132 DONDERDAG 21 JUNI 1917. Kon. Besluit van 16 September 1895 (Staatsblad No. 161) in dien zin te wijzigen, dat het aantal paviljoenen op Endegeest met één wordt uitgebreid en het maximum aanlal patiënten met 48 wordt vermeerderd. (Zie Ing. St. No. 147.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVIII. Voorstel tot bestendiging van de overeenkomsten met de gemeenten Noordwijk, Valkenburg, Voorschotenen Warmond in zake de uitbreiding van den Leidschen Keuringsdienst van eet- en drinkwaren over die gemeenten. (Zie Ing. >5t. No. 148.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIX. Voorstel tot verhooging van eenige posten der be grooting, dienst 1916, waarvan de raming te laag is gebleken. (Zie Ing. St. No. 132). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Romburgh. M. d. V. Het heeft mijn aandacht getrokken dat bij volgnommer 170 onder d voor het behangen der kamer van den rector 116.— is uitgegeven, wat mij een zeer hoog bedrag voorkomt. Het komt mij tevens voor, dat men deze uitgave niet tusschentijds had moeten doen, maar dat daarmede gewacht had kunnen worden tot de behande ling der begrooting. De heer Fischer. M. d. V. Wat betreft de opmerking van den heer van Romburgh omtrent het tusschentijds doen van deze uitgave zou ik het volgende willen zeggen. Het behangen van de kamer van den rector is geschied tegelijkertijd met een verbouwing van het Gymnasium. Dat kon natuurlijk veel gemakkelijker geschieden, terwijl er toch gewerkt werd in het gebouw, dan dat men tot een volgend jaar wachtte. Wat de kosten van het behangen betreft kan ik nog het volgende in het midden brengen. Een kamer van den rector tevens vergaderkamer van Curatoren dient er behoorlijk uit te zien en nu zal men wel weten dat een behoorlijk behangsel papier in den tegenwoordigen tijd zeer duur is. Bovendien moet men hierbij in aanmerking nemen dat het behangsel in overeenstemming moet zijn met de geheele inrichting van de kamer, met de betimmering, het meubilair, enz. Vandaar dat het bedrag iets hooger is dan men in normale gevallen daar voor pleegt te besteden. De heer van Romburgh. M. d. V. Ik dank den geachten Wethouder voor de inlichtingen. Maar toch blijf ik er bij dat dit bedrag abnormaal hoog is geweest. Mijns inziens kan men voor ƒ2.de rol een behoorlijk behangelpapier krijgen en ik begrijp nog niet dat daarvoor een bedrag van ƒ116. noodig was. De heer Fokker. M. d. V. Ik sluit mij aan bij het gesprokene door den vorigen geachten spreker. De heeren lachen, maar ik ben zoo bang dat wanneer straks iets aan het meubilair moet worden veranderd dit dan weder in overeenstemming moet zijn met het dure behang. Zoo blijven wij aan den gang Wij hooren steeds van de zijde van Burgemeester en Wet houders en immer uit Uw mond, Mijnheer de Voorzitter, dat wij in deze tijden zuinig moeten zijn, maar het komt mij voor dat een dergelijke aansporing tot zuinigheid op het oogenblik van Uw kant in het College van Burgemeester en Wethouders en speciaal tot den Wethouder van Fabricage, wien deze quaestie in het bijzonder regardeert, wel op zijn plaats zou zijn, zoodat een dergelijke opmerking als van den heer van Romburgh niet meer behoefde te worden gemaakt. De heer Fischer. M. d. V. Ik wil even in het midden brengen dat ik die beschuldiging niet accepteer en zelfs aan den heer Fokker de bevoegdheid ontzeg om een dergelijke beschuldiging hier in den Raad te uiten. De heer Fokker. M. d. V. Ik ben mij niet bewust een beschuldiging te hebben geuit. Ik heb gehoord dat het behang hier wat mooi moest zijn, omdat de kamer overigens zoo mooi was aangekleed, en dat het daarom zoo duur is geweest. Nu heb ik alleen gezegd dat men in dezen tijd wat zuiniger had moeten zijn. Een beschuldiging heb ik dus niet geuit. Ik blijf daarom aandringen op zuinigheid met deze dingen. Of de Wethouder van Fabricage dit nu een beschuldiging wenscht te noemen, is mij om het even, als hij zich maar gedraagt naar den wenk uit den Raad hem gegeven. De heer Botermans M. d. V. Het hooge bedrag voor het behangen van deze kamer is mij ook opgevallen. Toch is dit in dezen duren tijd mogelijk. Vroeger betaalde ik voor een stuk behanglinnen 8.75, thans kost dit ƒ40.75. Is er dus voor deze kamer veel behanglinnen gebruikt, dan komt men gauw aan zoo'n bedrag. Misschien zijn er onder het bedrag van ƒ116.wel eenige andere kleine werkjes verricht, wat ver band had met het behangen van deze kamer. De heer van Hamel. M. d. V. Schuin tegenover de woning van den heer van Romburgh is dezer dagen een klein binnen brandje geweest. Dat huis was verzekerd bij éene maatschappij, waarvan ik de vertegenwoordiger ben. Ik heb de schade, door dat brandje aangericht, laten opnemen en ik heb éene opgave ontvangen van schade aan behangsel in een kamer, die kleiner is dan die van den Rector, van ƒ121.dus nog ƒ5.hooger dari het behangen in de kamer van den Rector heeft gekost. De opmerking van den heer van Romburgh is dan ook ten eenenmale onjuist. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. XX. Voorstel tot het verleenen van een gratificatie aan den onderwijzer-plaatsvervangend hoofd der school 2e klasse No. 1 F. A. Schilthuyzen, wegens bewezen buitengewone diensten. (Zie Ing. St. No. 143). j Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXI. Voorstel tot het verleenen van een gratificatie aan den Hoofdinspecteur van Politie R. Prorik. (Zie Ing. St. No. 143). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXII. Verzoek van J. Kukler en G. Holswilder om verlen ging van den termijn van ontruiming van het onbewoonbaar- verklaarde perceel Michielstraat No. 4. (Zie Ing. St. No. 135). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Elst. M. d. V. Eene enkele opmerking over dit punt in verband met het volgende nummer van de agenda. In dit voorstel wordt indirect erkend, dat de woning nood zoo groot is, dat eene woning, die al lang ontruimd had moeten zijn, toch weer voor 6 maanden bewoond zal blijven, terwijl in het volgende nummer wordt voorgesteld verschillende woningen onbewoonbaar te verklaren. Wanneer het laatste voorstel zal worden aangenomen, dan zal dit praktisch tengevolge hebben, dat weer verlenging van de bewoning zal moeten worden toegestaan. Wanneer voorstel 22 wordt aangenomen, dan kan feitelijk voorstel 23 niet worden behandeld, althans het zal er toch op neer komen, dat die huizen bewoond blijven. In verband hiermede zou ik aan den geachten Wethouder van Fabricage willen vragen, of er in den bestaanden noodtoestand niet tijdelijk kan worden voorzien door het bouwen van woningen van lichte constructie. Over het bouwen van noodwoningen wil ik niet spreken. Te Amsterdam hebben wij gezien, dat dat systeem in de praktijk geen aanbeveling verdient. Uit het feit, dat men de menschen 2 en 3 maal moet toestaan te blijven wonen in onbewoonbaar verklaarde woningen, blijkt wel, dat het dringend noodig is verbetering in den toestand te brengen, en daarom vraag ik, of er geen plannen kunnen worden ontworpen voor gebouwen van lichte constructie, welke plannen spoedig zullen moeten worden uitgevoerd. Wij hooren nog maar niets van de plan nen, die zijn ingediend. Wij hebben grond aangekocht om te bebouwen, maar het zal misschien nog wel jaren duren, voordat daar gebouwd zal worden. Mij dunkt, dat deze zaak ernstig door Burgemeester eri Wethouders moet worden overwogen. De heer Briët. M. d. V. Ik sluit mij aan bij de woorden van den heer van der Eist. Ik heb op dat gebied wel eenige ervaring opgedaan. De Wethouder zal het met mij eens zijn, dat er hier woningnood heerscht. Iedere week komen er menschen bij mij om te vragen of ik er niets aan kan doen, terwijl ik geen woningen bezit. En als men zelfs bij mij komt, moet de toestand toch wel heel erg zijn. Ik zou toch heel gaarne van den geachten Wethouder vernemen, welke maat regelen Burgemeester en Wethouders denken te nemen om in den bestaanden noodtoestand te voorzien. Zooals wij weten zijn verschillende gezinnen genoodzaakt bij elkaar in te wonen. Nu zal er weer een huis onbewoonbaar worden verklaard,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 4