DONDERDAG 26 APRIL 1917. 79 Ik zou den Raad dan ook ten zeerste afraden terug te komen op het genomen besluit. Het zou aan de gemeente veel te veel kosten. Bovendien ben ik er van overtuigd, dat al die aanvragen niet strikt noodig zijn. Van de ƒ30.000.die er voor het verschaffen van goedkoope melk worden uitgegeven zijn er wellicht wel ƒ25 000.die niet behoefden te worden uitge geven voor dat doel. Daarom blijf ik bij het voorstel van Bur gemeester en Wethouders om aan adressanten te berichten, dat op het genomen besluit niet kan worden teruggekomen. Ik wil niet* zeggen, dat de medici iets bedriegelijks zouden hebben gedaan. De oorzaak zijn de menschen, die zich met een dergelijk verzoek tot de medici wenden zonder dat het voor hen noodzakelijk is. Maar de heer Fabius heeft zelf gezegd, dat de een zwakker is dan de ander en men zich wel eens door het dreigement: indien u geen bewijs geeft dan ga ik naar een ander, om den broode tot het geven van een bewijs heeft laten overhalen. Daarom ben ik van meening, dat men de medici niet in verzoeking moet brengen. Ik geloof, dat wij hier een regeling hebben, die uitmunt boven die in andere gemeenten. In Amsterdam b.v. bestaat eene dergelijke regeling niet. Daar betaalt ieder 13 cent voor de melk. Men heeft daar wel eene armeninstelling, maar goed koope melk, zooals dat in Leiden het geval is, wordt in Amsterdam niet verstrekt. De heer Fabius. Maar er wordt toch vanwege de gemeente goedkoope melk verschaft. De Voorzitter. Dat wil zeggen door het armbestuur. De heer Fabius. Maar dan toch aan zieke kinderen. De Voorzitter. Willen de medici over het al of niet nood zakelijke van het verstrekken van goedkoope melk niet oor- deelen, dan moeten zij dat weten. Ik vind geen vrijheid om voor te stellen deze regeling te veranderen gelijk door adres santen wordt voorgesteld. De heer Fokker. M. d. V. De vorige maal is deze zaak spoedeischend behandeld. Ik geloof niet, dat wij toen de portee van het voorstel goed hebben begrepen. Ei' zit meer aan vast dan wij toen dachten, dat blijkt uit het debat van hedenmiddag. Heelemaal helder is deze zaak mij nog niet. Ik heb eerst den indruk gekregen, dat er eenige medici waren, die wat al te vrijgevig waren met het afgeven van de attesten voor goedkoope melk. Toen heeft men dit er op gevonden, dat men aan de doktoren het recht om attesten af te geven heeft ontnomen en dit slechts heeft verleend aan het Consul tatiebureau en aan de polikliniek van dr. Gorter. Het is wel een zeer radicale maatregel om, wanneer enkelen verkeerd doen, het iedereen af te nemen, maar is dit inder daad de oplossing van deze kwestie. Een punt dat mij ook niet heelemaal duidelijk geweest is, is dit. Welken brief heeft het Consultatiebureau gekregen? Waartoe heeft het zich bereid verklaard? Het leek mij zoo, dat het antwoord dat U voorlas, Mijnheer de Voorzitter, niet geheel sloeg op de vraag. De Voorzitter. Het zijn geen juristen en het was dus geen conclusie van antwoord. De heer Fokker. Ik had het niet over een conclusie van antwoord. Ik geloof, dat de zaak wel wat te ernstig is voor grapjes. Het is dunkt mij toch wat anders, wanneer de secretaris van een bureau antwoord geeft naar aanleiding van een vraag die gedaan is, dan wanneer hij zich bereid verklaart tot medewerking zooals Burgemeester en Wethouders zich die hadden voorgesteld. Misschien is, om in Uw termino logie te blijven, de conclusie van eiscb, die van Burgemeester en Wethouders is uitgegaan, niet heel duidelijk geweest. Daarom zou ik willen zeggen: Laten wij op het oogenblik de zaak niet afdoen. Het is wel erg gemakkelijk om op Uw mededeeling te zeggenWij handhaven ons besluit, maar ik zou willen vragen, of Burgemeester en Wethouders niet bereid zijn, het dossier, op deze zaak betrekking hebbende, in de Leeskamer neer te leggen ter inzage van de leden. Mis schien vindt een van de leden dan aanleiding om een voorstel te doen. Misschien zijn Burgemeester en Wethouders ook bereid een praeadvies uit te brengen. De Voorzitter. Ik ben het geheel met den heer P'okker eens, dat de zaak te ernstig is om er luchtig overheen te gaan. De heer Fokker is echter gekomen met een verhaal, dat heelemaal niet juist is. Ik heb reeds medegedeeld hoe het gegaan is. Ik heb gezegd, dat naar aanleiding van het Ingekomen Stuk no. 13 van Januari reeds het besluit is genomen, dat de verstrekking van goedkoope melk zou wor den afgeschaft; alleen voor kleine kinderen zou melk worden gegeven. Men had dus nu alleen te maken met den leeftijd, -een medisch attest was niet noodig. Daarop is in de vorige vergadering de verstrekking niet nog meer beperkt, maar hij is integendeel weer uilgebreid, want toen is bepaald, dat de melk zou worden verstrekt voor kleine kinderen, maar ook voor zieke kinderen beneden de 12 jaar op advies van een van de beide genoemde instellingen. Nu weet ik niet, of ik het dossier kan overleggen, want het is gericht tot de Voedingscommissie, maar ik wil het wel voorlezen, het is niet lang. Aan het Consulatiebureau is dan geschreven sWij hebben de eer LI te berichten, dat de Commissie van Advies in zake voedingsmiddelen in hare laatstgehouden ver gadering besloot aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen het daarheen te leiden, dat de verstrekking van goedkoope melk, die thans is beperkt tot kinderen beneden 1 jaar, werd uitgebreid in dier voege dat ook goedkoope melk zal worden gegeven aan kinderen tot den leeftijd van 12 jaar, die ziek zijn. Om echter alle misbruik te voorkomen, zou de Commissie wenschen voor te stellen, dat aan dergelijke kinderen goed koope melk uitsluitend zal worden verstrekt op advies van de medici, verbonden aan de Kinderpolykliniek (onder lei ding van Dr. Gorter staande) en op advies van het Con sultatiebureau van de Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose. Indien Uwerzijds geen bezwaar bestaat, dat een dusdanig voorstel aanhangig wordt gemaakt, verzoeken wij U ons wel te willen mededeelen, hoeveel melk, naar Uwe schatting voor de patiënten van genoemd Consultatiebureau noodig zou zijn, ten einde bij het College van Burgemeester en Wethou ders met het voorstel een raming der kosten te kunnen overleggen. Met een spoedig antwoord zoudt U ons ten zeerste ver plichten." Als antwoord daarop werd het schrijven ontvangen, dat ik zooeven heb voorgelezen. Is dat nu een duidelijk antwoord? Volgens mij, ja. En nu ben ik het met U eens, dat niets is een wet van Meden en Perzen. Er zijn verscheidene onderwerpen, die meermalen of om de paar jaar of zelfs binnen het jaar weer aan de orde komen. Ik stel niets anders voor dan de zaak te laten, zooals zij op het oogenblik is. Wil een van de leden daaromtrent een voorstel indienen, dan zal dit met de noodige ernst wor den overwogen. Het zou de derde verandering zijn na Januari. Ik vind op het moment geen reden verandering in deze regeling te brengen. Ik vind geen aanleiding om nog verder te gaan dan waartoe wij een vorig maal besloten hebben. De heer Fokker. M. d. V. Ik moet zeggen, dat ik het materieel volkomen met U eens ben. Ik vind ook niet, dat er eenige aanleiding is om een voorstel te doen tot verande ring in deze regeling te brengen. Ik heb alleen maar ver zocht ons in de gelegenheid te willen stellen kennis te nemen van het dossier. De Voorzitter. Dat dossier bestaat uit niets anders dan uit dit adres. De heer Fokker. M. d. V. Als dat zoo is, dan kunnen wij over deze zaak eens nadenken. Op het oogenblik is er ook m.i. geen dringende reden om op het genomen besluit terug te komen. U noemde het een verhaal, dat ik gedaan zou hebben. Zoo heb ik mij toch nietv uitgedrukt. Maar waar ieder heeft zijn kleine fouten en zwakheden, waarom zou ik die dan ook niet willen erkennen. En wat nu de zaak zelf betreft moet ik zeggen, dat de fout niet ligt bij Burgemeester en Wethouders maar bij het Consultatiebureau Wordt besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen aan adressante te berichten dat op het genomen besluit thans niet kan worden teruggekomen. H°. Verzoek van P. Werkman om eervol ontslag als leeraar aan de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen. 9°. Verzoek van Mej. W. H. Valk om eervol ontslag als onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse No. 7. 10°. Verzoek van J. Kukler en G. Holswilder om den termijn van ontruiming van het perceel Michielstraat No. 4 ander maal met 6 maanden of langer te verlengen. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders. 11°. Verslag van Curatoren van het Gymnasium omtrent den toestand van het Gymnasium over 1916. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 5