deze duurtetoeslag-regeling meen ik ge
maakt in Mei van het vorige jaar en 27 Juli hebben wij haar
nog eens bevestigd. Maar de regeling zooals die op het
oogenblik geldt is het laatst gewijzigd in December 1916.
Het is dus mogelijk, dat op het oogenblik de omstandigheden
van dien aard kunnen zijn, dat een herziening van den
duurtetoeslag wenschelijk is. Naar het mij voorkomt heeft
deze quaestie dus niets te maken met de invoering van de
nieuwe loonregeling. Wanneer men zich op het standpunt
van de Commissie ad hoe stelt en ik druk hier nog 'eens
op om een eventueel misverstand te voorkomen dat de
loonen moeten zijn, zooals zij in normale omstandigheden
zouden gelden, dan moet er dus een toeslag gegeven worden,
indien er nog buitengewone omstandigheden zijn.
Maar het gaat hier bij adressanten blijkbaar om het systeem
van den toeslag. Nu acht ik het geldend systeem, dat rekening
houdt met de behoeften in verband met de hoegrootheid van
het gezin werkelijk veel beter dan hetgeen adressanten
wenschen, dat men eenvoudig aan ieder een bepaald bedrag
gaat geven. Ik ben er altijd nog riiet van overtuigd, dat de
kindertoeslag, waarop Burgemeester en Wethouders hun tegen
woordig stelsel hebben gebaseerd, niet veel billijker is. Ik
geloof ook niet, dat men als een bezwaar tegen dit systeem
aan kan voeren, dat twee menschen, die precies hetzelfde
werk doen, niet hetzelfde bedrag in loon ontvangen, omdat
de een 10 kinderen heeft en de ander geen of minder. Het
valt toch niet te ontkennen, dat steeds, maar vooral in een
tijd van buitengewone duurte iemand met veel kinderen
veel meer moeite heeft om rond te komen dan een ander
zonder kinderen. Nu moeten ook de arbeiders zich, naar mijn
bescheiden meening, op zio'n Christelijk standpunt stellen,
dat zij het kunnen aanzien, dat een persoon met veel kin
deren in staat wordt gesteld door een extra-toeslag om zich
even gemakkelijk te bewegen als een persoon, die geen kin
deren heeft. Ik zie er dus werkelijk geen bezwaar in, dat
bij dit stelsel van twee menschen, die gelijk werk doen, de