DONDERDAG
21 JUNI 1917.
133
terwijl er voor de bewoners geen andere woning te vinden
is. De tegenwoordige toestand mag onmogelijk voort blijven
bestaan.
De heer Fischer. M. d. V. De beer van der Eist heeft bij
dit volgnummer twee zaken ter sprake gebracht, die afzon
derlijk beantwoord dienen te worden.
Ik wil mij in de eerste plaats bepalen tot hetgeen de heer
van der Eist heeft gezegd: of het gewenscht is, dat wij nu
woningen onbewoonbaar verklaren, terwijl wij tegelijkertijd
uitstel verleenen voor het ontruimen van een onbewoonbaar
verklaarde woning. Het voordeel dat men krijgt door het on
bewoonbaar verklaren van een woning is dit, dat wanneer
zoo'n huis leeg komt, het dan niet meer mag worden ver
huurd. Wij hebben het dan dus in onze handen om, wanneer
een onbewoonbaar verklaarde woning nog bruikbaar is en de
bewoners door de omstandigheden geen onderdak kunnen
vinden, hen in de gelegenheid te stellen daarin te blijven.
Dan verschuiven wij eenvoudig het tijdstip van de ontrui
ming. Wij treffen nu op de agenda dit dubbele geval aan.
In het eerste geval hebben wij een onbewoonbaar verklaarde
woning die nog in redelijken toestand verkeert, maar ten
slotte toch zal moeten worden ontruimd. Er wordt nu voor
gesteld de ontruimingstermijn te verlengen, maar er kunnen
geen nieuwe bewoners in komen. Dat is het eene geval, be
lichaamd in ons voorstel onder punt 22. Het andere geval
treft men aan onder het volgende punt van de agenda, waar
wij voorstellen om slechte woningen onbewoonbaar te ver
klaren, nadat zij door de bewoners verlaten zijn. De heeren
van der Eist en Briët hebben aan deze quaestie een voorstel
vastgeknoopt tot het bouwen van noodwoningen, orh in den
grooten nood te voorzien. In verband met de vraag van een
dezer heeren boe het staat met de plannen van de woning-
bouwvereenigingen kan ik mededeelen, dat op 16 Juli aan
besteed zal worden het bouwen van het complex arbeiders
woningen van de Woningbouwvereeniging «Eensgezindheid".
Kort daarna zal de Raad bijeengeroepen worden om te be
slissen of het gewenscht is met minder of meer risico voor
de gemeente dien bouw te doen doorgaan.
In de tweede plaats kan ik omtrent de aanhangige woning
bouwplannen mededeelen, en dit naar aanleiding van hetgeen
de heer van der Eist heeft opgemerkt over het terrein aan
den Maresingel, dat de plannen daaromtrent nagenoeg gereed
zijn en dat het niet lang meer duren zal of de Woningbouw
vereeniging »Ons Belang" zal een voorstel indienen om aldaar
met den bouw te beginnen. Dan krijgen wij een paar honderd
woningen, waarmede dan aan den eersten nood is tegemoet
gekomen.
Ik zal het hierbij laten. Wel kan ik mededeelen dat Bur
gemeester en Wethouders tegen het bouwen van noodwonin
gen overwegende bezwaren hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XXIII. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de percee-
len Minnebroershof Nis 110, Klootshof Nis 1—4/5, en Vlie-
gentharthof Nis 5/7, 9/11 en 13/15.
(Zie Ing. St. No. 149.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Huurman. M. d. V. Ik wil de wenschelijkheid van
onbewoonbaarverklaring van deze huisjes niet ontkennen, maar
ik vrees dat de bewoners niet zoo spoedig een ander huis
zullen vinden. Mijns inziens zullen wij dan weder van de
eigenaren het bezoek krijgen om den termijn van ontruiming
nog wat uit te stellen. Het komt mij voor dat men beter ge
daan had met de onbewoonbaarverklaring te wachten tot dat
men zeker is dat de bewoners een ander huis kunnen krijgen.
De heer Pera. M. d. V. Had ik zooeven het woord ge
vraagd, na het gesprokene door den heer Huurman heb ik
niets meer te zeggen.
De heer Fischer. M. d. V. Ik geloof dat ik herhalen kan
hetgeen ik zooeven bij het vorig voorstel in het midden heb
gebracht. Wij zijn n.l. door de onbewoonbaarverklaring van
die perceelen in de gelegenheid om zoodra ze leegkomen, ze
te sluiten. Dat is op het oogenblik de bedoeling van dit
voorstel.
De heer Huurman. M. d. V. Ik geloof dat de heer Fischer
zich zelf tegenspreekt. Zooeven zegt de geachte Wethouder:
er zijn woningen onder, die op het moment nog bruikbaar
zijn. In die woningen kunnen dus weder menschen hun intrek
nemen, die weder uit andere huizen komen.
De Voorzitter. Dat heeft de heer Fischer niet gezegd
De heer Huurman. De heer Fischer heeft gesproken over
woningen die nog bruikbaar zijn nadat zij zijn afgekeurd.
De heer Fischer, ik heb gezegd, dat er onder de onbe-
woonbaarverklaarde woningen talrijke zjjn die op het oogen
blik nog wel bruikbaar zijn. Ze zijn echter onbewoonbaar
verklaard met het oog op hetgeen onze verordening daar
omtrent eischt en uit het oogpunt van een behoorlijke
gezonde bewoning noodzakelijk is.
Ik herhaal echter nog eens uitdrukkelijk dat in die huizen
geen nieuwe bewoners worden toegelaten. Ze worden dicht
gespijkerd zoodra de bewoners er uit zijn.
De Voorzitter. Het voordeel van de onbewoonbaarverklaring
is, dat de huiseigenaren nu niet voor niets aan die huizen
laten repareeren. Het is mijns inziens heel goed, dat men
weet, dat volgens ons begrip van bewoonbaar zijn van een
huis, die huizen niet langer geschikt worden geoordeeld.
Huurder en verhuurder weten nu, dat die huizen ten doode
zijn gedoemd. Men kan evenwel wanneer het noodig blijkt
uitstel van ontruiming geven. Ik geloof echter, dat er veel
voor is deze huizen onbewoonbaar te verklaren.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XXIV. Verzoek van de Vereeniging voor den Handeldrijven-
den en Industrieelen Middenstand voor Leiden en Omstreken
in zake de verlichting van etalagekasten op Zaterdagavond.
(Zie Ing. St. No. 137.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XXV. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 3 December 1896 (Gemeenteblad No. 15), houdende voorwaar
den van opneming en verpleging van lijders in het Krank
zinnigengesticht «Endegeest" en de afdeeling voor jeugdige
idioten «Voorgeest" te Üegstgeest, nabij Leiden.
(Zie Ing. St. No. 136.)
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XXVI. Verordening .tot wijziging der verordening van den
18en Januari 1917, op Vergunnings- en Verlofslocaliteiten en
Logementen (Gemeenteblad No. 5).
(Zie Ing. St. No. 130.)
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
De artikelen I en II en vervolgens de geheele verordening
worden zonder beraadslaging ol - hoofdelijke stemming aan
genomen.
XXVII. Verordening, regelende het onderwijs in de gymna
stiek aan het gymnasium, de middelbare scholen, de kweek
school voor onderwijzers en onderwijzeressen en de openbare
lagere scholen te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 131.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Reimeringer. M. d. V. Aan den geachten Wet
houder van Onderwijs zou ik gaarne willen vragen, waarom
hij zich zoo krampachtig vast klemt aan het advies van de
Plaatselijke Schoolcommissie. Er is slechts een zeer verwijderd
verband tusschen deze zaak en de lagere school. Het geldt
hier in hoofdzaak het middelbaar onderwijs. Waar in alle
steden eene splitsing is gemaakt, daar geloof ik niet, dat dit
in Leiden aanleiding zou geven tot allerlei moeilijkheden en
ongemotiveerde bevoorrechting en verklaarbare ontevreden
heid, waar dit toch nergens het geval is geweest. Waar in
alle andere plaatsen eene splitsing bestaat, waarom kan die
dan niet in Leiden gemaakt worden?
De heer Sijtsma. M. d. V. Met een enkel woord wil ik
mij aansluiten bij hetgeen de heer Reimeringer heeft gezegd.
In het algemeen kan ik mij wel met deze regeling vereenigen.
Waar wij verschillende leeraren en leeraressen in traktement
hebben verhoogd, daar moesten tenslotte ook de gymnastiek-
leeraren en leeraressen eene salarisverhooging ontvangen.
Doch ook mij komt het voor, dat bet beter zou zijn eene
splitsing te maken. Ik acht de bezwaren van Burgemeester
en Wethouders hiertegen niet klemmend. Hun grootste be-