DONDERDAG 26 APRIL 1917.
91
hebben, niets anders opmaken dan dat de deskundigen van
meening waren, dat men maar moest toegeven, omdat men
toch in hoogste instantie geen gelijk zou krijgen. Ik ben ech
ter nog zoo zeker niet, dat wij in dit geval bij beroep op de
Kroon geen gelijk zouden krijgen tegenover Rijnland.
Ten aanzien van de Provincie ben ik het eens met den
heer Briët. Uit het feit, dat de Provincie bij een nieuw werk,
dat niet zooveel om het lijf had, bereid is geweest met Rijn
land mee te werken, volgt niet, dat Gedeputeerde Staten,
zittend als anderer rechters, rekenen zouden met hetgeen zij
zelf hebben gedaan, maar zij zullen oordeelen naar het objec
tieve feit. Laten wij het in ieder geval beproevenwij kun
nen nog altijd een beroep doen op de Kroon; ik ben er zeker
van*dat de Kroon deze zaak van een geheel andere zijde zal
bezien. Wanneer men dezen dijk wil beschouwen als eene
tweede watcrkeering, dan zal het Rijk inzien, dat de conse
quentie van het besluit van de Kroon ook gelden zal voor den
Rijksdijk en bermen. Daarom zou ik liever afwachten, wat de
beslissing van de Kroon in deze is.
De Voorzitter. Ik geloof, dat wat de kosten betreft de
heeren wat in de war zijn. De hoogere kosten zijn eigenlijk maar
ƒ3000.Door al dat oponthoud zijn de totale kosten evenwel
met ƒ10.000.toegenomen. Door het nieuwe plan wordt de toe
stand veel minder goed, doordat de dijk niet mag worden
afgegraven. Nu zegt de heer Hoogenboom, dat de stukken
onvolledig zouden zijn. Hier kom ik tegen op. De stukken
zijn volkomen in orde. Wanneer rnen de stukken nauwkeurig
leest, zal men dit ook moeten erkennen. De aanmerking
over het gedeelte, waarin gesproken wordt over de verhooging
van de muurtjes, deel ik niet. Men kan dit stuk lezen, zooals
men wil, maar zooals ik het lees, ben ik van meening, dat
het goed is gesteld, en er niets op is aan te merken.
Nu zegt de heer Hoogenboom: maar wat wilt gij dan toch De
toestand zal blijven, zooals'deze was, want Rijnland eischt niets
anders dan dat de dijk zal worden 90 c.M. -J- N. A. P. en de dijk is
immers op de eene plaats 83 c.M. op eene andere plaats 101 c.M.,
dat is dus gemiddeld 90 c.M. De heer Hoogenboom vergeet alleen,
dat er groote kosten voor egalisatie zuller, moeten worden ge
maakt. Waar de hoogte maar is 83 c.M. daar verlangt Rijn
land toch ophooging tot 90 c.M. en nu kan men niet zeggen
Rijnland verlangt niets, want de gemiddelde hoogte is 90 c.M.
Ik wil er niets over zeggen, dat de vergunning gegeven is
na den stormvloed en daarna weer is ingetrokken. Het kan
zijn, dat men er eerst niet zoo van geschrokken is. Zoo wil
ik deze zaak maar beschouwen.
De een is nu eenmaal wat angstiger dan de andere; en nu
wil Rijnland alles zoo secuur mogelijk maken. Maar niemand
zal mij kunnen wijs maken daarin ben ik het geheel met
den heer Aalberse eens dat de verhooging van dit stukje
dijk iets geven zal als waterkeering. Wanneer men langs den
hoogen Rijndijk wat verder doorloopt, dan is er geen boerderij
of huis, of alles is daarvoor afgegraven. Wanneer men dus den
nieuwen toestand zou krijgen, dan zou het onderhavige stuk het
eenige stuk dijk zijn, dat in orde is, kilometers in den omtrek.
Maar en nu kom ik tot een andere kwestie wanneer
aan een College geadviseerd is een zekeren eisch aan anderen
te stellen, dan is dat College verantwoord als het dien eisch
stelt en wegens de macht van de waterschappen is, volgens mij,
daar niet veel aan te doen. De een durft meer verantwoorde
lijkheid op zich nemen dan de ander, maar ik ga er vanuit,
dat hetgeen hier geeischt wordt, geheel te goeder trouw ge
schiedt, en dat Rijnland werkelijk meent, dat het in zijn belang
is en dus zijn plicht is het te eischen.
Wanneer wij nu het plan verwerpen en een procedure
gaan beginnen, komen wij tot moeilijkheden. Waar op som
mige punten de macht van de waterschappen groot is en de
processen lang duren, geloof ik dat het niet gewenscht is,
dat wij ons tegen den eisch verzetten. Ik zeg niet, dat Leiden
een onrecht lijdt, ook niet het omgekeerde, maar het betreft
hier een zaak, die ik ten zeerste bejammer. Er is een toestand
buiten de Utrechtsche poort ontstaan, die door de gemeente nog
steeds wordt gehandhaafd en die ik zeer verkeerd acht. Doordat
het zoolang geduurd heeft, zijn de kosten van een verbetering
alweer 10.000.— hooger geworden. Wie weet hoe de zaak verder
zal loopen. Wanneer wij na verloop van tijd toch gedwongen
worden het hoofd in de schoot te leggen, kan dat vele jaren
hebben geduurd, en wie weet hoe hoog de kosten dan zullen
zijn. Ik geloof, dat er werkelijk een verkeerde toestand heerscht
op dien weg, ook wat de beplanting e. d. betreft en ik vind
het werkelijk verkeerd de verbetering daarvan uit te stellen,
omdat wij het gevoel zouden hebben, dat wij iets doen dat
onnut is. Wij voelen, dat het zonde van het geld is, maar de
heeren moeten wel bedenken, wanneer wij thans het werk
gingen uitvoeren op de manier die wij wenschen, dan was
het ook al 10.000.duurder geworden. De toestand zou dan
wel veel beter worden, dat geef ik toe. maar hoe lang zullen
wij nü niet moeten wachten, eer wij de maatregelen kunnen
nemen die wij wenschen.
Dé Provincie heeft toegegeven en wanneer wij bij haar in
beroep zullen moeten komen, zal zij wellicht moeilijk kunnen
zeggen, dat wij gelijk hebben. Volgens de Belemmeringen wet
moet eerst door de Kroon verklaard worden, dat het werk,
dat gedaan moet worden, een werk is van openbaar belang.
Dan eerst kan het procedeeren beginnen. Hoe lang zal dat
niet duren! Ik blijf erbij, dat het weggegooid geld is, maar
schieten wij er iets bij op, wanneer wij thans weigeren?
Zullen wij het geld later niet met rente op rente moeten uitgeven
en is het nu niet een slechte toestand? Burgemeester en
en Wethouders vinden het ook niet pleizierig; zij hebben alle
mogelijke moeite gedaan om het anders te krijgen. Wij mogen
het van onzen kant een overdreven eisch van Rijnland noemen,
aan den anderen kant kan men te goeder trouw meenen, dat het
een billijke eisch is. Zoo komen wij nooit uit het dilemma; tenzij
wij de procedure beginnen- en dan gelijk krijgen, wat nog
altijd dubieus is. De heeren moeten wel begrijpen, dat, als
wij geen gelijk krijgen, wij hetzelfde met hangende pootjes
weer moeten gaan vragen.
Wij moeten nu niet gaan toegeven aan allerlei gevoelens
van beleedigd te zijn. Wij moeten in deze aangelegenheid
volgen een soort «Realpolitik" en dan moet men mede gaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, want
dat is de snelste oplossing van deze kwestie. Wanneer men
boos is, dan moet men maar eens goed uitslapen, dan zal men
morgen wel weer vroolijk opstaan. Ik geloof, dat dit de eenige
manier is om daar een goeden toestand te verkrijgen.
De heer Huurman. M. d. V. Een enkelé vraag aan den
geachten Wethouder. Hij heeft gezegd, dat de Rijndijk op
de eene plaats gelegen is 83 en op eene andere plaats 101 c.M. -f-
N. A. P. Nu zijn er in de laatste 10 jaren een massa nieuwe
woningen gebouwd aan den Hoogen Rijndijk overeenkomend
met de hoogte van den dijk daar ter plaatse n.l. 15 c.M.
boven den dijk. Nu zou ik willen vragen: zullen die nieuwe
huizen, want daarover alleen spreek ik, nu niet zeer in waarde
dalen, doordat zij, als het voorstel wordt aangenomeD, zul
len komen te liggen onder het profiel van den dijk? Wanneer
dit het geval zou zijn, dan zouden vele gemeentenaren groote
schade lijden en acht ik het beter den toestand te laten zoo
als deze thans is.
De heer Botermans. M. d. V. De heer Briët heeft gevraagd,
of wij wel verantwoord zijn tegenover de menschen, die stukjes
voortuin hebben verkocht. Wij hebben aan die menschen
voorgespiegeld, dat men nu een beteren toestand zou krijgen,
maar in plaats daarvan worden de huizen nog meer in de
diepte gezet. Ik zou het daarom onverantwoordelijk -vinden
van den Raad om mede te gaan met het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Verschillende menschen zijn bij mij
gekomen en hebben mij om advies gevraagd en ik heb gunstig
geadviseerd en in plaats van beter zouden wij den toestand
slechter gaan maken. Ik stel daarom voor, deze zaak uit te
stellen en te trachten met medewerking van de Regeering
onzen zin te krijgen Deze toestand bestaat al 2 a 3 jaar. Het
kan zoo nog wel een paar jaar. Wanneer de oorlog afgeloopen
is, zullen de materialen ook weer in prijs zijn gedaald.
De heer Fischer. M. d. V. Op de vraag van den heer
Huurman antwoord ik, dat de drempels der meeste huizen
ver boven het trottoir komen te liggen. Het voortuintje
alleen komt wat in een put te liggen. De drempels van de
huizen liggen voor het meerendeel 94 c.M. -(- N. A. P. of
hooger. Wat de vraag van den heer Botermans betreft, of de
menschen, die hun voortuintjes hebben afgestaan, gehoord zijn
over dezen eisch van Rijnland, moet ik antwoorden, dat dit
natuurlijk niet het geval is. Het eenige bezwaar, dat men
zal ondervinden is, dat de voortuintjes nu wat dieper zullen
komen te liggen. Sommigen komen 28 c.M. dieper te liggen,
dat is dus een flinke stap en meer niet.
Ik zou niet willen aanraden om in te gaan op het denk
beeld van den heer Botermans, om eerst eens bij de eige
naren te informeeren, of zij het erg prettig zullen vinden. Dat
de toestand voor hen zooveel slechter zal worden, geloof ik
niet. De voortuintjes komen wel wat ongelukkiger te liggen,
maar zij krijgen een bestraat voetpad, dat het geheele jaar
goed te gebruiken is, tegenover het groote aantal kuilen en
plassen, dat er nu is en waardoor daar een groot deel van het
jaar niet is te loopen.
De deskundige, dien wij hierover geraadpleegd hebben, is
degene geweest, die in allereerste instantie advies geeft in deze
zaken, n.l. de hoofdingenieur van de Provincie. Wanneer die
zegt: Het is allermiserabelst, maar wij kunnen er niets aan
doen, dan is er voor ons geen aanleiding om de zaken hooger op
te gaan voeren, wanneer wij weten dat het allereerste advies,
dat zal worden gegeven, ongunstig is.
Men zegt, dat de Provincie zich bij een kleinigheid heeft
neergelegd, maar het is niet zoo'n kleinigheid geweest; het
betrof een omvangrijke verandering bij de aansluiting, die de
r