DONDERDAG
21 JUNI 1917.
137
verder gedaan moest worden. Dit amendement had ik niet
verwacht. Het is ook heel moeilijk te zeggen, of dit amen
dement nog verdere gevolgen hebben zal. Ik denk b.v. aan
art. 4. Kan dat artikel onveranderd blijven, wanneer er ver
schil komt in jaarwedde. Brengt de billijkheid dan niet mede,
dat er dan ook eene andere verdeeling van de werkzaamheden
plaats heeft? Daarom zou ik in overweging willen geven aan
de voorstellers van het amendement: dient een motie in,
waarbij de Raad uitspreekt de wenschelijkheid van splitsing
en laat ons daarover stemmen. Wordt die motie dan aange
nomen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders de zaak
kalm overwegen en nagaan in hoeverre dan deze verordening
moet worden veranderd. Dan zou het best kunnen gebeuren,
zooals de Voorzitter zooeven reeds heeft opgemerkt, dat wij
tot de conclusie komen dat het zoo maar niet gaat om aan
de leeraren bij het middelbaar onderwijs ƒ5.meer te geven,
maar dat dan aan de onderwijzers bij het lager onderwijs
wat minder salaris gegeven moet worden. Dit amendement
hier echter zoo rauwelijks in behandeling te nemen, lijkt
mij ongewenscht.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik wil met een enkel woord het
betoog van den heer van der Lip ondersteunen.
Het komt mij voor, dat wanneer men voor deze 'groep van
ambtenaren een splitsing gaat invoeren, het ook geen zin
meer heeft om voor hen, die als gymnastiekonderwijzers bij
het lager onderwijs optreden, nog langer een acte middelbaar
te eischen. Dan zou een andere regeling dienen te worden
ontworpen, waarbij de speciale onderwijzers in gymnastiek
aan de lagere scholen minder salaris ontvingen, maar waarbij
de acte middelbaar onderwijs voor hen dan ook niet meer
vereischt werd. Nu is de toestand zóó, als ik het wel heb,
dat ook een leeraar in de gymnastiek aan de lagere scholen
wegens zijn bevoegdheid middelbaar onderwijs een salaris
krijgt, dat gelijkstaat met, of zelfs hooger is dan dat van het
hoofd der school. Maar wanneer men een speciale regeling
vraagt voor het onderwijs aan de Hoogere Burgerschool en
het Gymnasium, dan zie ik niet de minste reden, om van de
minder bevoorrechten nog langer een middelbare acte te
eischen. Dan zouden we dus een nieuwe, geheel andere rege
ling noodig hebben. Daarmee zou, geloof ik, de gemeente
goedkooper uit zijn, maar zouden de meeste leeraren er vrij
wat slechter aan toe geraken.
De heer Briët. M. d. V. De heer van der Lip beweert dat
ik dit amendement rauwelings in het debat heb geworpen.
Maar men kan toch niet altijd drie dagen van te voren een
amendement indienen en dan eerst praeadvies afwachten enz.
De heer van der Lip. Dat heb ik niet gezegd!
De heer Briët. De heer van der Lip zegt dat hij de ge
volgen niet kan overzien en hij duidt enkele bezwaren aan.
Maar als hij bezwaren heeft laat hij ze dan noemen. Hij zegt
alleen: dit en dat zou wel tot bezwaren aanleiding kunnen
geven. Maar op zoo'n manier maakt hij stemming tegen het
amendement door bezwaren die later misschien niet eens
zouden blijken tè bestaan. Hij zegt: het zou kunnen zijn dat
art. 4 dan tot bezwaren aanleiding zou kunnen geven. Maar
dat is geen wijze van argumenteeren. Dan moet hij zeggen:
die en die bezwaren heb ik tegen het amendement.
Wat betreft het gesprokene door den heer Zwiers geloof
ik dat wij door de aanneming van mijn amendement juist
een goeden toestand krijgen. Dan hebben wij allemaal leer
krachten bij het lager onderwijs die de acte middelbaar be
zitten. Is het wat duurder dan is het toch zeker niet in het
nadeel van het lager onderwijs.
De heer Sijtsma. Dan kunnen wij ook wel een acte mid
delbaar voor het Fransch op de lagere scholen gaan invoeren
De heer Briët. Dit is in elk geval een praktische weg om
aan den wensch van de Commissie van Toezicht op het
middelbaar onderwijs tegemoet te komen.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik zou nog gaarne een
enkel woord over deze quaestie zeggen. Bij deze regeling van
de salarissen voor gymnastiekleeraren en -leeraressen gaan
Burgemeester en Wethouders uit van de overweging, dat in
onze gemeente voor alle soorten van onderwijs gymnasiaal,
middelbaar en lager de akte van middelbaar onderwijs
wordt gevorderd. Ik geef toe dat, wanneer die akte voor alle
categorieën wordt gevorderd, deze in zekeren zin aanspraak
kunnen maken op gelijke betaling. Maar wat is het gevolg
van de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde rege
ling? De leeraar met de akte middelbaar, die les geeft aan
een inrichting van lager onderwijs, wordt dan behoorlijk ge
salarieerd. De leeraar, die les geeft aan de Hoogere Burger
school, aan het Gymnasium of aan de Kweekschool voor
onderwijzers, wordt echter, in vergelijking met hetgeen elders
aan een gymnastiekleeraar aan middelbare- of hoogere onder
wijsinrichtingen wordt betaald wat tusschen de ƒ60.—en
90.— loopt te laag gehonoreerd met 53.— tot 70.
per wekelijksch lesuur.
Nu is het werkelijk te verwachten dat, wanneer men hier
eene vacature krijgt, men niet zal slagen in het krijgen van
eene goede leerkracht, omdat het salaris hier lager is dan in
andere plaatsen, aangezien Burgemeester en Wethouders alles
over een kam hebben geschoren.
Ik ben het niet eens met den heer van der Pot, die het
eene doctrinaire beschouwing vindt, dat het geven van onder
wijs in de gymnastiek aan de middelbare scholen moeilijker
zou zijn dan op de lagere scholen. Het onderwijs op de mid
delbare scholen is van geheel anderen aard. Op de lagere
scholen bestaat het onderwijs grootendeels uit vrije- en orde
oefeningen. Al mogen de eischen dan niet letterlijk gesteld
zijn, dat het gymnastiekonderwijs aan de Hoogere Burger
school voldoet voor het examen Willemsoord en voor het
reservekader, wordt toch verlangd, dat de jongens aan de
Hoogere Burgerschool een beter onderlegd gymnastiekonder
wijs hebben genoten dan op de lagere school wordt gegeven.
Ik acht daarom de regeling van Burgemeester en Wethouders,
die het onderwijs aan de lagere scholen gelijk wil bezoldigen
als het onderwijs op de middelbare scholen, geheel verkeerd.
Waar er leden van de Commissie van Toezicht in ons mid
den zijn, waarom komen zij niet met een voorstel om dit
voorstel aan Burgemeester en Wethouders terug te zenden?
Waar dit door hen niet is gedaan, daar kunnen wij niets
anders doen, dan komen met een bescheiden amendement
om het salaris van de leeraren en leeraressen aan de mid
delbare scholen, het Gymnasium en de Kweekschool voor
onderwijzers met ƒ5.per wekelijksch lesuur te verhoogen,
waardoor het aanvaugstraktement wordt 58.en het maxi
mum traktement voor de leeraren 75.— en voor de leera
ressen 71.60 per wekelijksch lesuur.
(De heer Huurman verlaat de vergadering).
De heer Fokker. M. d. V. Met belangstelling heb ik het
debat gevolgd. Ik ben tot de conclusie gekomen, dat men
huiverig moet zijn mede te gaan met het amendement van
de heeren Briët en Hoogenboom, niet omdat ik het amende
ment als zoodanig afkeur, maar omdat ik de portee er van
niet kan overzien. Ik ga dan ook geheel mede, met wat de
heer van der Lip heeft gezegd, dat het beter zou zijn eene
motie voor te stellen, waarin wordt te kennen gegeven, dat
er eene splitsing wordt gewenscht. Burgemeester en Wet
houders kunnen dan zien wanneer de motie wordt aan
genomen in hoeverre hiermede rekening kan worden ge
houden, om overeenkomstig het verlangen van den Raad
eene splitsing te maken tusschen de leeraren op de lagere
en de middelbare scholen. Dan alleen zal men een goed
geheel kunnen krijgen. Ik kom gaarne aan bezwaren tegemoet
in het bijzonder, wanneer zij komen van de zijde van den
heer van der Lip.
Daarom zou ik de volgende motie willen voorstellen:
De Raad
van oordeel, dat splitsing van de salarissen der gymnastiek
leeraren bij het lager onderwijs eenerzijds en die bij het middel
baar, gymnasiaal onderwijs inclusief gemeentelijke kweekschool
anderzijds wenschelijk is,
besluit de behandeling der voordracht No. 131 aan te
houden noodigt Burgemeester en Wethouders uit dit hun
voorstel in overeenstemming hiermede te herzien
en gaat over tot de orde van den dag.
Deze motie beoogt de wenschelijkheid uit te spreken van
eene splitsing, waarom aanhouding van dit punt van de
agenda gewenscht is.
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen de volgende motie
onderteekend door den heer Fokker.
De Raad
van oordeel dat splitsing van de salarissen der gymnastiek
leeraren bij het lager onderwijs eenerzijds en die bij het middel
baar, gymnasiaal onderwijs inclusief gemeentelijke kweekschool
anderzijds wenschelijk is,
besluit de behandeling der voordracht No. 131 aan te
houden noodigt Burgemeester en Wethouders uit dit hun
voorstel in overeenstemming hiermede te herzien
en gaat over tot de orde van den dag.
Wordt de motie van den heer Fokker ondersteund?
De motie van den heer Fokker wordt voldoende onder
steund en maakt derhalve een Onderwerp van beraadsla
ging uit.
Do heer van der Lip. M. d. V. De heer Briët heeft mij
verkeerd begrepen. Ik heb niet gezegd, althans niet bedoeld
te zeggen dat ik het afkeurde dat hij plotseling in den Raad
een amendement voorstelt, dat niet te voren ter kennis van