DONDERDAG 20 APRIL 1917. 93 den geheelen Hoogen Rijndijk eene hoogte van 90 c.M. -f N. A.P. te behouden, of zooveel mogelijk is te herkrijgen, al zal dit werk niet binnen een paar jaar zijn afgeloopen. De Voorzitter. Dat kan dan wel 200 jaar duren. Neen, dan moet men dien eisch stellen tegelijkertijd over de geheele lengte van den dijk. Al heb ik er misschien niet zoo heel veel verstand van, ik heb aan dit vak toch wel iets gedaan en nu weet ik toch, dat men dit gedeelte dijk, dat zoo dicht bebouwd is, goed kan gebruiken voor waterkeering. Indertijd heb ik ook zitting gehad in de Commissie voor de oprichting van den Dijkring Flakkee. En nu herinner ik mij, dat de dijk in de kom van dorpen lager mocht zijn, omdat men tusschen de huizen sponningen had aangebracht om daar kistingen in te plaatsen/Hier is nu ook zulk een bebouwd gedeelte, terwijl verder op naar Leiderdorp toe de dijk voor een groot gedeelte is afgegraven. Nu zegt U wel: Rijnland heeft het plan om die gedeelten te doen ophoogen, maar de Zuiderzee zal met doorbreken van de dijken toch wel niet wachten, totdat de dijk geheel klaar zal zijn. Mij dunkt, dat men met dit kleine stukje dijk ook wel had kunnen wachten. Voelt de adviseur van Rijnland zich hierdoor evenwel niet verantwoord en meent hij dezen eisch aan Leiden te moeten stellen, dan wil ik dit niet wijten aan onwelwillendheid. En daarom zeg ik laten wij ons neerleggen bij den eisch van Rijnland. Doen wij het nu niet, dan zullen wij er wellicht later toch toe verplicht zijn. De Hooge Rijndijk kan onmogelijk zoo blijven als hij nu is Vandaar dat Burge meester en Wethouder tnet dit voorstel zijn gekomen. De heer IIoogenboom. M. d. V. U twijfelt er aan of Rijnland de verbetering van den Hoogen Rijndijk wel ter hand zal nemen. Ik verzeker U, dat dit zal gebeuren, al zal de wijze, waarop dit zal geschieden afhangen van wat in verschillende gevallen mogelijk zal zijn. In Noord-Holland is men ook maar niet in eens klaar met het maken van een tweede water keering en moeten de verschillende plannen eerst goed worden overlegd. Men behoeft evenwel niet in twijfel te trekken, dat Riinland tot verbetering van den Hoogen Rijndijk zal overgaan. Ook aan het Rijk is geschreven, dat het heeft te voldoen aan de dezelfde eischen, welke aan Leiden zijn gesteld geworden. De Voorzitter. Bedoelt U dat het Rijk het afgegraven ge deelte van den dijk weer zal gaan ophoogen? De heer IIoogenboom. M. d. V. Rijnland zal berusten in wat het Rijk heeft gemaakt, maar wat verder nog gemaakt moet worden, zal een hoogte krijgen van 90 c.M. -j- N. A. P. Dat klinkt U nu misschien wel vreemd, waar dat komt, omdat U den toestand van den Hoogen Rijndijk niet kent. De Hooge Rijndijk is in den loop der jaren wel eens hier en daar met Rijnlands vergunning verlaagd; waar weder ophooging door bijzondere plaatselijke omstandigheden niet meer doenlijk is, zal in geval van nood moeten overgaan tot het maken van kistdammen, zooals dat in Noord-Holland bij gebrek aan eenige binnen waterkeering met veel moeite aan zeer groote lengte moest geschieden. Daar waar evenwel de Hooge Rijndijk nog niet is afgegraven, is het vanzelf sprekend, dat er behouden behoort te blijven wat bestaat. Daarom is door Rijnland ook aan het Rijk medegedeeld dat voor het gedeelte, dat door het Rijk nog niet werd uitgevoerd, op de verleende vergunning moet worden teruggekomen. De Voorzitter. Des te meer zou ik het plan van Burge meester en Wethouders willen aanbevelen, want ik maak uit het geprokene door den heer Hoogenboom op, dat Rijnland niet van plan is, het Rijk te noodzaken die gedeelten, die ver graven zijn, te herstellen, maar ook dat het Rijk zich neer legt bij het intrekken van de eens verleende vergunning, en daarom geloof ik, dat het Rijk. waar het zelf berust heeft, ons waarschijnlijk niet in het gelijk zal stellen. Op dien grond meen ik, dat wat de heer Aalberse heeft gezegd, in de prac- tijk zou blijken niet juist te zijn. Men kan het onbillijk vinden of niet, ik geloof werkelijk, dat het vechten tegen de bierkaai is, wanneer men zich ver zet. Over eenigen tijd zal men dan toch moeten komen met hetzelfde verzoek en dan krijgt men waarschijnlijk dezelfde vergunning. Ik wil niet aannemen, dat Rijnland gefroisseerd zal zijn wanneer Leiden ook zijn rechten wil handhaven. De heer van Gruting. M. d. V. Ik geloof, dat de opvatting van den heer Hoogenboom absoluut onjuist is. Ik ben zelf degene geweest, die er voor heeft gepleit en ik weet precies, hoe de vork in den steel zat. In elk geval blijft bestaan het feit, dat dat gedeelte van den Rijndijk in een andere positie komt als de rest. De voorstelling die ik en anderen gegeven hebben is dus juist. Alles blijft laag, alleen dat eene stukje moet hooger zijn! Ik zal tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen de heerenPera, J. P. Mulder, Sijtsma, van Gruting, Aalberse, van Tol, van Romburgh, Zwiers, Boter- mans, van der Eist en Briët. Vóór stemmen de heeren: van Hamel, Bots,Fischer, Huur man, van der Lip, A. Mulder, Reimeringer, Hoogenboom en Sasse. XXII. Voorstel tot vaststelling van eene tijdelijke regeling van de bezoldiging der Agenten van Politie 2e klasse. (Zie Ing St. No. 89). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Elst. M. d. V. Ik kan mij begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders er toe gekomen zijn dit voorstel in te dienen, omdat er in dubbel opzicht een noodtoestand is ontstaan. M. i. zal men er evenwel met dit voorstel niet komen. Daar voor is eene verhooging van de bezoldiging met 100.m.i. veel te laag. Ik ben bang, dat er zich niemand beschikbaar zal stellen. Op het oogenblik zijn niet alleen de prijzen der levensmid delen zeer gestegen, maar ook zijn de loonen aanmerkelijk verhoogd, zoodat flinke jonge menschen in de gewone maat schappij veel meer kunnen verdienen dan 700.Wij moeten toch menschen hebben die physiek en intellectueel, wat ont wikkeld zijn. Er moeten derhalve aan de sollicitanten eenige eischen kunnen worden gesteld. Deze kunnen evenwel gemakkelijk ƒ16.a ƒ17.per week verdienen. Ik ben daarom bang, dat wanneer wij het bedrag niet nog meer verhoogen, men er niets mede zal bereiken en dat men dan binnenkort een voorstel van Burgemeester en Wethouders zal mogen ver wachten om het aanvangssalaris weer te verhoogen. Ik kan mij wel begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel hebben gedaan, maar ik verwacht niet, dat het doel er door zal worden bereikt. De beer Pera. M. d. V. Er zijn adressen van agenten in gekomen. Als ik het goed heb begrepen, dan wordt in een adres verzocht om eene gratificatie voor bewezen diensten, aangezien er een aantal agenten te weinig waren. Ik zou nu willen vragen: is het mogelijk aan de agenten, die zooveel zwaarder diensten hebben verricht uit die overgehouden gelden eene gratificatie te geven van ƒ100.Dit zou voor hen eene heel belangrijke tegemoetkoming zijn. Hiermede zou de Raad voldaan hebben aan zijne verplichting ir. verband met het meerder werk door de agenten verricht. Wij zijn gewoon zooals wij er zoo pas nog een hebben toegekend aan den heer Werkman, voor bewezen diensten eene belooning te geven. Deze mag nu dan ook wel aan de agenten worden gegeven. Het geld zou dan zeker goed zijn besteed. Dit geldt te meer daar de traktementen van de agenten niet schitterend kun nen worden genoemd. Door het geven van deze gratificatie zou een weinig in het tekort zijn voorzien. Zou het nu niet mogelijk zijn aan die menschen op deze wijze eenige tege moetkoming te geven De heer Sijtsma. M. d. V. Het komt mij voor, dat wij aan de verhooging met 100 van het aanvangssalaris niet kunnen ontkomen. Daarom zal ik dan ook medegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niettemin wilde ik toch nog iets opmerken. Door deze verhooging zal m.i. evenwel het verband tusschen d£ salarissen der verschillende klassen van agenten worden verbroken. Het zou m. i. dan ook beter zijn om ineens het salaris van alle agenten te verhoogen. Ik wilde hieromtrent geen voorstel doen, omdat de politie geheel tot Uw gebied behoort. De Com missie ad hoe heeft, over dit voorstel gehoord, eenvoudig ge zegd het is niet in strijd met wat wij later willen voorstellen, zonder meer, maar ik voor mij zou liever hebben gezien, dat U nog wat verder ging en ook het salaris der andere agenten wilde verhoogen, dan zou U nog niet in strijd komen tnet wat in de bedoeling der Commissie ad hoe ligt. Wanneer men in een corps een bepaalde groep gaat geven eene salarisverhooging, dan kan het niet anders, of het wekt bij de anderen ontevredenheid. En wanneer dit voorkomen kan worden zonder het verband te verbreken, dan acht ik dit beter. Dan zal bet wel ietwat meer kosten, maar dat is dan alleen tijdelijk, want als straks de loonregeling komt, zal deze, die thans aan de orde is, toch hebben opgehouden te bestaan. Daarom geloof ik dat het beter is, wanneer U met een voorstel komt, waarbij alle salarissen der politie worden herzien. In vergelijking met de andere groepen werk lieden en beambten schijnt de politie er niet best aan toe te zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 19