83
het hooge gedeelte van den weg, het jn de derde plaats
aangeprezen middel, kunnen wij U niet aanbevelen. Niet
alleen zou hierdoor slechts een klein gedeelte van den weg
eene verbetering ondergaan, doch bovendien komt het ons
voor, dat een dergelijk pad op een stadssingel niet thuis
behoort.
Op grond van een en ander geven wij U mitsdien overeen
komstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage in
overweging op het verzoek afwijzend te beschikken. Intus-
schen zal dezerzijds worden overwogen, ovm, ter tegemoetkoming
aan de wenschen van adressanten, den Zoeterwoudschen
Singel, evenals ten opzichte van den Witten Singel is geschied,
eene eenvoudige teerbehandeling te doen ondergaan, waarvan
de kosten op f 358 worden geraamd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden. 10 November 1916.
Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onder-
geteekenden, allen wonende te Leiden aan den Zoeterwoudschen
Singel N° 1 tot aan de van Disselbrug,
dat genoemde Singel in de wintermaanden in een staat
van onbegaanbaarheid verkeert daar hij door de «tonronde"
ligging bij regenweer in een modderpoel verandert, waarbij
komt, dat bij vorst hij juist door die ronde ligging voor
voetgangers gevaar oplevert,
redenen waarom adressanten Uw college eerbiedig ver
zoeken
dien Singel te willen doen bestraten gelijk de Rijnsburger
en de Morschsingel bestraat is,
dan wel
te doen aanleggen op die gedeelten van den Singel een
trottoir waar dit tot nog toe ontbreekt,
dan wel
te doen aanleggen een klinkerpad in het midden op het
hooge gedeelte van den weg.
't Welk doende,
W. J. P. SURINGAR.
(Volgen de namen van nog 34 adressanten).
N#. 121. Leiden, 23 Mei 1917.
In nevensgaand adres verzoeken de eigenaren van eenige
perceelen bewesten het sportterrein aan den Zoeterwoudschen
Singel, om de op het uitbreidingsplan over hunne perceelen
geprojecteerde 15 M. breede straat, leidende naar het midden
van dit sportterrein, of geheel te doen vervallen 5f daaraan
een andere richting te geven.
Bij de vaststelling van het uitbreidingsplan in 1907 was
aan het open terrein aan den Zoeterwoudschen Singel, ge
legen tegenover de van Disselbrug, nog geene definitieve be
stemming gegeven. Eenerzijds was de grond in bouwblokken
verdeeld en waren over en langs het terrein verschillende
breede straten ontworpen, anderzijds bevatte het terrein de
aanduiding „komt in aanmerking voor sportterrein, volkspark
en dgl." De omstandigheden hebben tot verwezenlijking van
deze aanduiding geleid, tengevolge waarvan de bestemming
tot bouwterrein is vervallen en met de over het terrein ge
projecteerde straten in den vervolge geen rekening meer be
hoeft te worden gehouden.
Aan de op het ter visie liggend kaartje (bijlage I) licht
rood getinte straten bestaat dus in de toekomst geen behoefte
zij kunnen van het uitbreidingsplan verdwijnen. Doch ook de
straat, die over het terrein van adressanten van den singel
in zuid-oostelijke richting rechtstreeks naar het midden van
het sportterrein loopt, heeft weinig reden van bestaan meer,
aangezien dit terrein slechts van ééne zijde, n.l. van het
noorden, toegankelijk behoeft te zijn.
Toch kan die straat niet geheel gemist worden, omdat zij
tevens de verbinding vormt met den weg, die in zuid
oostelijke richting naar de Stadsmolensloot was geprojecteerd.
Als zoodanig is zij echter van secundaire beteekenis. Beide
wegen kunnen nu worden gecombineerd tot één (op de kaart
in blauw aangeduiden) 10 M. breeden weg, welke breedte,
ook naar het oordeel der Commissie van Fabricage voldoende
is, omdat bebouwing slechts aan ééne zijde zal plaats hebben
en het bovendien de bedoeling is, om de breedte der bebouwing
aan die zijde te verruimen door den verplichten aanleg van
voortuintjes.
Tegen eene dergelijke wijziging van het uitbreidingsplan
bestaat bij adressanten met het oog op de uitvoering hunner
bouwplannen geen bezwaar, terwijl na de ter visie legging
ingevolge art. 28 der Woningwet evenmin bezwaren zijn
ingediend.
Ook de Gezondheidscommissie gaat met de aangegeven
wijziging accoord, althans indien of de nieuwe straat op een
breedte van 12 M. wordt gebracht, öf de verplichting tot het
aanleggen van voortuintjes wordt opgelegd. Zooals wij reeds
zeiden is dit laatste onze bedoeling.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging tot
de vaststelling van het op de situatieteekening (bijlage I)
aangegeven ontwerp tot herziening van het uitbreidingsplan
der gemeente, gelijk dit op de Secretarie ter inzage heeft
gelegen, over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge-
teekenden: Gijsbert Frans Hemerik, Carel Ferdinand Hemerik,
Jannetje Spijker geb. Schreuder en Barend Egbert Spijker Azn„
allen wonende te Leiden,
dat zij, om bij nader te doen verzoek tot verbouwing van
perceel kad. Gem. Leiden Sectie M. No. 3646; tot aanbouwing
aan- en vergrooting van perceel Sectie M. No. 3599; en bij
eventueel nader te doen verzoek tot verbouw of herbouw
van perceel Sectie M. No. 3645, toestemming of vergunning
te kunnen verkrijgen, Uwen Raad beleefd verzoeken, om te
doen vervallen de geprojecteerde straat, op hunne perceelen
kad. bekend als Gemeente Leiden Sectie JVL Nos. 3598, 3644,
3645, 3646 en 3647 zooals die op het Gemeente-Stratenplan
voorkomt en op bijgaande teekening in het «Overzicht der
kad. nummers" en nader in project A is aangeduid; of wel,
indien daartoe bij Uwen Raad bezwaar mocht bestaan, het
Gem.-Stratenplan, wat betreft de geprojecteerde straat tusschen
Zoeterwoudsche Singel en Sportterrein te willen wijzigen en
vaststellen overeenkomstig hetgeen in Project B, op meer
genoemde teekening is aangegeven.
Redenen waarom adressanten Uwen Raad beleefd verzoeken,
om indien er termen voor kunnen bestaan, *op hun verzoek
een gunstige beschikking te willen verleenen.
't welk zijn doende:
G. F. Hemerik.
C. F. Hemerik.
J. Spijker—Schreuder.
B. E. Spijker Azn.
Leiden, Januari 1917.
N°. 122. Leiden, 23 Mei 1917.
Na de uitvoerige beschouwingen, in ons praeadvies van
14 April j.l. (Ingek. Stukken N°. 83) aan de in Uwe Ver
gadering van 10 dezer ingetrokken motie van de heeren
Sijtsma. Vergouwen en van Gruti'ng in zake de afschaffing
van het z.g. ambulantisme op de openbare lagere scholen
met niet meer dan 12 halfjaarsklassen gewijd, kan het U
toegezegde praeadvies over de door de heeren Sijtsma en van
Gruting na die intrekking ingediende motie, om het ambu
lantisme op 'de beide openbare lagere scholen der eerste
klasse en op die der tweede klasse aan de Heerenstraat af te
schaffen, kort zijn.
Blijkens den inhoud der motie achten de heeren Sytsma en
van Gruting die afschaffing gewenscht zoowel in het belang
van het onderwijs als in het financieel belang der gemeente,
derhalve op dezelfde gronden, waarop de voorstellers der in
getrokken motie een einde wilden maken aan het ambulan
tisme op de openbare lagere scholen met niet meer dan 12
halfjaarsklassen, d. z. de scholen 3e en 4e klasse hier ter stede.
In ons praeadvies van 14 April hebben wij de redenen
medegedeeld, waarom wij afschaffing van het ambulantisme
in het algemeen zeer in het nadeel van het onderwijs achten.
Wij hebben daarbij gewezen op de taak van het hoofd der
school en betoogd, hoe wenschelijk het is, dat het hoofd
eener school de gelegenheid heeft, zich van den gang van
het onderwijs in de geheele school op de hoogte te houden
en leiding te geven aan dat onderwijs, waar dit noodig is,
zoodat de school worde en blijve een geheel, waarin naar
vaste beginselen en op de meest doeltreffende wijze wordt
gewerkt.
Is nu de toestand aan de beide scholen der le klasse en
aan de school 2e klasse aan de Heerenstraat zoo geheel anders,
dat daar gewenscht mag heeten, wat aan de scholen 3e en
4e klasse ondoenlijk wordt geacht? Met de Plaatselijke School
commissie, wier nader rapport over de nieuwe motie hier-