DONDERDAG 12 JULI 1917. 143 Aan de orde is thans: I. Benoeming van een opzichter van Gemeentewerken. (Zie Ing. St. No. 153). De Voorzitter. Mag ik den heeren Pera, Hartevelt, Boter- mans en J. P. Mulder verzoeken het stembureau uit te willen maken De beraadslaging wordt geopend. De heer Hoogenboom. M. d. V. Naar aanleiding van deze voordracht zou ik gaarne even het woord willen voeren. Volgens de stukken hebben wij hier te doen met de ver vulling van eene betrekking van opzichter bij de gemeente werken, hoofdzakelijk voor de bruggen, waterwerken en wegen. Volgens die bedoeling is de werkkring van den nieuw te benoemen titularis meer gelegen op het gebied der water bouwkunde, dan op het gebied der gewone bouwkunde. Nu wordt er in het praeadvies door Burgemeester en Wet houders verwezen naar het rapport van de Commissie van Fabricage. Zooals ik in de Leeskamer heb gezien is dat rapport bijzonder beknopt en bepaalt het zich alleen tot het noemen van de heeren Neuteboom en Splinter, die Burgemeester en Wethouders hier aanbevelen. Een advies van den Directeur van Gemeentewerken, betreffende de verschillende sollicitan ten, tref ik bij de stukken in de Leeskamer niet aan. In verband daarmede heb ik zelf de moeite genomen om de sollicitatiestukken der verschillende candidaten na te zien. En daarbij is mij opgevallen, dat er onder de sollicitanten zijn, die op het gebied van waterbouwkunde, wat hier toch de hoofdzaak is, zeer zeker beter zijn onderlegd dan de per sonen, die hier worden voorgedragen. Gaarne zou ik daarom van Burgemeester en Wethouders eenige nadere inlichting ontvangen, waarom men aan deze twee heeren de voorkeur heeft gegeven, met voorbijgaan van andere bijzonder geschikte candidaten. Aangezien de Wethouder van Fabricage op het oogenblik niet in ons midden is, zou het Burgemeester en Wethouders wellicht gewenscht kunnen voorkomen de behandeling van dit punt uit te stellen, opdat in de volgende vergadering de Wethouder ons hierover zal kunnen inlichten. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik ben het volmaakt eens met den heer Hoogenboom, dat de stukken, die over deze zaak in de Leeskamer ter visie liggen, niet zeer uitgebreid zijn, maar wij meenden, dat het als van zelf sprekend was, dat wij al klaar waren met'het doen van eene keuze bij de sollicitatie van den heer Neuteboom. De ondervinding bij den reinigingsdienst opgedaan heeft geleerd, dat de heer Neute boom is een man, die weet, wat hij wil, goed onderlegd, een man, die verschillende documenten in zijn zak heeft en al zijn het niet direct diploma's op waterbouwkundig gebied, toch heeft hij op dat gebied reeds veel gepresteerd. Wij heb ben dan ook gemeend, dat het in het belang van de gemeente zou zijn, wanneer de heer Neuteboom tot opzichter werd benoemd. Er zijn verschillende werkzaamheden tijdens zijn werkzaam zijn aan de gemeentereiniging uitgevoerd geworden, die den heer Neuteboom hebben doen kennen als een man met een helder doorzicht, een man met eigen ideeën en die er altijd op uit is, die aan zijne superieuren met alle beschei denheid mede te deelen. Ik geloof, dat het daarom gewenscht zal zijn, dat de heer Neuteboom voor deze betrekking wordt benoemd. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil niet ingaan op wat de heer Mulder gezegd heeft in antwoord op de rede van den heer Hoogenboom. Ik vind, dat zijn antwoord wel wat aan het door den heer Hoogenboom gesprokene voorbij gaat. Wat de heer Mulder heeft medegedeeld, had moeten worden opgenomen in de stukken, die liggen in de Leeskamer. Dan had dit debat misschien voorkomen kunnen worden. Ik heb ook alle stukken nagezien en ik dacht: ik zal wel een advies vinden van den Directeur van Gemeentewerken en van de Commissie van Fabricage, maar ik heb niets anders gevonden dan dit magere stuk. Nu wordt gezegd, dat de heer Neute boom eene uitstekende werkkracht is. Dit is evenwel niet vergelijkenderwijs gezegd. Het is natuurlijk heel goed moge lijk, dat de heer Neuteboom heel goed voldoet. Ik zal dat niet gaarne ontkennen, maar dat had men dan ook in de stukken moeten mededeelen. Ik zou er dan ook voor het vervolg prijs op stellen, dat wij niet meer hier in den Raad moeten komen vragen om eenige nadere inlichtingen, maar dat die inlichtingen te vinden zullen zijn in de stukken, die voor de vergadering in de Lees kamer ter visie liggen. De heer Botermans. M. d. Y. Voor deze betrekking heb ben zich 34 sollicitanten aangemeld. Volgens den Directeur van Gemeentewerken waren daaronder vier personen, die het meest in aanmerking kwamen. Daarvan vielen er nog twee af, omdat ze te jong waren. Wij meenden nu deze twee heeren als 1 en 2 op de voordracht te moeten zetten. Dat de anderen niet in aanmerking kwamen, komt hoofd zakelijk doordat ze te jong waren. De heer Neuteboom is 31 jaar en de heer Splinter is 42. De anderen waren nog te weinig ervaren om deze betrekking naar behooren te kun nen waarnemen. De heer Hoogenboom. M. d. V. Het blijkt, nu U de dis- cussiën laat doorgaan, dat U er geen prijs op stelt om deze quaestie uit te stellen totdat in een volgende vergadering de betreffende Wethouder weder aanwezig is. Ik zal daarom nu nader op de zaak ingaan. De heeren Mulder en Boter mans spreken alleen over de voorgedragen personen, maar over de andere candidaten zwijgen zij. Alleen zegt de heer Botermans, dat twee andere candidaten de Commissie van Fabricage ook nog wel geschikt voorkwamen, maar dat ze nog wat jong werden gevonden. De Raadsleden zijn hierdoor nog niet in staat om zich, uit het ingekomen stuk en deze nadere inlichtingen, een duidelijk oordeel te vormen, wie de meest geschikte persoon in deze is. Ik zal mij daarom veroorloven, daar ik zelf de sollicitatie stukken heb nagezien, hier een en ander omtrent andere, betere sollicitanten mede te deelen. Er zijn dan onder die sollicitanten minstens drie, die veel beter onderlegd zijn dan met den heer Neuteboom of den heer Splinter het geval kan zijn. Die drie zijn onder de sollicitanten genummerd met de nummers 14, 15 en 16. Twee van hen zijn nog vrij jong. De eene is 25 en de andere 26; de derde is 30 jaar. Die laatste ver schilt dus slechts een jaar met den heer Neuteboom. Ook heeft die sollicitant op het gebied der waterbouwkunde zeker een veel grootere praktijk achter den rug dan met den heer Neuteboom of Splinter het geval kan zijn. Die sollicitant van 30 jaar, is in het bezit van een diploma van bouwkundig opzichter. Hij is werkzaam geweest bij den Rijks-Waterstaat bij den bouw van de schutsluis te.Hansweert, waar hij zich speciaal heeft bezig gehouden met het bouwen der schutkolkmuren, vleugelmuren en bruggen. Op het oogen blik is hij teekenaar bij den Provincialen Waterstaat in Friesland. De beide andere sollicitanten, die naar mijn meening voor deze betrekking ook zeer in aanmerking komen, zijn wel is waar vrij jong. Maar toch zijn zij, ook op het gebied van de waterbouwkunde, veel langer praktisch werkzaam geweest en hebben zij veel beter onderricht genoten dan de beide personen, die hier op de voordracht staan. 1 Beiden hebben het diploma van opzichter van den Rijks- Waterstaat behaald. De een in 1914; van den ander weet ik den datum nu niet precies, maar ik geloof dat het ook in dat jaar werd verkregen. Bovendien zijn beiden nog in het bezit van het diploma van waterbouwkundig opzichter in Zeeland en hebben zij verder nog de ambachts- en teeken- school doorloopen. Zij zijn in de praktijk werkzaam geweest als timmerman, omdat dit voor de verschillende examens ge- eischt wordt. De een is verder bij den Rijks-Waterstaat als buitengewoon opzichter in Zeeland en te Velsen werkzaam geweest en heeft zich in het bijzonder bezig gehouden met havenwerken, bekleedingsmuren, bruggen enz. De heer Neute- bopm is niet zoolang praktisch werkzaam geweest en ook niet in het bezit van deze waterbouwkundige diploma's; de heer Splinter evenmin. De derde candidaat, zooals gezegd ook in het bezit van verschillende diploma's, heeft tevens een diploma voor ge wapend betonconstructeur en is werkzaam geweest bij de uit voering van havenwerken, kaaimuren, boordvoorzieningen en bestratingen te Terneuzen en de Ingenieur van den Rijks- Waterstaat aldaar beveelt hem aan als kundig, nauwgezet en ijverig. Mijnheer de Voorzitter. Ik ben overtuigd dat men deze drie sollicitanten meer geschikt voor deze betrekking zou hebben bevonden dan het tweetal dat nu op de voordracht staat vermeld, indien de Commissie van Fabricage de noodige aandacht aan hen had gewijd en hen eerst ter kennismaking had opgeroepen. Mijnheer de Voorzitter. Waar U toch met de behandeling van deze zaak doorgaat, daar wil ik den Raad voorstellen om de voordracht voor een opzichter van Gemeentewerken hoofdzakelijk voor de bruggen, waterwerken en wegen (Ing. St. No. 153 van 1917) aan Burgemeester en Wethouders terug te zenden en Burgemeester en Wethouders uit te noodigen eene nieuwe voordracht aan den Raad te doen. De Voorzitter. Mag ik er U op attent maken, dat Uw voorstel geheel overbodig is. Iedereen mag stemmen op wien hij wil. De heer Hoogenboom. M. d. V. De Raad stelt evenwel prijs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 3